ECLI:NL:RBGEL:2025:9369

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
ARN 23/3524
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Indicatie banenafspraak wegens duurzaam gebrek aan arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Indicatie banenafspraak ongegrond verklaard. Eiser, die sinds 3 oktober 2000 een Wajong-uitkering ontvangt, is het niet eens met de beslissing van het UWV om zijn aanvraag af te wijzen. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiser en komt tot de conclusie dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank legt uit dat de afwijzing van de aanvraag is gebaseerd op eerdere beoordelingen en rapporten van verzekeringsartsen, die hebben geconcludeerd dat eiser geen basale werknemersvaardigheden heeft en dat zijn ernstige psychische problematiek hem belemmert in zijn participatiemogelijkheden. Eiser heeft in het verleden verzocht om herbeoordeling van zijn arbeidsvermogen, maar deze verzoeken zijn steeds afgewezen. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft meegewerkt aan een psychiatrisch onderzoek, wat zijn zaak niet ten goede komt. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/3524

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. B.J.H.L. Brouwer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M. van Veelen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van eisers aanvraag om een Indicatie banenafspraak. Eiser is het niet eens met deze afwijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV een juiste beslissing heeft genomen. Eiser beschikt duurzaam niet over arbeidsvermogen. Op die grond mocht het UWV eisers aanvraag om een Indicatie banenafspraak afwijzen. Eiser krijgt daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 16 november 2022 heeft het UWV eisers aanvraag om een Indicatie banenafspraak afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

De totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser ontvangt sinds 3 oktober 2000 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer. Daarbij is vastgesteld dat eiser geen benutbare mogelijkheden heeft. Na de inwerkingtreding van de Wajong 2015 op
1 januari 2015, heeft het UWV per 1 januari 2018 een herbeoordeling uitgevoerd. Daarbij is op basis van de dossiergegevens vastgesteld dat eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Dit betekent dat eiser per 1 januari 2018 onveranderd recht heeft op een Wajong-uitkering.
3.1.
Eiser heeft in januari 2019 verzocht om een herbeoordeling van zijn arbeidsvermogen, omdat hij graag naar betaald werk wil worden gere-integreerd. Bij besluit van 4 april 2019 heeft het UWV dit verzoek afgewezen. Het UWV heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat eiser onveranderd duurzaam geen arbeidsvermogen heeft (gebaseerd op een medische en arbeidsdeskundige beoordeling). Bij beslissing op bezwaar van
23 januari 2020 heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het besluit van 4 april 2019 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing op bezwaar heeft eiser beroep ingesteld. Bij uitspraak van 19 november 2020 heeft deze rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard. [1] Tegen deze uitspraak heeft eiser hoger beroep ingesteld. Met de uitspraak van
23 april 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) het hoger beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser op 4 april 2019 niet over basale werknemersvaardigheden beschikt en (onveranderd) duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. [2] Het besluit van 4 april 2019 staat daarmee in rechte vast.
4. Op 7 november 2022 heeft het UWV een formulier ‘Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ (gedateerd 23 september 2022) van eiser ontvangen. Het UWV heeft deze aanvraag opgevat als een aanvraag voor een Indicatie banenafspraak.
4.1.
Met het besluit van 16 november 2022 heeft het UWV besloten om de aanvraag voor een Indicatie banenafspraak af te wijzen, omdat eiser duurzaam niet beschikt over arbeidsvermogen.
4.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 november 2022. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 2 mei 2023 en een rapport van een arbeidsdeskundige b&b van 9 mei 2023 ten grondslag.
Het wettelijk kader
5. Op 1 mei 2015 is de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wbqa) in werking getreden. Met deze wet is de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) op onderdelen gewijzigd.
5.1.
Op grond van artikel 38b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wfsv wordt onder een arbeidsbeperkte verstaan: de persoon, niet zijnde de persoon van wie door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet en die voldoet aan de criteria onder sub a, b, c, d of e van dit artikel.
5.2.
In artikel 38b, eerste lid, onder c, van de Wfsv is opgenomen dat arbeidsbeperkt is degene die recht op een Wajong-uitkering heeft, tenzij deze persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet (Wajong).
Het standpunt van eiser
6. Eiser voert aan dat het bestreden besluit op onjuiste gronden tot stand is gekomen, omdat hij (inmiddels) wel (duurzaam) beschikt over arbeidsvermogen.
Het oordeel van de rechtbank
7. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 2 mei 2023 verwezen naar de verzekeringsgeneeskundige beoordeling van verzekeringsarts Relyveld (neergelegd in het rapport van 14 januari 2020), die ten grondslag ligt aan het besluit van 23 januari 2020 (met als datum in geding 4 april 2019). Relyveld concludeerde destijds dat niet was gebleken dat sprake was van een (zodanige) verbetering van de ernstige psychische problematiek van eiser, dat gesteld kon worden dat hij inmiddels arbeidsvermogen had ontwikkeld. De verzekeringsarts b&b volgt het standpunt van Relyveld, en stelt dat er sprake is van zeer langdurig bestaande ernstige psychische problematiek op grond waarvan aan eiser meer dan twintig jaar geleden een Wajong-uitkering is toegekend. Er zijn in bezwaar door eiser geen (medische) gegevens ingebracht waaruit zou blijken dat hij inmiddels wel zou beschikken over arbeidsvermogen. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusie van Relyveld dat eiser geen arbeidsvermogen heeft ontwikkeld. Daarom komt hij niet in aanmerking voor een Indicatie banenafspraak.
8. Met de uitspraak van de CRvB van 23 april 2025 staat in rechte vast dat eiser op 4 april 2019 niet beschikte over basale werknemersvaardigheden, en daarom duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. De CRvB heeft in deze uitspraak het volgende overwogen:
“4.2. Op basis van de door appellant in bezwaar en beroep overgelegde verklaringen van zijn begeleider(s) is bij de Raad twijfel gerezen over de juistheid van het standpunt van het Uwv dat appellant op 4 april 2019 niet over arbeidsvermogen beschikt omdat hij geen basale werknemersvaardigheden heeft. Daarom heeft de Raad verzekeringsarts M. Roos-Vervoort als deskundige (deskundige) benoemd. De deskundige heeft aangegeven dat zij tijdens haar spreekuur bevestigen noch uitsluiten kon dat appellant lijdt aan een psychiatrische stoornis. Om die reden heeft zij een aanvullend psychiatrisch onderzoek aangewezen geacht. De Raad heeft appellant meegedeeld dat hij op grond van artikel 8:30 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht is aan dit nadere onderzoek door een psychiater mee te werken. Daarbij heeft de Raad appellant erop gewezen dat als hij niet meewerkt aan het nadere onderzoek, de Raad ingevolge artikel 8:31 van de Awb hieruit de gevolgtrekkingen kan maken die hem geraden voorkomen. Appellant heeft aan dit nadere onderzoek van de psychiater om hem moverende redenen niet willen meewerken.
4.3.
De deskundige heeft op 16 april 2024 een rapport uitgebracht en op basis van haar bevindingen bij onderzoek geconcludeerd dat appellant op 4 april 2019 niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Hoewel tot op heden de psychiatrische problematiek van appellant niet exact in kaart is gebracht, is tijdens het onderzoek door de deskundige wel gebleken dat bij appellant sprake is van psychiatrische problematiek, vermoedelijk een persoonlijkheidsstoornis. De persoonlijkheidsstoornis kon niet verder worden gespecificeerd omdat appellant niet heeft niet willen meewerken aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek. Deze weigering bevestigt volgens de deskundige het beperkte ziekteinzicht van appellant. De persoonlijkheidsstoornis belemmert appellant in zijn participatiemogelijkheden. Appellant ervaart moeilijkheden in de communicatie met collega’s en met werkafspraken maken en nakomen. Ook zijn er moeilijkheden in de omgang met externe factoren, zoals omgangsvormen op het werk en het ontbreken van een eigen steunsysteem. Verder wegen nog persoonlijke factoren mee; appellant overschat zichzelf en hij erkent niet dat er een stoornis bestaat, er is geen ziekte-inzicht. De deskundige heeft geconcludeerd dat appellant hierdoor niet voldoet aan de vereisten voor het vaststellen van duurzame basale werknemersvaardigheden. De deskundige heeft bij haar onderzoek meegewogen dat appellant op dit moment werkzaam is bij een bedrijf (op basis van een betaalde vrijwilligersovereenkomst) en dat hij reguliere omgangsvormen laat zien op het werk en met collega’s. Het wankele evenwicht tussen de mogelijkheden van appellant en zijn draagkracht is echter beperkt, waarbij ook het verleden van appellant van belang is. Ook na kennisneming van de reactie van appellant heeft de deskundige dit standpunt gemotiveerd gehandhaafd.” [3]
9. Met de brief van 2 september 2025 heeft de rechtbank aan eiser gevraagd of de uitspraak van de CRvB van 23 april 2025 aanleiding geeft om het beroep in te trekken. Met de brief van 12 september 2025 heeft eiser hierop gereageerd en aangegeven het beroep te handhaven.
10. Eiser heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij (in de procedure bij de CRvB over de beoordeling van zijn arbeidsvermogen) heeft geweigerd om mee te werken aan het psychiatrisch onderzoek in het kader van de deskundigenprocedure, omdat hij een moeilijke jeugd heeft gehad en deze niet wilde oprakelen.
10.1.
De rechtbank stelt vast dat, ondanks dat eiser niet heeft meegewerkt aan het psychiatrisch onderzoek – wat zijn reden hiervoor ook was – de deskundige wel een inhoudelijk antwoord heeft gegeven op de vragen van de CRvB. De deskundige heeft geconcludeerd dat eiser duurzaam niet over basale werknemersvaardigheden beschikt.
11. Tijdens de zitting heeft eiser gesteld dat hij inmiddels wel duurzaam over basale werknemersvaardigheden beschikt. Hij heeft aangevoerd dat hij in zijn vrijwilligerswerk goed functioneert. In de procedure over de beoordeling van zijn arbeidsvermogen, heeft hij verklaringen overgelegd van zijn werkbegeleider(s) die dit bevestigen. Door deze overgelegde verklaringen is bij de CRvB twijfel gerezen over de juistheid van het standpunt van het UWV.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat de deskundige deze verklaringen bij haar beoordeling heeft betrokken. Uit de uitspraak van de CRvB van 23 april 2025 blijkt immers dat de deskundige bij haar onderzoek heeft meegewogen dat eiser op dat moment werkzaam was bij een bedrijf (op basis van een betaalde vrijwilligersovereenkomst) en dat hij reguliere omgangsvormen heeft laten zien op het werk en met collega’s. Het wankele evenwicht tussen de mogelijkheden van eiser en zijn draagkracht werd echter beperkt bevonden, waarbij ook het verleden van eiser van belang werd geacht. [4]
12. Niet is gebleken dat het functioneren van eiser nu anders is dan hetgeen door de deskundige in de procedure bij de CRvB (over de beoordeling van eisers arbeidsvermogen) is meegenomen en beoordeeld.
De rechtbank merkt op dat eiser in deze procedure (in het kader van zijn aanvraag voor een Indicatie banenafspraak) geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in bezwaar te worden gehoord. Ook heeft hij afgezien van een medisch onderzoek door de verzekeringsarts b&b. Daar komt bij dat in beroep geen gronden zijn ingediend of (medische) stukken zijn overgelegd door eiser, waaruit blijkt dat eiser inmiddels wel (duurzaam) beschikt over basale werknemersvaardigheden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Kouwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer AWB 20 / 1190.
3.ECLI:NL:CRVB:2025:655, rechtsoverweging 4.2 en 4.3.
4.ECLI:NL:CRVB:2025:655, rechtsoverweging 4.3.