ECLI:NL:RBGEL:2025:9037

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11781519
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging arbeidsovereenkomst en klokkenluidersmelding in het kader van bedrijfseconomische omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de besloten vennootschap NEW MOVEMENTS INNOVATIONS B.V. (NMI). De werknemer had een verzoek ingediend tot herstel van zijn arbeidsovereenkomst, die door NMI was opgezegd op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. De werknemer stelde dat de opzegging verband hield met een klokkenluidersmelding die hij had gedaan over vermeende misstanden binnen het bedrijf. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst geen verband hield met de klokkenluidersmelding en dat NMI voldoende herplaatsingsinspanningen had verricht. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging rechtsgeldig was, omdat NMI haar bedrijf om bedrijfseconomische redenen had moeten sluiten. De rechter heeft de verzoeken van de werknemer afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer / rekestnummer: 11781519 \ HA VERZ 25-48
Beschikking van 23 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. G. Golstein,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEW MOVEMENTS INNOVATIONS B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
verwerende partij,
hierna te noemen: NMI,
gemachtigde: mr. B. de Bruijn.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift met 50 producties ingediend dat op
25 juni 2025 door de griffie van de rechtbank is ontvangen. Op 10 september 2025 heeft [verzoeker] de aanvullende producties 51 tot en met 56 ingediend.
1.2.
NMI heeft bij verweerschrift van 17 september 2025 met 54 producties op het verzoekschrift gereageerd. Op 23 september 2025 heeft NMI een aangepast productieoverzicht overgelegd.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 25 september 2025 plaatsgevonden.
Hierbij was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door mr. G. Golstein.
Namens NMI waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig, bijgestaan door
mr. B. de Bruijn.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen en hun gemachtigden hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. De gemachtigde van [verzoeker] heeft ook spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen.
1.5.
Ten slotte is de datum van beschikking op heden bepaald.
2. De feiten
2.1.
NMI was een strategisch innovatiebureau dat met slimme hardware- en softwareoplossingen organisaties naar een hoger niveau bracht. Verder hielp NMI organisaties met strategische groei door het onderscheidend vermogen te vergroten, efficiëntieslagen te realiseren en innovaties van het productportfolio door te voeren.
2.2.
NMI was als afzonderlijke werkmaatschappij onderdeel van de Visser & Visser Groep (hierna: V&V). V&V houdt zich, onder andere, bezig met accountancy, belastingadvies, audits, corporate finance en organisatieadvies.
2.3.
Op 1 januari 2022 is [verzoeker] voor 32 uur per week en voor onbepaalde tijd bij NMI in dienst getreden in de functie van Senior Consultant R&D, tegen een salaris van
laatstelijk € 5.768,00 per maand exclusief 8% vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.4.
Op 26 juli 2024 heeft [verzoeker] per e-mail aan [naam 3] (CEO van V&V) aangekondigd een melding te willen doen onder de klokkenluidersregeling van NMI in verband met vermeende misstanden. [verzoeker] heeft ook om een gesprek gevraagd.
2.5.
Op 29 juli 2024 heeft NMI aan haar ondernemingsraad advies gevraagd over haar voornomen om de activiteiten van NMI te verkopen of, indien dit niet lukt, algeheel te beëindigen.
2.6.
Op 22 augustus 2024 heeft NMI een personeelsbijeenkomst georganiseerd waarin zij haar personeelsleden heeft geïnformeerd over de toekomst van NMI.
2.7.
Op 10 september 2024 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld in verband met beperkingen in het vermogen om zich goed te kunnen focussen, om te gaan met prikkels, pieken in productiviteit en energie.
2.8.
Op 12 februari 2025 heeft NMI aan het UWV toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te mogen opzeggen op grond van bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder a BW bestaande uit een algehele beëindiging van de bedrijfsactiviteiten.
2.9.
Bij beslissing van 7 april 2025 heeft het UWV toestemming aan NMI verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen.
2.10.
Op 7 april 2025 heeft NMI de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per
1 juni 2025 opgezegd.

3.De verzoeken

Primair
Primair
3.1.
Op grond van artikel 7:682 lid 1 onderdeel a BW verzoekt [verzoeker] de kantonrechter, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. NMI te veroordelen om de door haar bij brief van 7 april 2025 per 1 juni 2025 met
[verzoeker] opgezegde arbeidsovereenkomst te herstellen;
NMI te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen het verschuldigde salaris ad
€ 5.768,00 bruto per maand, te vermeerderen met alle emolumenten, waaronder 8% vakantiebijslag, vanaf 1 juni 2025 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
NMI te veroordelen om ex artikel 7:625 BW aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging in de betaling van het aan [verzoeker] toekomende salaris, berekend over het onder sub b gevorderde bedrag en over de periode dat het salaris door NMI niet uiterlijk de derde werkdag na die waarop de voldoening had moeten geschieden is voldaan tot de dag van volledige betaling;
NMI te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de onder sub b en c gevorderde bedragen, vanaf het moment dat deze bedragen opeisbaar zijn tot de dag van volledige betaling;
NMI te veroordelen om [verzoeker] toe te laten tot passende werkzaamheden binnen (primair) NMI en (subsidiair) V&V, conform zijn belastbaarheid en de medische adviezen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag of gedeelte daarvan dat NMI in gebreke blijft hieraan te voldoen;
NMI te veroordelen om volledige re-integratieverplichtingen na te komen conform artikel 7:658a BW;
Subsidiair
Op grond van artikel 7:682 lid 1 onderdeel b BW verzoekt [verzoeker] de kantonrechter, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
NMI te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen een billijke vergoeding ter grootte van € 246.164,00, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen billijke vergoeding;
NMI te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over het onder a gevorderde bedrag, vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
Subsidiair
Primair
Op grond van artikel 7:681 lid 1 onderdeel b BW verzoekt [verzoeker] de kantonrechter, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
om de door NMI bij brief van 7 april 2025 per 1 juni 2025 gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op die datum niet rechtsgeldig is geëindigd en sindsdien dus voortduurt;
NMI te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen het verschuldigde salaris ad
€ 5.768,00 bruto per maand, te vermeerderen met alle emolumenten, waaronder 8% vakantiebijslag, vanaf 1 juni 2025 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
NMI te veroordelen om ex artikel 7:625 BW aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging in de betaling van het aan [verzoeker] toekomende salaris, berekend over het onder sub b gevorderde bedrag en over de periode dat het salaris door NMI niet uiterlijk de derde werkdag na die waarop de voldoening had moeten geschieden is voldaan tot de dag van volledige betaling;
NMI te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de onder sub b en c gevorderde bedragen, vanaf het moment dat deze bedragen opeisbaar zijn tot de dag van volledige betaling;
NMI te veroordelen om [verzoeker] toe te laten tot passende werkzaamheden binnen (primair) NMI en (subsidiair) V&V, conform zijn belastbaarheid en de medische adviezen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag of gedeelte daarvan dat NMI in gebreke blijft hieraan te voldoen;
NMI te veroordelen om volledige re-integratieverplichtingen na te komen conform artikel 7:658a BW;
Subsidiair
Op grond van artikel 7:681 lid 1 onderdeel b BW verzoekt [verzoeker] de kantonrechter, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
NMI te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen een billijke vergoeding ter grootte van € 246.164,00, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen billijke vergoeding;
NMI te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over het onder a gevorderde bedrag, vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
Primair en subsidiair
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, NMI te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking.
3.2.
NMI heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen, met veroordeling van hem in de proceskosten.
3.3.
Op hetgeen [verzoeker] aan zijn verzoeken ten grondslag heeft gelegd, alsmede het verweer dat NMI hiertegen gevoerd heeft, wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Geen switch
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een werknemer, die vindt dat zijn arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd door zijn werkgever, in een procedure een keuze moet maken tussen (i) een verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst of vernietiging van de opzegging of (ii) een verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding. De kantonrechter is niet bevoegd om ambtshalve in plaats van herstel of vernietiging een billijke vergoeding toe te kennen.
[verzoeker] heeft primair gekozen voor herstel van de arbeidsovereenkomst, dan wel vernietiging van de opzegging en heeft tijdens de mondelinge behandeling geen ‘switch’ gemaakt. Hiermee heeft [verzoeker] ervoor gekozen zijn primaire verzoeken tot herstel van de arbeidsovereenkomst, dan wel vernietiging van de opzegging en de daarbij behorende nevenvorderingen te laten beoordelen en niet zijn subsidiaire verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding en de daarbij behorende nevenvorderingen.
Hierna wordt dan ook alleen ingegaan op de primaire verzoeken die [verzoeker] onder zijn primaire en subsidiaire verzoek heeft gedaan.
Klokkenluidersmelding
4.2.
[verzoeker] stelt dat op grond van artikel 17 en verder van de Wet bescherming klokkenluiders (hierna: Wbk) het wettelijk vermoeden bestaat dat de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst verband houdt met de klokkenluidersmelding die hij gedaan heeft. Volgens [verzoeker] bevestigt NMI dit vermoeden, omdat het door haar ingenomen voornemen tot sluiting pas ontstond na de klokkenluidersmelding door [verzoeker] ,
NMI geen serieuze herplaatsingsinspanningen heeft verricht, een onafhankelijk onderzoek geweigerd heeft en heeft geprobeerd de melding te diskwalificeren, waarbij de besluitvorming ondoorzichtig was. Deze opeenstapeling van omstandigheden maakt volgens [verzoeker] dat zijn ontslag niet los gezien kan worden van zijn klokkenluidersmelding en daarmee als benadeling in de zin van de Wbk kwalificeert.
NMI betwist het voorgaande en voert aan dat de klokkenluidersmelding door [verzoeker] volledig los staat van de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst vanwege een algehele beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van NMI.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft NMI – onweersproken – verklaard dat zij op 20 juni 2024 een gesprek met haar gemachtigde heeft gevoerd over de slechte financiële resultaten en bedrijfsbeëindiging. [verzoeker] heeft op 26 juli 2024 aangekondigd een melding onder de klokkenluidersregeling te willen doen en NMI heeft op 29 juli 2024 een adviesaanvraag bij haar ondernemingsraad ingediend in verband met het verkopen van haar activiteiten, dan wel de onderneming algeheel te beëindigen.
Niet gesteld door [verzoeker] of gebleken is dat deze adviesaanvraag in het tijdsbestek tussen 26 en 29 juli 2024 opgesteld is en als onbetwist staat vast dat reeds op 20 juni 2024 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen NMI en haar gemachtigde over een bedrijfsbeëindiging. Hiermee is door NMI voldoende weerlegd dat zij het voornemen om haar activiteiten te verkopen, dan wel haar onderneming te beëindigen al had, voordat
[verzoeker] zijn klokkenluidersmelding gedaan heeft.
Het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] , dient dan ook los gezien te worden van zijn aankondiging om een melding onder de klokkenluidersregeling te willen doen en er is reeds daarom geen sprake van benadeling van [verzoeker] in de zin van de Wbk.
Opzegging arbeidsovereenkomst
4.4.
Op grond van artikel 7:669 lid 1 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
4.5.
In artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub a BW is bepaald dat onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 wordt verstaan het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering.
4.6.
Op grond van artikel 7:682 lid 1 sub a BW kan de kantonrechter op verzoek van een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd met de toestemming, bedoeld in artikel 671a, de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen indien de opzegging in strijd is met artikel 669, lid 1 of lid 3, onderdeel a of b.
4.7.
Uit de wetsgeschiedenis (zie Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 31) volgt dat in een procedure als de onderhavige de kantonrechter bij zijn beoordeling dient te toetsen aan dezelfde (wettelijke) criteria als die voor het UWV gelden. Deze (wettelijke) criteria zijn verwoord in de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
23 april 2015 (Stcrt. 2015, 12685) tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (hierna: de Ontslagregeling). Op grond van de Ontslagregeling dient een werkgever aannemelijk te maken dat er structureel arbeidsplaatsen vervallen door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsuitvoering (paragraaf 2 van de Ontslagregeling). Tevens dient voldaan te zijn aan het afspiegelingsbeginsel indien sprake is van uitwisselbare functies (paragraaf 4 van de Ontslagregeling) en, tot slot, dient er geen mogelijkheid te zijn om de werknemer binnen een redelijke termijn (al dan niet met behulp van scholing) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming (paragraaf 3 van de Ontslagregeling).
4.8.
Vooropgesteld wordt dat het een werkgever vrij staat om voor een bepaalde bedrijfsvoering en inrichting van zijn onderneming te kiezen, ook als dat leidt tot een organisatieverandering met verlies van arbeidsplaatsen. Bij de toetsing van die keuze past dan ook een zekere mate van terughoudendheid, maar de werkgever moet zich wel voor zijn keuze verantwoorden door de bedrijfseconomische reden voor in casu het structureel laten vervallen van een arbeidsplaats aannemelijk te maken.
4.9.
In de procedure bij het UWV heeft NMI aangevoerd dat zij haar bedrijf volledig gaat sluiten als gevolg waarvan alle functies binnen NMI komen te vervallen.
Ter onderbouwing hiervan voert NMI aan dat haar financiële situatie in combinatie met het aantal opdrachten en verdere ontstane problemen binnen NMI onvoldoende vertrouwen biedt om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten. In 2023 bedroeg het verlies van NMI
€ 65.770,00 en in 2024 € 121.718,00. Voor 2025 is het maandelijkse verlies begroot op
€ 25.000,00 (omzet minus kosten). Hiervan uitgaande zou het verlies per 1 juli 2025
reeds € 150.000,00 bedragen, hetgeen voor NMI onhoudbaar is. Verder ontbreekt binnen NMI een stevige rol op commercieel gebied (leads genereren en opvolgen) en een tweede rol op projectmanagement-/operationeel niveau. Daarnaast staan de activiteiten van NMI verder af van de (kern)dienstverlening van V&V en zijn deze minder in lijn met de strategie 2030 van de V&V Groep. Dit en de geleden verliezen zijn voor V&V reden geweest om de bedrijfsactiviteiten van NMI te beëindigen. V&V heeft gedurende ongeveer zes maanden door Arpentus, eveneens onderdeel van V&V, laten onderzoeken of NMI wellicht nog kon worden verkocht aan een derde partij, maar dit is niet gelukt. NMI heeft vervolgens over haar voorgenomen besluit tot beëindiging van de bedrijfsactiviteiten advies gevraagd aan de Ondernemingsraad. Zij heeft hier een positief advies over afgegeven.
4.10.
[verzoeker] betwist dat sprake is van voldoende bedrijfseconomische noodzaak die kan leiden tot de voornoemde beslissing van NMI. In dit kader voert [verzoeker] aan dat:
  • NMI geen actuele financiële documenten, zoals winst- en verliesrekeningen, balansen of kasstromen, noch een accountantsverklaring heeft overgelegd;
  • NMI geen inzicht heeft gegeven in de invloed van interne beleidskeuzes op de omzetdaling;
  • NMI geen onderzoek heeft gedaan naar redelijke alternatieven, zoals kostenreductie, herstructurering binnen NMI, samenwerking of integratie binnen het concern;
  • NMI geen serieuze verkoopinspanningen heeft gedaan; er zijn geen biedingen, onderhandelingen of afwijzingen aangetoond en een door [verzoeker] aangedragen geïnteresseerde partij is niet benaderd;
  • NMI de functie van [verzoeker] niet feitelijk laat vervallen, nu zijn werkzaamheden (AI, data-analyse) worden voortgezet binnen andere onderdelen van het concern;
  • NMI geen objectief en integraal beëindigingsplan heeft vastgesteld;
  • NMI niet inhoudelijk heeft gereageerd op de vervolgvragen over de afhandeling van de klokkenluidersmelding die [verzoeker] heeft gedaan;
  • collega’s van [verzoeker] zijn overgestapt naar IPS;
  • een faillissementsaanvraag meer voor de hand had gelegen, indien werkelijk sprake was van acute financiële nood.
4.11.
NMI heeft, als productie 6 bij haar verweerschrift, onder andere, haar winst- en verliesrekening over 2023 overgelegd, waaruit blijkt dat het verlies in 2023 € 65.770,00 bedraagt. In productie 8 bij haar verweerschrift heeft NMI nader toegelicht welke activiteiten zij heeft ondernomen om NMI te verkopen. Uit productie 12 bij het verweerschrift volgt dat de reden voor het ontslag van [verzoeker] geen verband houdt met de door hem gedane klokkenluidersmelding, alsmede dat de overige drie werknemers van NMI toch geen aanbod van IPS hebben gekregen en dat NMI hen ook een beëindigingsovereenkomst heeft aangeboden. Daarnaast is de overeenkomst met de zzp-er die NMI inschakelde per 1 mei 2025 beëindigd. Verder blijkt uit productie 35 bij het verweerschrift dat NMI de huur van haar pand heeft opgezegd en in productie 36 bij het verweerschrift is het plan opgenomen dat NMI heeft opgesteld om haar resterende klanten te informeren over haar sluiting en onder te brengen bij een andere leverancier.
Gelet hierop is de kantonrechter, indachtig de ondernemersvrijheid die NMI toekomt, van oordeel dat zij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd hoe zij tot de uitgevoerde bedrijfsbeëindiging heeft kunnen komen. Ook zonder een verlieslatende situatie, die hier wel aan de orde is, mag een werkgever besluiten haar organisatie te beëindigen, met als gevolg dat arbeidsplaatsen komen te vervallen. Of de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] daarmee ook mocht worden beëindigd komt hierna aan de orde.
Opzegverbod tijdens ziekte
4.12.
[verzoeker] voert aan dat NMI de arbeidsovereenkomst met hem heeft opgezegd, terwijl sprake was van een opzegverbod wegens ziekte, zoals bedoeld in artikel 7:670 lid 1 BW. Ten aanzien hiervan overweegt de kantonrechter als volgt.
4.13.
In artikel 7:670 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever – in beginsel – de arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. In uitzondering hierop bepaalt artikel 7:670a lid 2 aanhef en sub d BW dat het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing is indien de opzegging geschiedt wegens ‘de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming’. Deze uitzondering geldt niet indien de werkneemster zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet, maar hier is geen sprake van.
Zoals hiervoor is overwogen, is sprake van algehele bedrijfsbeëindiging aan de zijde van NMI en was haar dit ook toegestaan. Dit betekent dat de uitzondering op het opzegverbod geldt en het NMI was toegestaan de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] tijdens zijn ziekte op te zeggen. Het door [verzoeker] in dit kader opgeworpen verweer treft dan ook geen doel.
Herplaatsing
4.14.
Op grond van artikel 7:671b lid 2 in samenhang met artikel 7:669 BW geldt, naast het aanwezig zijn van een redelijke grond voor ontbinding, als extra voorwaarde voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
Op grond van artikel 9 lid 1 van de Ontslagregeling worden, bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer, arbeidsplaatsen betrokken waarvoor een vacature bestaat of binnen de redelijke termijn bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Ontslagregeling een vacature zal ontstaan (ECLI:NL:GHARL:2018:2478). De herplaatsingsplicht betekent voor een werkgever een inspanningsplicht en niet een prestatieplicht. Het is voor een werkgever dus niet verplicht om de werknemer ook daadwerkelijk ergens te herplaatsen, zolang de werkgever kan aantonen dat hij zich voldoende heeft ingespannen om de werknemer te herplaatsen.
In artikel 9 van de Ontslagregeling is nader uitgewerkt wanneer een functie als ‘passend’ kan worden aangemerkt. Zo moet het volgens dat artikel onder meer gaan om een functie of een vacature die aansluit bij de werknemer op basis van zijn opleiding, ervaring en capaciteiten.
4.15.
In het kader hiervan heeft [verzoeker] gesteld dat NMI niet heeft voldaan aan de in het kader van artikel 7:669 lid 1 BW op haar rustende verplichting om een objectief en op maat uitgevoerd herplaatsingsonderzoek uit te voeren. Het herplaatsingsonderzoek bestaat slechts uit de memo’s van de heer J. Bild van 22 januari 2025 en de heer W. Schellevis van
6 februari 2025, terwijl op 24 januari 2025 al aan [verzoeker] is aangekondigd dat een ontslagaanvraag bij het UWV voor hem gedaan zou worden.
Verder heeft NMI alleen een vacature-overzicht toegestuurd, zonder functiematching of overleg, keek zij alleen naar direct openstaande vacatures, terwijl bij zieke werknemers gekeken moet worden naar vacatures die binnen een termijn van 3 tot 6 maanden te verwachten zijn, zijn passende functies weggelaten of uitgesloten vanwege een mogelijk lager salarisniveau, is geen herplaatsingsonderzoek binnen het concern uitgevoerd, ondanks openstaande of te verwachten vacatures bij Growteq, BTSG of andere groepsmaatschappijen en zijn geen scholingsmogelijkheden onderzocht.
4.16.
NMI betwist het voorgaande en voert aan dat zij heeft onderzocht of mogelijkheden bestonden om [verzoeker] binnen de V&V Groep te herplaatsen. [verzoeker] heeft echter geweigerd zijn medewerking hieraan te verlenen door herhaaldelijk, zonder goede reden, een gesprek met NMI over de mogelijkheden tot herplaatsing uit de weg te gaan.
Dit dient voor rekening en risico van [verzoeker] te blijven, nu een herplaatsingsonderzoek een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer is, ook in geval van arbeidsongeschiktheid. Verder heeft NMI gemotiveerd betwist waarom de functies die [verzoeker] in de procedure bij het UWV als mogelijk passend voor hem heeft genoemd, niet passend voor hem zijn.
4.17.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft NMI voldoende herplaatsingsinspanningen verricht. Hierna legt de kantonrechter uit waarom.
4.18.
Op 22 januari 2025 heeft NMI een interne memo over het herplaatsingsadvies van [verzoeker] opgesteld. Hierin zijn de eigenschappen en kwaliteiten van [verzoeker] beschreven, alsmede de geschikte functies die hierbij passen. De conclusie is echter dat het profiel van [verzoeker] niet goed aansluit bij de vacatures die V&V heeft, aangezien hierin de behoefte van [verzoeker] aan vrijheid, innovatiegedrevenheid en multidisciplinaire focus ontbreken. Bij brief van 24 januari 2025 is aan [verzoeker] medegedeeld dat NMI, gelet op haar financiële situatie, besloten heeft haar activiteiten te beëindigen, dat het niet mogelijk is om [verzoeker] te herplaatsen en dat een procedure bij het UWV wordt gestart om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te beëindigen. NMI nodigt [verzoeker] uit voor een gesprek op 6 februari 2025 waarin het voorgaande mondeling wordt toegelicht.
4.19.
Als reactie hierop heeft [verzoeker] bij e-mail van 31 januari 2025 aangegeven dat hij door zijn ziekte niet in staat is om fysiek of telefonisch deel te nemen aan een gesprek, ook geen behoefte heeft aan een mondelinge toelichting en hij verzoekt om de communicatie uitsluitend schriftelijk te laten verlopen. NMI reageert hier bij e-mail van
3 februari 2025 op en geeft aan dat zij de herplaatsings(on)mogelijkheden graag met
[verzoeker] wil bespreken en zij verzoekt hem op 6 februari 2025 toch op gesprek te komen, dat ook via Microsoft Teams plaats kan vinden. Daarnaast stuurt NMI de link naar de website met openstaande vacatures bij V&V toe. Hierop blijft een reactie van
[verzoeker] uit, waarna NMI hem op 6 februari 2025 nogmaals uitnodigt voor een gesprek via Teams op 11 februari 2025. NMI ziet geen herplaatsingsmogelijkheden, maar [verzoeker] is een link naar alle beschikbare vacatures toegezonden met de vraag of hij wellicht zelf nog mogelijkheden ziet. Op 7 februari 2025 reageert [verzoeker] per e-mail.
De bedrijfsarts heeft beperkingen vastgesteld die haaks staan op deelname aan een gesprek, zodat de communicatie schriftelijk dient te verlopen. Op openstaande vacatures gaat
[verzoeker] niet in. Vervolgens stuurt NMI op 10 februari 2025 een brief naar
[verzoeker] . Hierin wordt – kort gezegd – aangegeven dat [verzoeker] volgens de bedrijfsarts wel in staat is om met NMI in gesprek te gaan en zij doet een voorstel om de arbeidsovereenkomst middels een vaststellingsovereenkomst te beëindigen. Vervolgens dient NMI op 12 februari 2025 een ontslagaanvraag voor [verzoeker] bij het UWV in.
4.20.
Uit het plan van aanpak dat partijen hebben opgesteld blijkt dat [verzoeker] een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend in telefonisch of schriftelijk contact kan hanteren. [verzoeker] is, onder voorwaarden, akkoord gegaan met dit plan van aanpak en heeft het op 13 mei 2025 ondertekend.
Door [verzoeker] is niet gesteld dat sprake was van een agressieve of onredelijke benadering door NMI en ook anderszins is dit niet gebleken. Gelet hierop was het dan ook niet redelijk van [verzoeker] om te weigeren met NMI in gesprek te gaan over de herplaatsings(on)mogelijkheden. Nu de bedrijfsarts heeft geoordeeld dat [verzoeker] zelfs contact kan hebben met agressieve of onredelijke mensen, mits telefonisch of schriftelijk, had een gesprek met NMI – desnoods via Teams – naar het oordeel van de kantonrechter van hem mogen worden verwacht. Dat dat niet heeft plaatsgevonden komt daarom voor zijn rekening en risico en kan NMI niet worden verweten.
De start van het herplaatsingsonderzoek door NMI was niet volgens de regels der kunst, maar NMI heeft dit hersteld door [verzoeker] hier alsnog, voor het indienen van de ontslagaanvraag bij het UWV, bij te betrekken door hem meerdere keren uit te nodigen voor een gesprek, de link naar de website met openstaande vacatures toe te sturen en hem te vragen of hij mogelijkheden ziet. [verzoeker] is, zonder redelijke grond hiervoor, niet ingegaan op de uitnodiging voor een gesprek een heeft ook niet schriftelijk gereageerd op de openstaande vacatures en de eventuele mogelijkheden die hij hierin ziet. Pas in de procedure bij het UWV heeft [verzoeker] diverse vacatures benoemd die mogelijk passend zijn, maar telkens zonder motivatie hierbij.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de kantonrechter dan ook van oordeel dat – al met al – NMI voldoende herplaatsingsinspanningen heeft verricht.
Conclusie
4.21.
Zoals hiervoor is overwogen, houdt de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] geen verband met zijn klokkenluidersmelding, was het NMI toegestaan haar bedrijf te beëindigen op grond van bedrijfseconomische omstandigheden, is het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing en heeft NMI voldaan aan haar herplaatsingsinspanningen. De opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] door NMI is dan ook rechtsgeldig. Dit leidt ertoe dat het verzoek van [verzoeker] om de arbeidsovereenkomst die door NMI bij brief van 7 april 2025 per 1 juni 2025 is opgezegd, te herstellen, dan wel deze opzegging te vernietigen, niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Proceskosten
4.22.
De kantonrechter bepaalt dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat de aard van de zaak daartoe aanleiding geeft, nu geen sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de primaire verzoeken die [verzoeker] onder zijn primaire en subsidiaire verzoek gedaan heeft af,
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [1] .
Deze beschikking is gegeven door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2025.
48073 53854

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.