ECLI:NL:RBGEL:2025:8132

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
11641424
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen faillissement van een gedaagde partij in conventie en eisende partijen in reconventie met betrekking tot bevoegdheidsincident en curator oproeping

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 10 september 2025 een vonnis gewezen in een civiele procedure. De zaak betreft de gevolgen van het faillissement van [gedaagde 2 in conv], dat op 22 juli 2025 is uitgesproken, en de impact daarvan op de vorderingen van de eisende partijen in conventie en de gedaagde partijen in reconventie. De eisende partijen, bestaande uit [eiser 1 in conv], [eiser 2 in conv], [eiser 3 in conv], en [eiser 4 in conv], hebben vorderingen ingesteld tegen de gedaagde partijen, waaronder [gedaagde 1 in conv], [gedaagde 2 in conv], [gedaagde 3 in conv], [gedaagde 4 in conv], en [gedaagde 5 in conv]. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 9 juli 2025 overwogen dat de vorderingen van onbepaalde waarde zijn en dat partijen de procedure bij de kantonrechter wensen voort te zetten. Na het faillissement van [gedaagde 2 in conv] zijn de vorderingen tegen deze partij van rechtswege geschorst op grond van artikel 29 Fw. De kantonrechter heeft besloten dat de procedure in conventie tegen [gedaagde 2 in conv] geschorst blijft, terwijl de procedure tegen de overige gedaagden kan worden voortgezet. De eisende partijen hebben de mogelijkheid gekregen om de curator op te roepen om de procedure over te nemen. De beslissing in reconventie is aangehouden, met de mogelijkheid voor de eisende partijen om de curator op te roepen binnen een termijn van vier weken. De zaak zal opnieuw op de rol komen op 8 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11641424 \ CV EXPL 25-2828
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van

1.[eiser 1 in conv] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2 in conv],
te [vestigingsplaats] ,
3.
[eiser 3 in conv],
te [vestigingsplaats] ,
4.
[eiser 4 in conv],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers in conv] ,
gemachtigde: mr. F. Ortiz Aldana,
tegen

1.[gedaagde 1 in conv] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2 in conv],
te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde 3 in conv],
te [vestigingsplaats] ,
4.
[gedaagde 4 in conv],
te [vestigingsplaats] ,
5.
[gedaagde 4 in conv],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conv] ,
gemachtigde: mr. E.M. Uijttewaal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 juli 2025 en de daarin genoemde processtukken;
- akte uitlaten partijen van [eisers in conv] ;
- akte uitlaten partijen van [gedaagden in conv] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil in conventie

2.1.
[eisers in conv] vordert in conventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om:
[gedaagde 2 in conv] te veroordelen tot betaling aan [eiser 1 in conv] van € 14.607,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2025 tot de dag van volledige betaling en de buitengerechtelijke incassokosten van € 921,08;
[gedaagde 3 in conv] te veroordelen tot betaling aan [eiser 1 in conv] van € 12.398,28 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2025 tot de dag van volledige betaling en de buitengerechtelijke incassokosten van € 898,98;
[gedaagden in conv] hoofdelijk, des de een betalende de ander te zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van € 4.753,00 zijnde het redelijk loon dat door hen op grond van bewaarneming aan [eiser 2 in conv] verschuldigd is en te vermeerderen met het loon van € 433,00 per maand vanaf april 2025 tot de vonnisdatum;
[gedaagden in conv] te veroordelen om binnen twee weken na betaling van het onder iii. genoemde loon, alle aan hen toekomende goederen bij [eiser 2 in conv] aan [adres en plaats] op te halen, alsook haar te veroordelen tot betaling aan [eiser 2 in conv] van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijven hieraan te voldoen binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis;
in het verlengde van het onder iv. gevorderde te bepalen dat het vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats treedt van de voor de uitlevering vereiste vrijwaring(sverklaring) door [gedaagden in conv] , althans dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte (onderhandse) akte waarin de vrijwaring wordt verleend door [gedaagden in conv] aan [eiser 2 in conv] en [eiser 3 in conv] voor alle mogelijke aanspraken van derden;
[gedaagden in conv] hoofdelijk, des de een betalende de ander te zijn bevrijd, te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na vonnisdatum tot de dag van volledige betaling.
2.2.
[eisers in conv] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [eiser 1 in conv] en [gedaagde 1 in conv] een affectieve relatie hebben gehad tot 2024. Gedurende deze relatie heeft [gedaagde 1 in conv] via zijn vennootschappen een rekening-courantschuld opgebouwd bij [eiser 1 in conv] . Daarnaast heeft [gedaagde 1 in conv] goederen die zowel aan hem als aan zijn vennootschappen [gedaagde 2 in conv] en [gedaagde 3 in conv] toebehoren in het bedrijfspand van [eiser 2 in conv] opgeslagen. Na beëindiging van de relatie heeft [eiser 1 in conv] geprobeerd om in overleg met [gedaagde 1 in conv] afspraken te maken over de afwikkeling van het voorgaande.
2.3.
[gedaagden in conv] voert verweer. [gedaagden in conv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers in conv] in de proces- en nakosten.

3.Het geschil in reconventie

3.1.
[gedaagden in conv] vordert in reconventie bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om:
I. [eisers in conv] hoofdelijk te veroordelen tot afgifte aan [gedaagde 1 in conv] , [gedaagde 2 in conv] , [bedrijf] en [gedaagde 4 in conv] , de goederen welke zich bevinden in de loods aan [adres en plaats] , en aldaar volgens opgave van [gedaagden in conv] circa 51 palletplaatsen innemen, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [eisers in conv] daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 50.000,00;
II. [eisers in conv] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 5 in conv] van
€ 577,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2025 tot de dag van volledige betaling;
III. [eiser 1 in conv] te veroordelen tot afgifte aan [gedaagde 1 in conv] van alle goederen, dan wel een gedeelte van de goederen, zoals vermeld op het als productie 8 (bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie) overgelegde overzicht die toebehoren aan [gedaagde 1 in conv] en die [eiser 1 in conv] onder zich heeft, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [eiser 1 in conv] daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 50.000,00 en/of [eiser 1 in conv] te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1 in conv] een in goede justitie te bepalen schadevergoeding voor één of meer van de goederen zoals vermeld op het bedoelde overzicht;
IV. [eisers in conv] hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dag van het ten deze te wijzen vonnis.
3.2.
[gedaagden in conv] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij en [eiser 1 in conv] een affectieve relatie hebben gehad en dat hij zowel privé als zakelijk diverse goederen bij [eisers in conv] heeft gestald.. Deze goederen wenst hij terug te krijgen. [gedaagde 5 in conv] heeft reeds kosten gemaakt om haar eigendommen terug te krijgen en deze kosten (€ 577,50 excl. btw) moeten worden vergoed.

4.Het bevoegdheidsincident

Het incident
4.1.
Bij tussenvonnis van 9 juli 2025 heeft de kantonrechter overwogen dat zowel in conventie als in reconventie vorderingen van onbepaalde waarde zijn ingesteld en er vooralsnog geen duidelijke aanwijzingen zijn dat deze vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan een bedrag van € 25.000,00. Partijen zijn in dit tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
4.2.
Partijen hebben bij akte primair te kennen gegeven dat zij de procedure bij de kantonrechter wensen voort te zetten (artikel 96 Rv), onder het uitdrukkelijke voorbehoud van de mogelijkheid tot hoger beroep, binnen de grenzen van artikel 332 Rv. [eisers in conv] heeft in dat kader subsidiair aangevoerd dat er wel duidelijk aanwijzingen zijn dat haar vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan een bedrag van € 25.000,00. Meer subsidiair wenst zij haar vorderingen te beperken tot € 25.000,00, zonder dat zij daarbij afstand heeft gedaan van het meerdere.

5.De beoordeling

Gevolgen faillissement [gedaagde 2 in conv] in conventie
5.1.
Na het tussenvonnis van 9 juli 2025 is [gedaagde 2 in conv] bij vonnis van 22 juli 2025 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. B.E.H. Zwezerijnen als curator. De vorderingen in conventie onder i., iii., iv. en v. zijn (ook) jegens [gedaagde 2 in conv] ingesteld. De vorderingen onder i. en iii. hebben de voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel. Uit artikel 29 Fw volgt dat het geding tegen [gedaagde 2 in conv] na de faillietverklaring in ieder geval in zoverre van rechtswege is geschorst.
5.2.
De vorderingen onder iv. en v. hangen nauw samen met de vorderingen onder i. en iii. Voor de toepassing van artikel 29 Fw hebben de vorderingen onder iv. en v. naast de vorderingen onder i. en iii. daarom geen zelfstandige betekenis. Dit laatste geldt ook voor de onder vi. gevorderde hoofdelijke veroordeling in de proceskosten. Dit brengt met zich dat de procedure tegen [gedaagde 2 in conv] ook voor zover het de vorderingen onder iv., v. en vi. betreft door haar faillissement van rechtswege zijn geschorst (vergelijk HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:675).
5.3.
Schorsing op de voet van artikel 29 Fw werkt van rechtswege en is dus niet afhankelijk van een tot schorsing strekkende beslissing van de kantonrechter. De procedure in conventie tegen [gedaagde 2 in conv] is dan ook integraal geschorst per 22 juli 2025 en wordt, zoals in artikel 29 Fw is bepaald, alleen dan voortgezet, indien de verificatie van de tegen haar ingestelde vorderingen wordt betwist. Gedurende de schorsing verrichte proceshandelingen zijn nietig, behalve voor zover het gaat om handelingen die de schorsing zelf betreffen of die nodig zijn om verval van instantie te bewerkstelligen.
5.4.
Gelet op het voorgaande dient de procedure in conventie in beginsel op grond van artikel 2.28 van het Procesreglement te worden doorgehaald en dient de procedure tegen [gedaagden in conv] (met uitzondering van [gedaagde 2 in conv] ) te worden vervolgd. Dit brengt met zich dat de kantonrechter dient te oordelen over zijn bevoegdheid. Gelet op het feit dat deze vraag ook in reconventie beantwoord dient te worden en de procedures in conventie en reconventie nauw met elkaar samenhangen, acht de kantonrechter het wenselijk hierover gelijktijdig te oordelen. Zoals hierna zal blijken, wordt de procedure in reconventie tussen [gedaagde 2 in conv] en [eisers in conv] geschorst en krijgt [eisers in conv] de gelegenheid om de curator tot overneming van de procedure op te roepen. De procedure in conventie tegen [gedaagden in conv] (met uitzondering van [gedaagde 2 in conv] ) wordt daarom aangehouden tot het moment waarop (ook) in reconventie over de bevoegdheid van de kantonrechter dient te worden beslist.
5.5.
Iedere verdere beslissing in conventie wordt aangehouden.
Gevolgen faillissement [gedaagde 2 in conv] in reconventie
5.6.
De vorderingen in reconventie onder I. is mede namens [gedaagde 2 in conv] ingesteld. [eisers in conv] heeft bij akte verzocht om schorsing van de procedure in reconventie en haar een termijn te geven waarbinnen zij de curator tot overneming van het geding kan oproepen.
5.7.
Het schorsingsverzoek zal worden toegewezen voor de procedure in reconventie op grond van artikel 27 lid 1 Fw. [eisers in conv] zal een termijn worden gegeven om de curator tot overneming van de procedure op te roepen. Indien de curator aan die oproeping geen gevolg geeft, heeft de [eisers in conv] op grond van artikel 27 lid 2 Fw het recht ontslag van instantie te vragen.
5.8.
Op grond van artikel 2.28 van het Procesreglement zal een termijn van vier weken worden verleend voor oproeping van de curator. De kantonrechter wijst erop dat de oproeping van de curator plaats dient te vinden bij deurwaardersexploot.
5.9.
Deze schorsing heeft in beginsel geen invloed op de procedure in reconventie tussen de [gedaagden in conv] (met uitzondering van [gedaagde 2 in conv] ) en [eisers in conv] Deze procedure zal worden voortgezet, met dien verstande dat de kantonrechter ook in deze procedure dient te oordelen over zijn bevoegdheid. De kantonrechter zal de procedure in reconventie daarom aanhouden tot het moment waarop (ook) in reconventie tussen [gedaagde 2 in conv] en [eisers in conv] over de bevoegdheid van de kantonrechter dient te worden beslist.
5.10.
Iedere verdere beslissing in reconventie wordt aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie ( [gedaagde 2 in conv] – [eisers in conv] )
6.2.
schorst de procedure op grond van artikel 27 lid 1 Fw,
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 8 oktober 2025 om [eisers in conv] in de gelegenheid te stellen om de curator op te roepen de procedure over te nemen,
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie ( [gedaagden in conv] (met uitzondering van [gedaagde 2 in conv] ) – [eisers in conv] )
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.
44365 \ 560