ECLI:NL:RBGEL:2025:7091

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
11633443 \ CV EXPL 25-1047
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur door schadeherstelbedrijf afgewezen voor het hogere gefactureerde bedrag

In deze zaak vorderde [eiseres], een bedrijf gespecialiseerd in de reiniging van gebouwen, betaling van een onbetaalde factuur van € 877,25 van [gedaagde], die een offerte voor schadeherstel had aangevraagd. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een antwoord van [gedaagde] en aanvullende schriftelijke stukken. De kantonrechter in Nijmegen heeft op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan. De feiten tonen aan dat [gedaagde] in juni 2024 contact opnam met [eiseres] voor een offerte. Na akkoord op de voorwaarden, werd er een offerte opgesteld, maar [gedaagde] besloot het herstel niet door [eiseres] te laten uitvoeren. [eiseres] stuurde een factuur, maar [gedaagde] betwistte het gefactureerde bedrag. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] onvoldoende onderbouwing had gegeven voor de hogere kosten dan geoffreerd en dat de dossierkosten niet in de overeenkomst waren opgenomen. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 406,26, te vermeerderen met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 460,78. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11633443 \ CV EXPL 25-1047
Vonnis van 15 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het antwoord,
- het aanvullende schriftelijk antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een bedrijf in gespecialiseerde reiniging van gebouwen en industriële reiniging.
2.2.
In juni 2024 neemt [gedaagde] contact op met [eiseres] in verband met het maken van een offerte voor schadeherstel. Op 28 juni stuurt [naam 1] , algemeen directeur van [eiseres] (hierna: [naam 1] ), de volgende e-mail aan [gedaagde] :
Dank voor uw mail en we helpen jullie graag verder. Wij hanteren wel voorwaardes, hopelijk kunt u hiermee akkoord gaan, dan kunnen we z.s.m. jullie probleem aanpakken.
Voorwaardes:
Wij zijn genoodzaakt voor de reistijden, opname en uitwerken gespecificeerde herstelofferte /calculatie kosten te rekenen. Deze kosten bedragen € 85,00 / uur excl. BTW en worden op nacalculatie in rekening gebracht, indien u de werkzaamheden door derden laat uitvoeren. Krijgen wij de complete herstelopdracht (dus slopen, drogen en compleet herstel), dan komen deze kosten gedeeltelijk te vervallen en zullen ze opgenomen worden in de offerte richting verzekeraar.(…)
2.3.
[gedaagde] laat op 1 juli 2024 per e-mail weten dat hij akkoord gaat met de in de e-mail van 28 juni 2024 gestelde voorwaarden van [eiseres] . [naam 1] geeft vervolgens te kennen dat zijn collega de donderdag erna bij [gedaagde] zal komen om de schade op te nemen.
2.4.
Op 4 juli 2024 bezoekt een medewerker van [eiseres] ( [naam 2] , hierna: [naam 2] ) de woning van [gedaagde] om de waterschade op te nemen. Op basis van zijn bevindingen stuurt [eiseres] meerdere hersteloffertes aan [gedaagde] , waarvan - na doorgevoerde wijzigingen op verzoek van [gedaagde] - de laatste is gedateerd op 13 augustus 2024 met een totaalbedrag aan kosten van € 12.223,21. [gedaagde] besluit vervolgens het herstel niet door [eiseres] te laten uitvoeren.
2.5.
Op 17 augustus 2024 stuurt [eiseres] in eerste instantie een factuur aan [gedaagde] met nummer 2024/20240283. Deze factuur ten bedrage van € 1.021,55 is als volgt gespecificeerd:
  • dossierkosten: € 45,00 (1 x € 45,00)
  • opname-, inspectiekosten en advies (inclusief reistijd): € 297,50 (3,5 uur x € 85,00)
  • uitwerken offerte, correspondentie, telefoneren en overige communicatie: € 425,00 (5 uur x € 85,00),
  • algemene kosten 10%: € 76,75,
alle bedragen te vermeerderen met 21% btw.
2.6.
Nadat [gedaagde] te kennen heeft gegeven aan [eiseres] dat hij het niet eens is met het gefactureerde bedrag stuurt [eiseres] een aangepaste factuur (met dezelfde datum en hetzelfde factuurnummer) aan [gedaagde] . Hierop zijn de uren voor opname-, inspectiekosten en advies verminderd naar 3 uur en zijn de algemene kosten van 10% weggelaten. De factuur bedraagt dan in totaal € 877,25. Vervolgens vindt nadere correspondentie plaats tussen partijen over deze factuur. Op 26 augustus 2024 stuurt [naam 1] de volgende e-mail aan [gedaagde] :
Onze offerte was niet vrijblijvend, dat is ook vooraf overeengekomen. Onze gemaakte kosten dienen betaald te worden, mits wij de opdracht niet gegund krijgen.
Met het uitwerken van de offerte en overige communicatie met u, [naam 3] , [naam 4] etc zijn wij daadwerkelijk 5 uur bezig geweest.
[naam 2] is woonachtig in [plaats] en is speciaal zsm voor jullie naar [plaats] gereden om de opname te doen, om jullie te helpen. Reistijd [naam 2] totaal: 2 uur en 30 minuten. Opname 30 minuten, maakt totaal 3 uur.
Er is geen sprake van extra kosten, die ik had moeten overleggen met u, er is overleg geweest (zie mail bijlage), vóórdat we bij u langs zijn geweest en daar bent u akkoord mee gegaan.
Mocht het tot een zaak komen, dan zien wat dat met veel vertrouwen tegemoet, omdat wij elk uurtje kunnen onderbouwen. Ik heb tal van mailwisselingen, waar ook de nodige tijd in heeft gezeten.
Om u tegemoet te komen, laten wij onze algemene kosten vallen en pas ik de opname en reistijd aan van 3,5 naar 3 uur en daar blijft het bij.
Als bijlage de aangepaste factuur. Mochten wij de betaling voor komende vrijdag niet binnen hebben, dan geven wij het maandag 32 september uit handen ter incasso.
2.7.
Omdat [gedaagde] de factuur niet betaalt, schakelt [eiseres] haar incassogemachtigde in, die op 21 oktober 2024 een ingebrekestelling stuurt aan [gedaagde] . Daarna volgt nog een aantal aanmaningen. Betaling van de factuur blijft uit.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeeld om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 877,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2024, en de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing dan wel matiging van de vordering van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben een overeenkomst van opdracht met elkaar gesloten. Op basis van die overeenkomst heeft [eiseres] waterschade in de woning van [gedaagde] opgenomen en een offerte voor herstel uitgewerkt. [gedaagde] heeft vervolgens besloten het herstel niet door [eiseres] te laten verrichten.
4.2.
Niet in geschil tussen partijen is dat [gedaagde] [eiseres] moet betalen voor de reeds verrichte werkzaamheden, maar ze zijn het niet eens over het aantal uren dat [eiseres] in rekening heeft gebracht. In de laatste door [eiseres] afgegeven offerte van 13 augustus 2024 zijn 2,1 respectievelijk 1,85 uren opgenomen voor kort gezegd opname (inclusief reiskosten) en uitwerken offerte, terwijl in de factuur d.d. 17 augustus 2024 hiervoor meer uren, namelijk 3 respectievelijk 5 zijn gefactureerd.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] akkoord is gegaan met de voorwaarden van [eiseres] als vermeld in de e-mail van 28 juni 2024 en dat partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] de door haar gemaakte kosten op nacalculatie berekent als [gedaagde] de opdracht niet aan [eiseres] gunt. Dit kan betekenen dat de uiteindelijke kosten hoger zijn dan de geoffreerde kosten. [gedaagde] heeft er terecht op gewezen dat het dan wel aan [eiseres] is om die hogere kosten (in dit geval de meer gewerkte uren) te onderbouwen. De laatste offerte dateert van 13 augustus 2024 en is dus opgesteld nadat [naam 2] bij [gedaagde] thuis is geweest om de schade op te nemen. [eiseres] had op het moment van het opstellen van de offertes dan ook al een goede inschatting kunnen en moeten maken van de kosten. De reistijd van [naam 2] en de tijd voor het opnemen van de schade was immers bekend. Van [eiseres] kon verwacht worden dat zij ook voor de overige werkzaamheden op dat moment reeds een realistische inschatting kon maken. Onbegrijpelijk is dan ook waarom [eiseres] , zonder duidelijke toelichting, de kosten in de factuur naar boven heeft bijgesteld. Dat bijvoorbeeld sprake was van een bijzondere schadeafwikkeling sprake, is niet gesteld of gebleken. Uit de overgelegde correspondentie blijkt bovendien dat [gedaagde] meerdere keren heeft gevraagd om een onderbouwing van de extra kosten, niet alleen aan [eiseres] , maar vervolgens ook aan haar incassogemachtigde. [naam 1] heeft daarop alleen in algemene zin geantwoord dat [eiseres] veel langer bezig is geweest dan vooraf ingeschat en dat hij de offerte een aantal keren heeft moeten aanpassen. Hoewel [naam 1] schrijft dat hij de extra uren kan onderbouwen met (onder andere) diverse mailwisselingen, heeft hij dat niet gedaan. Ook in deze gerechtelijke procedure heeft [eiseres] nagelaten de extra gefactureerde uren te specificeren. Dit had, gelet op het verweer van [gedaagde] , wel op haar weg gelegen. Dat zij dat heeft nagelaten, komt voor haar rekening en risico. Het is immers aan [eiseres] om haar vordering te onderbouwen. Dit had zij naar aanleiding van de conclusie van antwoord van [gedaagde] overigens ook nog in haar conclusie van repliek kunnen doen. Tot slot overweegt de kantonrechter dat [eiseres] in de factuur ook dossierkosten heeft opgenomen, terwijl deze kosten niet zijn opgenomen in de e-mail van 28 juni 2024. Bovendien is het daarvoor opgenomen bedrag op de factuur ook hoger dan in de offerte genoemd (namelijk € 45,00 in plaats van € 42,50). Niet valt in te zien waarom [gedaagde] ook die kosten aan [eiseres] moet betalen.
4.4.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] haar vordering voor wat betreft het hogere bedrag dan geoffreerd en voor wat betreft de dossierkosten onvoldoende heeft onderbouwd. [gedaagde] zal daarom alleen worden veroordeeld de op de offerte d.d. 13 augustus 2024 geoffreerde uren te betalen:
  • voor opname-, inspectiekosten en advies- en reistijd projectmanager:
  • voor uitwerken offerte, correspondentie, telefoneren en overige communicatie:
4.5.
In totaal dient [gedaagde] dan een bedrag van € 406,26 (€ 178,50 + € 157,25 = € 335,75, te vermeerderen met 21% btw) aan [eiseres] te betalen. De kantonrechter zal hem daartoe veroordelen. Daarnaast is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd over dit bedrag, zoals gevorderd vanaf 26 augustus 2024 (op basis van een betalingstermijn van 8 dagen zoals vermeld op de factuur d.d. 17 augustus 2024).
4.6.
De kantonrechter merkt tot slot op dat, hoewel [eiseres] in het lichaam van de dagvaarding stelt dat [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten moet voldoen, zij geen vordering daartoe heeft ingesteld en evenmin een concreet bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten heeft genoemd.
4.7.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De door [gedaagde] aan [eiseres] te vergoeden proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,78
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
460,78
Ten aanzien van het door [gedaagde] aan [eiseres] te vergoeden griffierecht acht de kantonrechter het passend om niet aan te sluiten bij het gevorderde bedrag, maar bij het lagere bedrag dat wordt toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 406,26, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 26 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 460,78, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025.
41245 \ 498