ECLI:NL:RBGEL:2025:612

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/05/436358 / HZ ZA 24-180
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake mondelinge koopovereenkomst betreffende een verzameling brom- en motorfietsen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil over de eigendom van een verzameling brom- en motorfietsen die toebehoorde aan de erflater, die op 14 juni 2023 is overleden. De eisende partijen, bestaande uit de kinderen van de erflater, vorderen afgifte van de verzameling van de gedaagde partij, die een goede vriend van de erflater was en stelt dat hij de verzameling voor € 15.000,00 heeft gekocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat erflater en de gedaagde partij een mondelinge koopovereenkomst hebben gesloten, waarbij de gedaagde partij de verzameling heeft overgenomen. De rechtbank heeft de eisende partijen in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen het voorshands gegeven oordeel dat de gedaagde partij recht heeft op de verzameling. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en de rechtbank heeft een zitting gepland voor het getuigenverhoor.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/436358 / HZ ZA 24-180
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser in conv 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser in conv 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers in conv] ,
advocaat: mr. J. Bisschop,
tegen
[gedaagde in conv],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conv] ,
advocaat: mr. J. Peute.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] 2023 is overleden [naam 1] (hierna: erflater). Erflater had drie kinderen, te weten [eiser in conv 1] , [eiser in conv 2] (eiser sub 2) en [naam 2] . [gedaagde in conv] was een goede vriend van erflater.
2.2.
Erflater was eigenaar van een verzameling van brom- en motorfietsen. Sinds 14 juni 2023 heeft [gedaagde in conv] een deel van deze verzameling onder zich. Dit gedeelte van de verzameling stond daarvoor opgeslagen bij de zus van [eisers in conv] , [naam 2] . Het resterende deel van de verzameling bevindt zich bij eiser sub 2.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers in conv] vordert na wijziging van eis – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair
[gedaagde in conv] te veroordelen tot afgifte aan [eisers in conv] , althans aan de executeur, van de bromfietsen, motorfietsen en kentekenbewijzen als gespecificeerd in randnummer 27, zulks binnen zeven dagen na het vonnis op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde in conv] daarmee in gebreke blijft,
Subsidiair
[gedaagde in conv] te veroordelen tot betaling aan [eisers in conv] , althans aan de executeur, middels overboeking naar [rekeningnummer] ten name van [bedrijf ] te [plaats ] , van het bedrag van € 45.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de dag der dagvaarding, althans een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag van volledige betaling,
II. [gedaagde in conv] te veroordelen tot betaling aan [eisers in conv] , althans aan de executeur, van het bedrag van € 1.482,25 ter zake buitengerechtelijke kosten, met bepaling dat indien dit bedrag niet binnen twee weken na betekening van het vonnis is betaald daarover wettelijke rente zal zijn verschuldigd,
III. [gedaagde in conv] te veroordelen in de kosten van dit geding, met bepaling dat indien dit bedrag niet binnen twee weken na betekening van het vonnis is betaald daarover de wettelijke rente zal zijn verschuldigd, te rekenen vanaf de genoemde termijn voor voldoening tot de dag van volledige betaling.
3.2.
[gedaagde in conv] voert verweer. [gedaagde in conv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers in conv] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conv] vordert - samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eisers in conv] te veroordelen tot afgifte van de bromfietsen, motorfietsen, kentekenbewijzen, reclameobjecten en reclame-uitingen als gespecificeerd in randnummer 38, 39 en 40 van de conclusie van antwoord, zulks binnen 7 dagen na het vonnis op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [eisers in conv] daarmee in gebreke blijven,
II. [eisers in conv] te veroordelen in alle kosten van deze procedure, overeenkomstig de wet, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor dat laatste geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan.
3.5.
[eisers in conv] voert verweer. [eisers in conv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde in conv] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
4.2.
Tussen partijen is in geschil van wie de verzameling brom- en motorfietsen is. [eisers in conv] stelt dat deze eigendom is van erflater en thans in diens nalatenschap valt. [gedaagde in conv] stelt dat hij de verzameling van erflater heeft gekocht voor een bedrag van € 15.000,00. Dit zouden hij en erflater mondeling zijn overeengekomen. [eisers in conv] betwist de totstandkoming van een koopovereenkomst.
Tussen erflater en [gedaagde in conv] is een koopovereenkomst tot stand gekomen
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat erflater en [gedaagde in conv] een koopovereenkomst hebben gesloten betreffende de verzameling van erflater. Daartoe is het volgende redengevend. Uit verklaringen van [gedaagde in conv] en zijn zoon, [eiser in conv 2] , volgt dat erflater [gedaagde in conv] op enig moment in 2022 heeft gevraagd of hij interesse had in het overnemen van zijn verzameling. Vervolgens hebben erflater en [gedaagde in conv] op 4 juni 2022 de verzameling van erflater in kaart gebracht. De zoon van [gedaagde in conv] was daarbij aanwezig en heeft hiervan foto’s gemaakt. Erflater en [gedaagde in conv] zijn vervolgens overeengekomen dat [gedaagde in conv] de verzameling brom- en motorfietsen, inclusief reclameobjecten, memorabilia, documentatie en onderdelen zou kopen van erflater voor een koopprijs van € 15.000,00, welk bedrag [gedaagde in conv] contant aan erflater heeft betaald op 16 juli 2022.
4.4.
Dat tussen erflater en [gedaagde in conv] een koopovereenkomst tot stand is gekomen, wordt onderschreven door [naam 2] . Zij verklaart – voor zover relevant – het volgende:

[…]
Bij mijn weten is [gedaagde in conv] door de koopovereenkomst met mijn vader eigenaar geworden van de bromfietsen en motorfietsen die bij mij waren gestald en ook van de bromfietsen, motorfietsen, lichtbakken, losse onderdelen en documentatie die nu nog door mijn broer gehouden wordt. Dat [gedaagde in conv] eigenaar is geworden, is ook wat mijn vader altijd heeft medegedeeld. Mijn vader heeft mij ook verteld dat hij: “met [gedaagde in conv] glad was.” Daarmee doelde mijn vader er op dat de koopprijs door [gedaagde in conv] voldaan was. Daar was hij heel stellig en duidelijk in. Hij had er rust in dat de door hem opgebouwde verzameling door een andere liefhebber van bromfietsen en motorfietsen, [gedaagde in conv] was overgenomen.
Veel van de bromfietsen en motorfietsen zijn al in bezit van [gedaagde in conv] en staan in het pand aan [adres ] . Mijn vader heeft zijn hele verzameling verkocht, dat zijn niet alleen de bromfietsen en motorfietsen die [gedaagde in conv] dus al in bezit heeft, maar ook nog diverse onderdelen van de verzameling die mijn broer is blijven houden. […]
Dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten waarbij [gedaagde in conv] de verzameling van erflater heeft gekocht wordt bovendien ondersteund door het feit dat erflater kort voor zijn overlijden – te weten op 27 mei 2023 – alle kentekenbewijzen aan [gedaagde in conv] heeft overhandigd, hetgeen door [eisers in conv] niet is betwist.
4.5.
Dat erflater – zoals [eisers in conv] aanvoert – de verzameling na het sluiten van de koopovereenkomst met [gedaagde in conv] onder zich heeft gehouden, verzekerd heeft gehouden en heeft gebruikt doet aan het tot stand komen van een koopovereenkomst niets af. [gedaagde in conv] heeft hierover aangevoerd dat hij en erflater hadden afgesproken dat de verzameling ter beschikking van erflater zou blijven, zodat hij nog van zijn verzameling zou kunnen genieten. Dit wordt eveneens onderschreven door [naam 2] in haar verklaring. Dat erflater op enig moment, na het sluiten van de koopovereenkomst met [gedaagde in conv] , aan eiser sub 2 heeft gevraagd of hij interesse had in zijn verzameling, doet evenmin af aan de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst.
4.6.
De rechtbank volgt [eisers in conv] niet in zijn verweer dat de door [gedaagde in conv] en erflater gesloten koopovereenkomst onvoldoende bepaald is in de zin van artikel 6:227 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 6:227 BW moeten de verbintenissen die partijen op zich nemen bepaalbaar zijn. Volgens de T.M., Parl. Gesch. Boek 6, p. 895-896, is daaraan voldaan wanneer de vaststelling van de verbintenissen naar van te voren vaststaande criteria kan geschieden; die criteria kunnen een subjectief element inhouden omdat de nadere vaststelling aan een derde of aan een der partijen kan zijn opgedragen. Als dat laatste het geval is, moet die partij met inachtneming van wat door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd te werk gaan. In de M.v.A. II bij Titel 3.2, Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1123, is hierover opgemerkt dat de in art. 6:227 BW neergelegde eis van bepaalbaarheid niet los gezien kan worden van de eisen van redelijkheid en billijkheid waardoor de obligatoire overeenkomst blijkens art. 6:248 BW mede wordt beheerst (HR 29 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:765). [gedaagde in conv] en erflater zijn gelet op het voorgaande overeengekomen dat [gedaagde in conv] de verzameling van erflater zou kopen voor een koopprijs van € 15.000,00. Dit is voldoende bepaald. Welke zaken exact tot de verzameling van erflater behoorden, kan naderhand worden vastgesteld.
[eisers in conv] moet bewijzen welke zaken niet tot de verzameling van erflater behoorde
4.7.
Gelet op het voorgaande staat vast dat [gedaagde in conv] de verzameling van erflater heeft gekocht. Partijen verschillen echter van mening over welke zaken al dan niet tot deze verzameling behoorden. Volgens [gedaagde in conv] behoren tot de verzameling van erflater bromfietsen, motorfietsen, kentekenbewijzen, reclameobjecten en reclame-uitingen. [eisers in conv] heeft van een aantal brom- en motorfietsen aangevoerd dat deze niet tot de verzameling van erflater behoorden, maar eigendom zijn van eiser sub 2. Verder zijn de reclameobjecten en reclame-uitingen volgens [eisers in conv] bedrijfsinventaris van het bedrijf van eiser sub 2, zodat deze evenmin tot de verzameling van erflater behoorden.
4.8.
Volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten de bewijslast van die feiten. Nu [gedaagde in conv] stelt dat hij door koop rechthebbende/eigenaar is geworden van de volledige verzameling van erflater en afgifte vordert van de zaken die volgens hem tot die verzameling behoorden, rust op hem in beginsel de bewijslast van de omvang en samenstelling van de verzameling van erflater.
4.9.
De door [gedaagde in conv] , zijn zoon en [naam 2] afgelegde verklaringen leiden tot het voorshandse oordeel dat tot de verzameling van erflater alle brom- en motorfietsen, kentekenbewijzen, reclameobjecten en reclame-uitingen behoorden die [gedaagde in conv] onder zich heeft en die waarvan hij afgifte vordert, zoals weergegeven in de verklaring van [gedaagde in conv] (productie 4 bij conclusie van antwoord). [naam 2] verklaart hierover – voor zover relevant – het volgende:

[…]
Naast bromfietsen en motorfietsen bestond deze verzameling uit onderdelen, lichtbakken met reclame-uitingen en veel documentatie over bromfietsen en motorfietsen.
[gedaagde in conv] verklaart hierover – voor zover relevant – als volgt:

[…]
[naam 1] vertelde mij dat de verstandhouding met zijn zoon in de loop der tijd minder was geworden en [naam 1] heeft vaak gevraagd of ik zijn verzameling over wilde nemen. Uiteindelijk hebben we afgesproken dat ik dat zou doen. We hebben een lijst gemaakt van alle bromfietsen en motorfietsen en ook opgeschreven dat alle documentatie, lichtreclamebakken en reclame-uitingen overgenomen zouden worden.
De zoon van [gedaagde in conv] verklaart – voor zover relevant – als volgt:

[…]
Door mijn vader is de “verzameling” van [naam 1] gekocht. Deze verzameling is omvangrijk en bevat dus niet alleen bromfietsen en motorfietsen.
Ik was bij het tot stand komen van de koopovereenkomst aanwezig. Ik heb daar zelfs nog foto’s van gemaakt. Mijn vader heeft op 4 juni 2022 samen met [naam 1] de aan [naam 1] toebehorende bromfietsen, motorfietsen, reclameobjecten, benzinepompen, memorabilia en documentatie bekeken.
4.10.
De rechtbank zal [eisers in conv] in de gelegenheid stellen tegenbewijs te leveren tegen het voorshandse oordeel van de rechtbank dat tot de verzameling van erflater alle bromfietsen, motorfietsen, kentekenbewijzen, reclameobjecten en reclame-uitingen behoorden die [gedaagde in conv] onder zich heeft en die waarvan [gedaagde in conv] afgifte vordert, zoals weergegeven in productie 4 bij conclusie van antwoord.
4.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
laat [eisers in conv] toe tegenbewijs te leveren tegen het voorshands gegeven oordeel dat tot de verzameling van erflater alle bromfietsen, motorfietsen, kentekenbewijzen, reclameobjecten en reclame-uitingen behoorden die [gedaagde in conv] onder zich heeft en die waarvan [gedaagde in conv] afgifte vordert, zoals weergegeven in productie 4 bij conclusie van antwoord,
5.2.
bepaalt dat [eisers in conv] zich op de rolzitting van
29 januari 2025bij akte kan uitlaten over de vraag of, en zo ja op welke wijze, hij dit tegenbewijs wil leveren,
5.3.
bepaalt dat [eisers in conv] , indien hij bewijs wil leveren door middel van
schriftelijke stukken, hij deze stukken direct bij deze akte in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [eisers in conv] , indien hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met augustus 2025 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. F.M.C. Boesberg in het gerechtsgebouw te Zutphen aan de Martinetsingel 2 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.6.
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.
RG/FB