ECLI:NL:RBGEL:2025:6

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
ARN 22/4244 TUS
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor Motor Sport Vereniging Noord-Oost Veluwe

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor de Motor Sport Vereniging Noord-Oost Veluwe beoordeeld. De rechtbank constateert dat de omgevingsvergunning van 13 juni 2022 een motiveringsgebrek vertoont met betrekking tot de activiteit 'strijdig gebruik'. Eisers, omwonenden van de vereniging, hebben bezwaar gemaakt tegen de verruiming van het aantal rij-uren voor motor- en bromfietscrossen en de uitbreiding van het bebouwd oppervlak. De rechtbank heeft op 3 december 2024 de zaak behandeld en geeft het college de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank benadrukt dat de omgevingsvergunning moet voldoen aan het provinciale beleid en de regels van de Omgevingsverordening Gelderland. De rechtbank stelt een termijn van acht weken in voor het college om het gebrek te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4244 T
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaak tussen
[eisers],
[eisers] ,
[eisers] ,
[eisers] ,
[eisers] ,
allen uit [woonplaats] ,
eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde, het college
(gemachtigden: mr. K. de Kok, mr. M. Lingbeek en J. Spronk).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [woonplaats] (de vereniging)
(gemachtigde: mr. J. Schrijnemaekers).
Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die het college op 13 juni 2022 heeft verleend aan de vereniging. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- van eisers:
- namens [eisers] : [eisers] en [eisers]
- [eisers] ;
- namens het college: de gemachtigden;
- namens de vereniging: de gemachtigde, J.A. Huizer en [derde-partij].
Totstandkoming van het besluit
2.1. De vereniging heeft een terrein aan de [locatie] in [woonplaats] . De vereniging gebruikt dit terrein voor onder andere motorcrossen en SUV-sport.
2.2. Op 2 juni 2020 heeft de vereniging een omgevingsvergunning aangevraagd om de activiteiten die in het milieuspoor [1] al mogen nu ook in het ruimtelijk spoor [2] te vergunnen. De aanvraag ziet op de activiteiten ‘bouwen’, ‘strijdig gebruik’ en ‘milieu’. [3]
2.3. Voor de vereniging gelden al een natuurvergunning en verschillende milieutoestemmingen, waaronder een milieuvergunning, en meldingen voor een aarden wal, een melding voor 60 auto’s (SUV’s) tegelijk in de baan minder dan 8 uur per week. De al vergunde activiteiten (milieu) zien er zo uit:
2.4. Op de aanvraag is de uitgebreide voorbereidingsprocedure [4] van toepassing.
2.5. De gemeenteraad heeft op 21 december 2020 een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) afgegeven voor de volgende onderdelen van de aanvraag:
- verruiming aantal rij-uren voor het motor- en bromfietscrossen van ten hoogste 14 naar maximaal 21 uur per week in de periode april tot en met oktober (voor de periode november tot en met maart blijft het bestemmingsplan van kracht, te weten maximaal 14 uur per week);
- vergroten gezamenlijk vloeroppervlak gebouwen van maximaal 550 m2 tot ten hoogste 1000 m2.
2.6. Het ontwerp-besluit heeft met de ontwerp-vvgb ter inzage gelegen van 23 juni tot en met 3 augustus 2021. Op het ontwerp zijn zeven zienswijzen ingediend, onder andere door [eisers] . Na de zienswijzen is voorschrift 2.8 van de omgevingsvergunning aangepast.
2.7. Op 30 maart 2022 heeft de gemeenteraad de vvgb definitief verleend voor:
- verruiming aantal rij-uren tot ten hoogste 21 uur per week in de periode april tot en met oktober conform de geldende milieuvergunning;
- vergroting van het bebouwd oppervlak tot ten hoogste 1000 m2.
2.8. Op 13 juni 2022 heeft het college de omgevingsvergunning definitief verleend voor de volgende activiteiten:
1. Bouwen
De activiteit bouwen ziet op een wasplaats met een oppervlakte van 100 m2 (nummer 6), gastank en opslag gasflessen (nummer 8) en een gastank (nummer 10).
2. Strijdig gebruik
- Behendigheidstrainingen en -wedstrijden SUV’s voor maximaal 8 uur per week
(op woensdag tussen 13:00-19:00 uur en op zaterdag tussen 10:00-18:00 uur),
waarbij op het circuit maximaal 60 SUV’s met kenteken mogen zijn;
- Nevenactiviteiten: mountainbiketrainingen en -wedstrijden; looptrainingen,
survival- en overige conditietrainingen (tijdens openingstijden);
- Het aantal crossuren voor motoren en bromfietsen verhogen van maximaal 14 uur
naar ten hoogste 21 uur per week in de periode april tot en met oktober;
- Het toegestane gezamenlijke vloeroppervlak gebouwen te vergroten van maximaal
550 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 1000 m2.
3. Milieu
De activiteit milieu ziet op uitbreiding van de vergunde situatie voor het toestaan van het rijden van crossmotoren op de aarden wal (geluidwal) en op het actualiseren van de voorschriften.
2.9. Eisers zijn omwonenden en een Stichting die opkomt voor (de gebruikers van) het nabij gelegen landgoed.
2.10. Na de bestreden omgevingsvergunning heeft het college op 10 mei 2023 na een nieuwe aanvraag een nieuwe omgevingsvergunning verleend. Met die nieuwe omgevingsvergunning zijn een paar voorschriften (1.6, 3.1, 3.2 en 3.7) van de nu bestreden omgevingsvergunning vervangen. De nieuwe omgevingsvergunning is onherroepelijk.
Beoordeling door de rechtbank
3.1. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning van 13 juni 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Eisers bestrijden ten eerste de bevoegdheid van het college. Verder bestrijden eisers de besluitonderdelen ‘milieu’, ‘natuur’ en ‘strijdig gebruik’.
3.2. De rechtbank is van oordeel dat de omgevingsvergunning een motiveringsgebrek heeft voor de activiteit ‘strijdig gebruik’. Omdat de rechtbank zoveel mogelijk definitief moet beslissen over een geschil [5] , doet de rechtbank een tussenuitspraak. Met deze tussenuitspraak krijgt het college de kans om het motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank licht dat hierna toe en gaat daarbij in op de beroepsgronden van eisers.

1.Bevoegd gezag

4.1.
Eisers stellen dat niet het college van burgemeester en wethouders van Heerde, maar het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland bevoegd gezag is voor de activiteit ‘milieu’. De vereniging is namelijk een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer en ook in het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangewezen als categorie. [6] In artikel 19.2 van het Bor staat dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn om te beslissen over de activiteiten van deze inrichtingen.
4.2.
De beroepsgrond slaagt niet, omdat Gedeputeerde Staten alleen bevoegd zijn voor activiteiten van deze aangewezen inrichtingen
“voor zover het betreft activiteiten met betrekking tot een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort.” [7] Daarvan is hier geen sprake. Dat betekent dat burgemeester en wethouders bevoegd waren om het besluit te nemen.

2.Milieu

Milieueffectrapportage (mer)
5.1.
Eisers stellen dat de mer-aanmeldnotitie van 17 juni 2014 geactualiseerd moet worden met vermelding van de voorgenomen activiteiten die een wijziging betekenen ten opzichte van de vigerende activiteiten. Op de zitting hebben eisers verklaard dat zij bedoelen dat een nieuwe mer-beoordeling gedaan moet worden, omdat de mer-beoordeling die gedaan is, te oud is.
5.2.
Deze vergunning is gebaseerd op het mer-beoordelingsbesluit van 19 augustus 2014 na de mer-aanmeldnotitie van 17 juni 2014.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat de nu vergunde activiteiten passen binnen deze mer-beoordeling. Deze activiteiten worden namelijk genoemd in (paragrafen 2.4, 3 en 4 van) de aanmeldnotitie van 17 juni 2014. Wel veranderen de openingstijden en (neven)activiteiten, maar daarvan is in de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning van 13 juni 2022 onderbouwd dat dit een lager activiteitenniveau is en dat de milieueffecten daarvan niet groter zijn zodat de mer-beoordeling valide is voor deze omgevingsvergunning. Ook in de zienswijzennota, die onderdeel is van de omgevingsvergunning van 13 juni 2022, is onderbouwd dat de aanvraag niet in andere activiteiten voorziet dan waarvoor eerder de mer-beoordeling heeft plaatsgevonden en dat de omstandigheden niet zodanig zijn gewijzigd dat een nieuwe afweging een andere uitkomst zal geven. Eisers hebben daar niets concreets tegenover gesteld. Tijdverloop alleen, of de door eisers op de zitting genoemde ontwikkelingen van het milieu in algemene zin, zijn daarvoor niet voldoende. De beroepsgrond slaagt niet.
Crossen op de geluidwal
6.1.
Eisers zijn het er niet mee eens dat nu ook mag worden gecrosst boven op de geluidwal. Dit leidt tot onaanvaardbare extra geluidoverlast en aantasting van natuurwaarden. Bovendien schendt de vereniging daarmee de overeenkomst van 3 augustus 2005 waarin zij met eisers hebben afgesproken dat zij, in ruil voor intrekking van een procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een geluidwal aanlegt voor een geluidreductie van minimaal 3 dB(A). Hierdoor is de geluidwal ook geen beste beschikbare techniek meer.
6.2.1.
In deze vergunning is het crossen op de aarden wal vergund als ‘milieu’-activiteit [8] . Het college kan zo’n activiteit toestaan, heel kort gezegd, als dat milieutechnisch (en in dit geval vooral geluidtechnisch) kan en waarbij onder andere de beste beschikbare technieken in acht moeten worden genomen. [9] Of sprake is van aantasting van natuurwaarden, valt onder de activiteit ‘natuur’ (zie hierna r.o. 7).
6.2.2.
Vast staat dat de vereniging ligt op een gezoneerd terrein. Daarvoor geldt als uitgangspunt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau buiten de zone niet meer mag zijn dan 50 dB(A).
6.3.1.
Het college heeft met deskundigennotities onderbouwd dat de geluidwal samen met andere maatregelen zijn betrokken als beste beschikbare technieken [10] en dat het rijden op het talud van de aarden wal geluidtechnisch inpasbaar is [11] . Daaruit volgt dat ook deze activiteit binnen de geluidbelasting op de geluidzonegrens blijft (lager dan 50 dB(A)) en dat de toename van het geluid (0,0 tot 0,6 dB(A)) een uiterst marginale toename is. De rechtbank ziet hierin ook onvoldoende aanknopingspunt voor het oordeel dat de geluidwal zelf niet meer als beste beschikbare techniek kan worden aangemerkt. Eisers hebben het voorgaande niet met een tegenrapport of andere concrete aanknopingspunten betwist.
6.3.2.
Over het wel of niet naleven van de overeenkomst, stelt de rechtbank voorop dat het in principe niet aan de bestuursrechter is om daarover te oordelen maar aan de civiele rechter. Onder omstandigheden, bijvoorbeeld bij een afwijking van het bestemmingsplan, kan dat anders zijn als die overeenkomst een ‘evidente privaatrechtelijke belemmering’ is die maakt dat de omgevingsvergunning niet kan worden uitgevoerd. Zo’n belemmering is pas evident als dat zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld. [12]
Nog daargelaten of de evidente privaatrechtelijke belemmering ook een rol kan spelen bij de activiteit ‘milieu’, is de rechtbank van oordeel dat de belemmering hier niet evident is. Het is aan de civiele rechter om te beoordelen of het toestaan van het crossen op de aarden wal in strijd is met (de geest van) de overeenkomst.
6.4.
De beroepsgrond slaagt niet.

3.Natuur

7.1.
Eisers voeren verschillende gronden aan over de activiteit ‘natuur’. Zo is volgens eisers een nieuwe beoordeling nodig, omdat de uitbreiding van de activiteiten (aantal crossuren van 14 naar 21 en uitbreiding bebouwd oppervlak) tot meer stikstofemissie leidt en impact heeft op beschermde soorten als de zwarte specht en wespendief. Daarnaast kan de stikstofdepositieruimte voor het Natura 2000-gebied De Veluwe door nieuwe ontwikkelingen naar beneden zijn bijgesteld. De enige voortoets die is gedaan is van april 2009. In de tussentijd is er veel veranderd op de Veluwe. Het kan niet zo zijn dat illegaal bouwen wordt aangemoedigd en dat de natuurgevolgen daarvan niet meer hoeven te worden beoordeeld.
7.2.1.
Deze zaak gaat over een omgevingsvergunning. Als voor een activiteit naast een omgevingsvergunning ook een natuurvergunning nodig is, kan de aanvrager kiezen of hij deze trajecten na elkaar, of tegelijk wil doorlopen. Alleen als op het moment van het besluit op de aanvraag om de omgevingsvergunning nog geen natuurvergunning is gevraagd of verleend, bestaat er een verplichting om tegelijk met de omgevingsvergunning een natuurtoestemming aan te vragen (aanhaakplicht). [13]
7.2.2.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning is uitgegaan van een onherroepelijke natuurvergunning van 27 januari 2014.
7.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het project waar deze natuurvergunning op ziet overeenkomt met de activiteiten die in deze omgevingsvergunning worden vergund.
Uit de natuurvergunning valt namelijk af te leiden dat die ziet op dezelfde activiteiten, waaronder het verruimen van het aantal crossuren. Verder heeft de gemachtigde van het college op de zitting desgevraagd toegelicht dat de gebouwen in de aanvraag om de natuurvergunning waren opgenomen. Eisers hebben dat niet betwist. De vergunning is overeenkomstig de beschrijving in de aanvraag verleend. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat de gebouwen in de beoordeling zijn betrokken. Ook de door eisers genoemde beschermde soorten, de zwarte specht en wespendief, zijn meegenomen in de natuurvergunning.
7.3.2.
Dat bepaalde effecten niet zouden zijn meegenomen bij de beoordeling van de natuurvergunning, maakt dat niet anders. Dat zijn namelijk geen onderdelen van het project, maar gevolgen daarvan. Als deze gevolgen ten onrechte niet in die natuurvergunning zijn betrokken, daargelaten of dat zo is, had dat in de procedure over dat besluit naar voren kunnen worden gebracht. [14]
7.3.3.
Het college is er terecht van uit gegaan dat met de al verleende natuurvergunning, geen aanhaakplicht bestond. De beroepsgrond slaagt niet.

4.Strijdig gebruik

8.1.
Eisers bestrijden het besluitonderdeel ‘strijdig gebruik’. Dat zijn in deze omgevingsvergunning de volgende activiteiten:
- Behendigheidstrainingen en -wedstrijden SUV’s voor maximaal 8 uur per week
(op woensdag tussen 13:00-19:00 uur en op zaterdag tussen 10:00-18:00 uur),
waarbij op het circuit maximaal 60 SUV’s met kenteken mogen zijn;
- Nevenactiviteiten: mountainbiketrainingen en -wedstrijden; looptrainingen,
survival- en overige conditietrainingen (tijdens openingstijden);
- Het aantal crossuren voor motoren en bromfietsen verhogen van maximaal 14 uur
naar ten hoogste 21 uur per week in de periode april tot en met oktober;
- Het toegestane gezamenlijke vloeroppervlak gebouwen te vergroten van maximaal
550 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 1000 m2.
8.2.
Een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik mag alleen worden verleend als sprake is van een goede ruimtelijke ordening. [15]
Provinciaal beleid
9.1.
Eisers betogen dat het verhogen van het aantal crossuren en het legaliseren van meer bebouwingsoppervlak ingrijpende veranderingen zijn waardoor de samenhang met de aangrenzende natuurgebieden (Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone) wordt aangetast. De gedefinieerde kernkwaliteiten van de Oldebroekse heide kunnen hierdoor niet versterkt worden zoals omschreven in de Omgevingsverordening.
In de Groene Ontwikkelingszone is alleen ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versteking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden (Omgevingsvisie). Van zo’n versterking is met het toestaan van extra activiteiten geen sprake. Ook verhouden de nieuwe activiteiten zich niet tot de ‘nee, tenzij-toets’ (Groene Ontwikkelingszone) en specifiek die van de Oldebroekse Heide. Het Gelders Natuurnetwerk is nog strenger en een deel van het terrein ligt daar binnen.
9.2.
Het college stelt dat voor de activiteiten een natuurvergunning is afgegeven en dat in de ruimtelijke onderbouwing is onderbouwd dat aan het provinciale beleid wordt voldaan. In (paragraaf 3.3.1 van) de ruimtelijke onderbouwing staat over specifiek deze ontwikkeling (uitsluitend):
“aangezien er met de beoogde ontwikkeling geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden waardoor de samenhang met de aangrenzende natuurgebieden wordt aangetast past de beoogde ontwikkeling binnen de kaders van het provinciaal beleid.”
9.3.
In (artikel 2.45, lid 1, van) de Omgevingsverordening Gelderland (februari 2022) staat:
“bij een nieuwe activiteit of ontwikkeling in het Gelders natuurnetwerk doet de initiatiefnemer onderzoek naar de te verwachten effecten van die activiteit of ontwikkeling op de kernkwaliteiten, oppervlakte en samenhang van het Gelders natuurnetwerk.”
In (artikel 2.52, lid 1, van) de Omgevingsverordening Gelderland (februari 2022) staat:
“voor zover een bestemmingsplan van toepassing is op locaties binnen de Groene Ontwikkelingszone” laat het een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toe als uit onderzoek blijkt dat:
a. de kernkwaliteit of ontwikkelingsdoelen, genoemd in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt; en
b. de samenhang niet verloren gaat”.
Volgens artikel 1.3, lid 1, onder d, van deze Omgevingsverordening valt onder ‘een bestemmingsplan’ ook een omgevingsvergunning zoals die hier voorligt.
9.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college met deze onderbouwing (weergegeven in r.o. 9.2) onvoldoende heeft gemotiveerd dat de activiteiten waarvoor wordt afgeweken van het bestemmingsplan voldoen aan het provinciale beleid, in het bijzonder aan de (bindende) provinciale Omgevingsverordening en de (niet bindende) Omgevingsvisie, specifiek de daarin opgenomen regels voor de Groene Ontwikkelingszone en het Gelders Natuurnetwerk. Dat voor deze activiteiten een natuurtoestemming is verleend doet daar niet aan af, omdat voor het toestaan van activiteiten in afwijking van het bestemmingsplan sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daaronder valt ook het (voldoen aan of rekening houden met het) provinciale beleid en dat is een ander beoordelingskader dan een provinciale natuurtoestemming. Het besluit heeft op dit punt een motiveringsgebrek. De rechtbank gaat in de conclusie van deze tussenuitspraak in op de gevolgen van dit gebrek.
Belangenafweging
10.1.
Eisers betogen dat breder had moeten worden gekeken of sprake was van een goede ruimtelijke ordening. Het is niet voldoende dat aan de normen wordt voldaan. Ook de gevolgen voor het woon- en leefklimaat en de omgeving, ook als de vereniging niet actief is, hadden in beeld moeten worden gebracht. De belangen van eisers worden onevenredig geschaad door bijvoorbeeld nu crossen op de geluidwal toe te staan.
10.2.
De rechtbank stelt vast dat uit de tekst van de omgevingsvergunning van 13 juni 2022 volgt dat een afweging is gemaakt of het vergunde gebruik in strijd is met van een goede ruimtelijke ordening en dat in die afweging de belangen van omwonenden zijn betrokken.
Voor zover zij menen dat het crossen op de geluidwal hun belangen onevenredig schaadt, is hiervoor onder r.o. 6 overwogen dat met een deskundigennotitie is onderbouwd dat het crossen op de geluidwal leidt tot een uiterst marginale toename van geluid, zodat niet is gebleken dat de belangen van eisers hierdoor onevenredig worden geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.

5.De handhaafbaarheid van de vergunning

11.1.
[eisers] en [eisers] hebben op de zitting hun beroepsgronden over de handhaafbaarheid (het registratiesysteem, het logboek) en duidelijkheid (aantal uren) van de concrete vergunningvoorschriften ingetrokken, omdat deze onduidelijkheden inmiddels zijn ondervangen met voorschriften in de nieuwe onherroepelijke omgevingsvergunning van 10 mei 2023. Dat geldt niet voor de [eisers] , [eisers] en [eisers] die niet op de zitting zijn verschenen. [eisers] en [eisers] hebben wel hun beroepsgronden gehandhaafd dat de rijtijden van de SUV’s onduidelijk zijn en dat zij er in algemene zin geen vertrouwen in hebben dat de Omgevingsdienst ook daadwerkelijk/feitelijk (voldoende) controles doet.
11.2.1.
Wat betreft de handhaafbaarheid (het registratiesysteem, het logboek) en duidelijkheid (aantal uren) is de rechtbank van oordeel dat [eisers] , [eisers] en [eisers] geen belang meer hebben bij een beoordeling van deze gronden. De onduidelijkheden zijn met de voorschriften 1.2 en 2.2 in de nieuwe onherroepelijke omgevingsvergunning van 10 mei 2023 ondervangen.
11.2.2.
Over de SUV’s heeft het college onbetwist naar voren gebracht dat deze niet onder het motor- en bromfietscrossen vallen en daarom niet binnen het gestelde maximumaantal uren vallen. Het college heeft verder met een deskundigennotitie [16] onderbouwd dat SUV’s gekentekende voertuigen zijn en hun geluid en emissie in het niet vallen bij de beoordeelde effecten van het motorcrossen en bij het huidige gebruik en de autonome groei van de A50.
11.2.3.
De vraag of feitelijk wel of niet (voldoende) gecontroleerd wordt, ligt in deze procedure niet voor omdat het in deze zaak alleen gaat over de vraag of de omgevingsvergunning in redelijkheid is verleend. Overigens ziet de rechtbank ook geen aanknopingspunt voor het oordeel dat er niet gecontroleerd wordt, nu het college op de zitting heeft verklaard op de naleving van de vergunning toe te zien en de Omgevingsdienst recent (in oktober 2024) nog heeft gecontroleerd.
11.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
12.1.
Uit r.o. 9 volgt dat de omgevingsvergunning een motiveringsgebrek heeft. De rechtbank kan het college in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. [17] Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
12.2.
Om het gebrek te herstellen, moet het college alsnog motiveren in hoeverre de activiteiten waarvoor wordt afgeweken van het bestemmingsplan (zie onder andere r.o. 8.1) voldoen aan het provinciale beleid zoals opgenomen in de (bindende) Omgevingsverordening en de (niet bindende) Omgevingsvisie en in het bijzonder aan de daarin opgenomen geldende regels voor het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone.
In die motivering moet in ieder geval aan de orde komen in hoeverre de activiteiten waarvoor een afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend voldoen aan (artikel 2.45 en 2.52 van) de Omgevingsverordening Gelderland.
12.3.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank geeft het college acht weken voor het eventuele geval dat alsnog een onderzoek nodig is in de zin van de Omgevingsverordening.
12.4.
Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen.
12.5.
Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
12.6.
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [18]
12.7.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, voorzitter, en mr. G.A. van der Straaten en mr. S.E.M. Lichtenberg, leden, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
Voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Op grond van een revisievergunning van 9 november 2004 en de meldingen op grond van artikel 8.19 van de Wet milieubeheer van 7 maart, 1 april en 26 november 2008.
2.Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inmiddels is de Omgevingswet in werking getreden, maar in deze zaak geldt nog het oude recht. Zie artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
3.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, c en e, van de Wabo.
4.Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht.
6.Categorie 19.1, onder g, sub 2.
7.Artikel 3.3, eerste lid, onder b, van het Bor.
8.Artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.
9.Artikel 2.14 van de Wabo.
10.De notitie van Peutz
11.De notities van Peutz van 11 september 2020 en 19 januari 2021.
12.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2024:1502.
13.De ‘aanhaakplicht’ uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo in samenhang met artikel 2.2aa van het Bor. Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:936.
14.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1332, r.o. 12.2.
15.Artikel 2.12 van de Wabo.
16.De notitie van Peutz van 2 juni 2020.
17.Artikel 8:51a van de Awb.
18.Uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.