ECLI:NL:RBGEL:2025:5946

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
C/05/443906 / FA RK 24-3808
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats, zorgregeling, kinderalimentatie en vervangende toestemming inschrijving basisschool

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 juli 2025 uitspraak gedaan over de hoofdverblijfplaats, zorgregeling, kinderalimentatie en vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op school. De vader verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en een zorgregeling vast te stellen. De moeder verzet zich hiertegen en vraagt om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel bij de moeder verblijven in een opvanglocatie van Moviera en dat de situatie tijdelijk is. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over de hoofdverblijfplaats aan te houden, maar heeft wel een uitgebreidere zorgregeling vastgesteld. De rechtbank heeft de vader toestemming verleend om de kinderen te laten deelnemen aan muziektherapie en heeft de kinderalimentatie voorlopig vastgesteld op € 291 per kind per maand. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de moeder tot kinderalimentatie en vervangende toestemming afgewezen. De zaak zal in april 2026 opnieuw worden behandeld, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming wordt verzocht om aanvullend te rapporteren.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/443906 / FA RK 24-3808
Datum uitspraak: 23 juli 2025
beschikking hoofdverblijfplaats, zorgregeling, kinderalimentatie en vervangende toestemming inschrijving basisschool
in de zaak van
[naam verzoeker](nader te noemen: de vader),
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. E. Gubbens in Arnhem,
tegen
[naam verweerster](nader te noemen: de moeder),
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B. Anik in Arnhem.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 15 november 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van mr. Gubbens van 20 november 2024;
  • het F9-formulier met bijlage van mr. Gubbens van 22 november 2024;
  • het F9-formulier met bijlage van mr. Anik van 25 november 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van mr. Gubbens van 17 december 2024;
  • het verweerschrift tegen de provisionele verzoeken met zelfstandige provisionele verzoeken, ingekomen bij de griffie op 18 december 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van mr. Gubbens van 19 december 2024;
  • het gewijzigde/aangevulde verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen op 11 juni 2025;
  • het verweerschrift in de hoofdzaak, met bijlagen, ingekomen op 7 juli 2025;
  • de brief met bijlagen van mr. Gubbens van 9 juli 2025;
  • de brief met bijlagen van mr. Anik van 10 juli 2025.
1.2.
Op 23 december 2024 heeft de mondelinge behandeling van de provisionele verzoeken plaatsgevonden. Op 24 december 2024 is de beschikking provisionele voorzieningen gegeven.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een zittingsvertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (nader te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Uit de relatie tussen de ouders zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige 1] ;
  • [de minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige 2] .
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De kinderen verblijven momenteel met de moeder op een opvanglocatie van Moviera.
2.3.
In de beschikking provisionele voorzieningen van 24 december 2024 heeft de rechtbank de kinderen toevertrouwd aan de moeder en als voorlopige zorgregeling bepaald dat de kinderen begeleid contact hebben met de vader, te beginnen met videobellen, de twee weken erop gedurende één uur per week fysiek en vervolgens minimaal twee uur per week fysiek, waarbij de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door het wijkteam. Verder heeft de rechtbank de Raad verzocht onderzoek te doen en te rapporteren.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt - na wijziging, samengevat - bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen;
  • een zorgregeling vast te stellen in de vorm van een week-op-weekafregeling, subsidiair te bepalen dat de kinderen een weekend per veertien dagen bij de moeder verblijven, met een regeling voor de vakanties en feestdagen en een dwangsom te bepalen voor ieder zorgmoment dat de moeder niet nakomt;
  • te bepalen dat de moeder € 19 per kind per maand dient te betalen aan de vader als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen;
  • vervangende toestemming om de kinderen opnieuw in te schrijven bij basisschool [naam basisschool] in [woonplaats vader] .
3.2.
De vader onderbouwt zijn verzoeken als volgt. De moeder is met de kinderen op 31 oktober 2024 onaangekondigd vertrokken uit de echtelijke woning. Zij verblijven sindsdien in opvang van Moviera. Sinds het vertrek heeft de vader nauwelijks contact met de kinderen gehad. Na de beschikking provisionele voorzieningen is er begeleide omgang tot stand gekomen, inmiddels twee uur per week onder begeleiding. Dit verloopt goed. De vader ervaart dat de moeder probeert hem zoveel mogelijk uit het leven van de kinderen te houden. De moeder verblijft inmiddels met de kinderen in de regio [plaatsnaam] en de kinderen gaan daar naar school, zonder zijn toestemming. De moeder heeft allerlei gezagsbeslissingen genomen zonder zijn toestemming. De vader heeft het idee dat de moeder met de kinderen elders een nieuw leven aan het opbouwen is, waarin hij amper voorkomt.
De vader is het niet eens met de beschuldigingen van de moeder aan zijn adres. Die zijn onjuist en hebben hem diep geraakt. De relatie tussen partijen was ongezond: de moeder had veel commentaar op de vader en heeft hem gedwongen een psychologisch onderzoek te starten in verband met haar vermoeden van autisme. De moeder heeft hem in 2019 en in 2020 mishandeld.
De vader is niet op de hoogte gebracht waarom het voor de kinderen nodig is om muziektherapie te krijgen. Als hij om uitleg vraagt, krijgt hij vervelende mail van de moeder en haar advocaat. De vader ervaart geen samenwerking vanuit de moeder. Partijen staan op een wachtlijst voor een ouderschapstraject. Dit gaat binnenkort eindelijk van start.
De vader wil dat de kinderen terugverhuizen naar de regio waar hij woont, zodat ze ook weer naar hun oude school kunnen. Dan kan de vader ook weer een volwaardige vaderrol hebben, hij wil co-ouderschap.

4.Het verweer en de zelfstandige verzoeken

4.1.
De moeder is van mening dat de verzoeken van de vader moeten worden afgewezen. De voorgestelde vakantieregeling is wel akkoord, behalve de verdeling van de kerstdagen.
Zij vraagt de rechtbank als zelfstandige verzoeken - samengevat - te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de beslissing negen maanden aan te houden;
  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen;
  • een zorgregeling met de vader te bepalen in de vorm van een opbouwregeling in het weekend;
  • te bepalen dat de vader € 348 per kind per maand dient te betalen als bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen;
  • vervangende toestemming te verlenen voor:
  • screening van de kinderen,
  • muziektherapie voor de kinderen,
  • deelname aan een doe- en praatgroep voor [de minderjarige 2] ,
alles bij Moviera dan wel een andere organisatie.
De verzoeken tot kinderalimentatie en vervangende toestemming heeft de moeder ook gedaan als provisioneel verzoek, voor het geval de beslissing in de bodemprocedure wordt aangehouden.
4.2.
De moeder onderbouwt haar verweer en zelfstandige verzoeken als volgt. Zij stelt dat zij fysieke, emotionele en digitale onveiligheid heeft ervaren toen zij en de kinderen nog bij de vader woonden. Volgens haar is sprake van intieme terreur. De vader is onvoorspelbaar in zijn acties en communicatie. Hij handelt heel dwingend en verwacht dat de moeder en de kinderen daarin meegaan. Als dat niet gebeurt, wordt hij boos. Nog steeds ontvangt de moeder regelmatig dwingende mails van de vader. Hij probeert ook financiële controle over de moeder uit te oefenen. Op advies van Moviera is de moeder uit huis gegaan. De vader was met name het laatste jaar steeds minder emotioneel bereikbaar, steeds meer met zichzelf bezig via allerlei psychische trajecten omdat het niet goed met hem ging. Voor wat de moeder heeft meegemaakt, krijgt zij EMDR-behandeling.
Bij Moviera is hulp ingezet voor de kinderen en de moeder. De kinderen hebben hulp nodig gelet op hun gedrag na het uiteengaan van partijen en hun gedrag voor en na de omgang met de vader. De moeder is nog steeds ziekgemeld op haar werk. Ze heeft haar handen vol aan zichzelf en de kinderen.
De moeder heeft de vader waar mogelijk betrokken in gezagsbeslissingen, maar sommige zaken moesten nu eenmaal geregeld worden door de gewijzigde situatie of door het handelen van de vader. Zij en de kinderen hebben een sociale omgeving opgebouwd in [plaatsnaam] . De moeder heeft zelf geen invloed gehad op de plaats waar zij binnen Moviera terecht zou komen, maar is niet van plan naar [woonplaats moeder] terug te keren. De nieuwe omgeving is nu voor de kinderen een houvast, een veilige plek. Het is niet in hun belang weer een verandering mee te maken. Er is nu stabiliteit.
De vader heeft nog steeds geen toestemming gegeven voor een screening van de kinderen om te zien met welke soort hulp zij gebaat zijn. Ook heeft hij toestemming geweigerd voor veel zaken die de kinderen aangaan, in het bijzonder de muziektherapie en een doe- en praatgroep voor [de minderjarige 2] . Daarvoor verzoekt de moeder vervangende toestemming.
Partijen gaan een traject Ouderschap Blijft volgen. Daarin kan de uiteindelijke zorgregeling wat de moeder betreft besproken worden. Zij staat open voor ruim contact tussen de kinderen en de vader.

5.Het standpunt van de Raad

5.1.
De zittingsvertegenwoordigster van de Raad heeft het advies dat volgt uit het raadsrapport gehandhaafd. Dit komt erop neer dat de beslissing op de hoofdverblijfplaats negen maanden wordt aangehouden en dat voor de zorgregeling wordt toegewerkt naar co-ouderschap. Dat betekent uitbreiding van de begeleide omgang en overgaan naar onbegeleide omgang bij de vader thuis. Als de moeder in de omgeving van [plaatsnaam] gaat wonen, zal dit de situatie ingewikkelder maken. Er wordt nog hulpverlening ingezet. De uitkomsten daarvan en van het verdere verloop van de zorgregeling kunnen van belang zijn voor het uiteindelijke advies. De Raad is bereid over negen maanden aanvullend te rapporteren.

6.De beoordeling

Hoofdverblijfplaats, zorgregeling en vervangende toestemming
6.1.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten, en ook de beslissing bij welke ouder een kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het nu te vroeg is over de hoofdverblijfplaats van de kinderen te beslissen. De moeder verblijft nog met de kinderen in een appartement van Moviera. Dit is een tijdelijke situatie. Waar zij uiteindelijk terecht kan, is nog niet te zeggen. Daarmee is nu niet vast te stellen dat bepaling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar uiteindelijk hun belang dient. De vader heeft daartegenover aangevoerd dat hij nu een stabiele woonsituatie heeft en dat het in het belang van de kinderen is dat zij duidelijkheid hebben. Alleen al daarom dient hun hoofdverblijfplaats bij hem te worden bepaald. Ook hierin kan de rechtbank nu niet meegaan, omdat de kinderen feitelijk op dit moment aanzienlijk meer tijd bij de moeder dan bij de vader doorbrengen. Weliswaar is het advies van de Raad dat wordt toegewerkt naar een verdeling van de zorg bij helfte, maar dat is nu (nog) niet aan de orde. De feitelijke situatie is dus dat de kinderen nu hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. Op de vraag of dit op termijn ook de meest wenselijke situatie is, wil en kan de rechtbank nu niet vooruitlopen. Daarom zal de rechtbank, overeenkomstig het advies van de Raad, de beslissing op dit verzoek aanhouden.
6.3.
De rechtbank zal wel een uitgebreidere zorgreling tussen de vader en de kinderen vaststellen. De begeleide omgangsmomenten zijn goed verlopen. De rechtbank ziet in het contact tussen de vader en de kinderen geen aanleiding om te bepalen dat hier nog langer begeleiding bij nodig is. Er moet onbelast en frequent contact zijn, aldus de Raad en de rechtbank sluit zich daarbij aan. Afgaand op de berichtgeving van Buurtteams vindt er in de weken 30 en 31 tweemaal omgang plaats: op dinsdag van 15.00 tot 17.00 uur en op vrijdag van 14.30 tot 18.30 uur. In week 32 zal er een uitbreiding plaatsvinden, waarover op 21 juli is gesproken. [1] De rechtbank is van oordeel dat vanaf week 34 onbegeleide omgang dient plaats te vinden. Dit zal in eerste instantie nog zonder overnachting zijn, en omdat niet veel later de scholen weer zullen beginnen, zal de rechtbank bepalen dat dit de ene week op vrijdag van 14.30 tot 18.30 uur is en de andere week op zaterdag van 10.00 tot 18.30 uur. Deze omgang dient wel na ongeveer drie weken bij PlusHome geëvalueerd te worden. Als het daarvoor nodig is dat zij zelf nog enig zicht op de situatie hebben, kunnen zij op de vrijdagen een deel van de tijd aansluiten, bijvoorbeeld het eerste of het laatste uur. Tenzij er ernstige contra-indicaties zijn, zal na vier weken, dus vanaf week 38, de omgang in het weekeinde worden uitgebreid met een overnachting en plaatsvinden om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.30 uur. In de andere week blijft de vrijdag van 14.30 tot 18.30 uur gehandhaafd.
6.4.
Partijen kunnen in onderling overleg - bijvoorbeeld om praktische redenen - de dagen en tijdstippen wijzigen, maar als zij hier het onderling niet over eens worden, geldt de hiervoor vastgestelde regeling. Deze dienen partijen na ongeveer vier weken opnieuw te bespreken om te beoordelen in hoeverre verdere uitbreiding (met bijvoorbeeld een extra overnachting en een deel van de vakanties) wenselijk en haalbaar is in het belang van de kinderen. De rechtbank zal daarover nu geen concrete beslissing nemen, behalve voor wat Kerstmis betreft, omdat dit het enige punt is waarover partijen het niet eens zijn. De vader heeft voorgesteld dat de ouders om en om het ene jaar de kerstdagen hebben en het andere jaar Oud en Nieuw, de moeder wil graag de kerstdagen delen. Dit laatste acht de rechtbank gelet op de jonge leeftijd van de kinderen nu meer in hun belang. Daarom zal de rechtbank dat voor dit jaar bepalen, waarmee de vader ten opzichte van zijn eigen voorstel een dag extra krijgt, aangezien hij had voorgesteld dat de moeder in de oneven jaren de kerstdagen zou hebben. Het komt de rechtbank voor dat het wenselijk is dat in elk geval ook in 2026 de kerstdagen worden gedeeld, waarmee de moeder dus volgend jaar een extra dag krijgt. Als de kinderen ouder worden, kan een aanpassing op dit punt plaatsvinden.
6.5.
De rechtbank ziet op dit moment geen reden om aan te nemen dat de moeder de opgelegde regeling niet zal nakomen en zal hieraan daarom geen dwangsom verbinden.
6.6.
De beslissing over de uiteindelijke zorgregeling, inclusief de vakanties, zal de rechtbank aanhouden. Hierover kunnen partijen de rechtbank te zijner tijd nader informeren.
6.7.
Het verzoek van de vader om vervangende toestemming om de kinderen opnieuw in te schrijven op [naam basisschool] in [woonplaats vader] kan de rechtbank in elk geval op dit moment niet toewijzen. Feitelijk verblijft de moeder met de kinderen in [plaatsnaam] . De rechtbank heeft er begrip voor dat de vader zich voor een voldongen feit gesteld voelt. De moeder heeft echter toegelicht dat zij zelf ook geen invloed heeft gehad op het feit dat zij in [plaatsnaam] is terechtgekomen. Het is weliswaar haar keuze geweest om de kinderen mee te nemen, maar de situatie tussen partijen was er klaarblijkelijk niet naar om hierover op dat moment te overleggen. De rechtbank kan aan de feitelijke situatie op dit moment niet voorbijgaan. Zij wil de moeder wel op het hart drukken dat zij bij de beslissing waar zij uiteindelijk gaat wonen het belang van de kinderen, inclusief de mogelijkheid om ruim contact met beide ouders te hebben, van eerste orde moet zijn. Daar heeft de moeder zelf ook belang bij: als de rechtbank uiteindelijk de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaalt, is het voor het onderhouden van contact met de moeder ook wenselijk dat zij in de buurt woont. Het enkele feit dat Moviera anders heeft geadviseerd, puur op grond van de onderlinge verhouding tussen partijen en wat de moeder hen daarover heeft verteld, mag niet doorslaggevend zijn. Mocht de moeder in (de omgeving van) [woonplaats vader] komen te wonen, dan is het denkbaar dat partijen het eens kunnen worden over de school. Omdat de moeder nu echter voor een andere soort school heeft gekozen dan waar de kinderen voorheen waren ingeschreven, kan de rechtbank dat niet met zekerheid vaststellen. Daarom zal zij ook dit verzoek van de vader aanhouden in afwachting van het verloop van de hulpverlening en de ontwikkelingen in de woonsituatie van de moeder.
6.8.
De moeder verzoekt vervangende toestemming voor screening van de kinderen, muziektherapie voor beiden en deelname aan een doe- en praatgroep voor [de minderjarige 2] . De vader is hier inhoudelijk in wezen niet op tegen maar stelt dat voor zover nog screening nodig is, die niet door Moviera dient te gebeuren en dat voor de muziektherapie en de doe- en praatgroep van zijn kant niets meer nodig is. [de minderjarige 2] staat al ingeschreven voor een doe- en praatgroep, voor de muziektherapie heeft de vader zijn toestemming gegeven onder enkele voorwaarden.
6.9.
De rechtbank stelt vast dat het opstarten van een en ander klaarblijkelijk toch allemaal erg moeizaam verloopt. De communicatie tussen de vader en de hulpverlening geeft een ander beeld dan de communicatie tussen de moeder en de hulpverlening. Hier moeten de kinderen niet de dupe van worden. De vader heeft bevestigd dat de enige die kan vaststellen of nadere screening van de kinderen nog nodig is, de hulpverlening is. Daarom zal de rechtbank toestemming verlenen aan de moeder die screening te laten uitvoeren door een andere instantie dan Moviera. Anders dan de vader heeft de rechtbank er weliswaar vertrouwen in dat Moviera dit goed zou kunnen, maar als de vader daar geen vertrouwen in heeft, zal hij ongeacht de uitkomst deze niet accepteren en worden de kinderen alsnog de dupe. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de moeder over de te benaderen instantie dient te overleggen met de vader. Zijn voorstel is dat Entrea Lindenhout of PlusHome deze screening doet. De moeder kan hiermee instemmen of een tegenvoorstel doen. Pas als na overleg blijkt dat partijen het niet eens worden, en ondanks verzoek van de moeder aan de vader om toestemming hij deze niet geeft, treedt de beslissing van de rechtbank in de plaats van de toestemming van de vader. De rechtbank heeft er daarbij vertrouwen in dat de moeder in het belang van de kinderen een geschikte partij zal uitkiezen die de screening zal verrichten. De moeder heeft er immers ook belang bij dat de vader vertrouwen heeft in de uitkomst van de screening.
6.10.
Voor de aanmelding voor de doe- en praatgroep wijst de rechtbank de vader erop dat de lezing van de moeder meer aansluit op de inhoud van de e-mail die hij als productie 61 heeft overgelegd. [de minderjarige 2] is weliswaar aangemeld voor de doe- en praatgroep, maar blijkens de e-mail van mw. [naam] van Team Scheiden en Omgang hierover moesten beide ouders nog akkoord geven omdat de aanmelding door Buurtteams was gedaan. De vader heeft niet bestreden dat hij dit akkoord niet heeft gegeven. Omdat hij kennelijk geen bezwaar heeft tegen de deelname van [de minderjarige 2] aan de doe- en praatgroep, zal de rechtbank hem nog een termijn van drie dagen geven om dit akkoord te geven en bepalen dat als hij dit niet doet, deze beschikking in de plaats treedt van de akkoordverklaring van de vader.
6.11.
Ter zake van de muziektherapie stelt de rechtbank vast dat de vader voorwaarden stelt. Deze voorwaarden komen erop neer dat de communicatie tussen hulpverleners en partijen enkel via gelijktijdige mails plaatsvindt en dat bij het halen en brengen niet over de therapie wordt gesproken zodat beide ouders dezelfde informatie hebben. Hoewel het uiteraard belangrijk is dat beide ouders gelijkwaardig worden betrokken in de therapie, stelt de rechtbank ook vast dat de voorwaarden niet gaan over de kwaliteit van de therapie of het belang van de kinderen. Wederom betekent dit dat de kinderen moeten wachten op een afspraak tussen de ouders. Dit is niet in hun belang. De rechtbank verleent ongeclausuleerd de vervangende toestemming.
Kinderalimentatie
6.12.
Omdat de definitieve beslissing over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling wordt aangehouden, zal de rechtbank een voorlopige bijdrage vaststellen, uitgaand van de situatie zoals die op dit moment is en met inachtneming van de voorlopige beslissingen. Dat betekent dat de kinderen feitelijk merendeels bij de moeder verblijven, overeenkomstig de beslissing dat zij voorlopig aan de moeder zijn toevertrouwd. De moeder wordt dan geacht de zogeheten verblijfsoverstijgende kosten te dragen. Verder gaat de rechtbank uit van een zorgregeling met de vader van afgerond één dag per week. zoals binnenkort het geval zal zijn. Als die situatie wijzigt, kunnen partijen op basis van de hierna genomen uitgangspunten wellicht zelf tot aanpassing van de bedragen komen. Voor nu betekent dit dat aan het verzoek van de vader niet wordt toegekomen en dat de rechtbank het verzoek van de moeder zal beoordelen.
ingangsdatum
6.13.
De wet [2] laat de rechter grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. De moeder vraagt een bijdrage vanaf 1 januari 2025. Zij heeft het verzoek echter pas op 7 juli 2025 ingediend. Bovendien was voor partijen tot deze beschikking niet duidelijk hoe de zorgverdeling er (voorlopig) uit zou komen te zien. Daarom zal de rechtbank als ingangsdatum de datum van deze beschikking hanteren.
behoefte
6.14.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt de behoefte van het kind genoemd. De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het gezinsinkomen. Verder wordt rekening gehouden met het aantal kinderen dat tot het gezin behoort. Partijen zijn het erover eens dat het gezinsinkomen zo hoog was dat van de maximale behoefte op grond van de tabellen moet worden uitgegaan. Het verschil tussen partijen is dat de vader uitgaat van de tabellen zoals die in 2024 golden, waarin de behoefte niet verder is berekend dan tot een gezinsinkomen van (meer dan) € 6.000 per maand, en de moeder uitgaat van de tabellen voor 2025, waarin de behoefte is bepaald tot een gezinsinkomen van (meer dan) € 7.500 per maand. De moeder haakt daarvoor aan bij de ingangsdatum van de kinderalimentatie, de vader sluit aan bij het moment van feitelijk uiteengaan van partijen. De rechtbank acht dit laatste het meest voor de hand liggend. De vraag is immers wat de behoefte van de kinderen was op het moment dat zij met partijen een gezin vormden. Dat is in 2024 geëindigd. Daarom neemt de rechtbank de tabel over 2024 tot uitgangspunt. Omdat de bijdrage pas in 2025 ingaat, moet de behoefte wel worden geïndexeerd, dat wil zeggen: gecorrigeerd voor inflatie. Zo komt de behoefte uit op afgerond € 783 per kind per maand. [3]
de draagkracht van de ouders
6.15.
Vervolgens moet worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de draagkracht genoemd. Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld. Bij die methode bekijkt de rechtbank wat er van het inkomen van een ouder overblijft nadat de noodzakelijke lasten zijn betaald. Aan de inkomstenkant rekent de rechtbank met het netto besteedbaar maandinkomen (NBI). Aan de uitgavenkant rekent zij met een woonbudget van 30% van het NBI en een forfaitair bedrag voor vaste lasten. Daarnaast kan de rechtbank ook rekening houden met eventuele overige lasten. Wat er dan overblijft is de draagkrachtruimte. Van de draagkrachtruimte is 70% beschikbaar voor de kinderen. In dit geval ziet die berekening er als volgt uit: 70% (NBI - 0,3 x NBI - 1.310).
de draagkracht van de vader
6.16.
De vader heeft voor de bepaling van zijn draagkracht gerekend met een bruto maandinkomen van € 6.036,78, een PA Harmonisation, een holiday allowance en een dertiende maand allowance. De moeder is aan de kant van de vader uitgegaan van een hoger inkomen, want zij neemt klaarblijkelijk ook de posten homework internet en homework place mee. Omdat dit netto vergoedingen zijn, acht de rechtbank het aannemelijk dat hiertegenover ook kosten staan, zodat die vergoedingen niet tot het loon dienen te worden gerekend. De vader heeft echter de bruto/netto-vergoeding van € 30 per maand met omschrijving “vitality allowance” bruto meegenomen, terwijl deze volgens de salarisstrook eerst wordt afgetrokken in het brutotraject en vervolgens netto wordt bijgeteld. Dit is een secundaire arbeidsvoorwaarde waarmee wel rekening moet worden gehouden. Daarom heeft de rechtbank zelf de berekening opnieuw gemaakt. Het NBI van de man komt op basis daarvan uit op € 4.712 per maand. [4]
6.17.
Volgens de hiervoor vermelde formule heeft de vader een draagkracht van € 1.391 per maand. [5]
de draagkracht van de moeder
6.18.
Beide partijen rekenen op basis van de salarisspecificaties van de moeder. Daarbij is zij zelf uitgegaan van het inkomen op het moment dat zij ziek is, de vader is uitgegaan van het inkomen dat zij in april 2025 nog had. Omdat de moeder inmiddels weer geleidelijk aan het werk gaat, en alimentatie voor de toekomst wordt berekend, zal de rechtbank aansluiten bij de salarisstrook van april 2025 en bij de moeder rekenen met een bruto maandinkomen van € 5.134,65. De moeder heeft een bijtelling voor de inkomstenbelasting omdat zij een auto van de zaak heeft. Dit moet niet als inkomen worden meegeteld bij de berekening van haar NBI, omdat de belasting die zij daarover betaalt in feite vergelijkbaar is met autokosten die iemand met een eigen auto vanuit de forfaitaire lasten moet voldoen. Met die extra belastingdruk houdt de rechtbank daarom geen rekening in de bepaling van het NBI en met het inkomen in natura evenmin, omdat de moeder dat bedrag niet in geld uitbetaald krijgt en daarvan dus de kinderen niet kan onderhouden. Deze bijtelling heeft echter ook invloed op de hoogte van heffingskortingen. Een hoger fiscaal loon betekent namelijk in de regel dat de heffingskortingen omlaag gaan en het kindgebonden budget lager wordt. Hiermee moet naar het oordeel van de rechtbank wel rekening worden gehouden. [6] De moeder heeft dit in haar berekening ook gedaan: de auto van de zaak is vermeld ten behoeve van de bepaling van het verzamelinkomen. Omdat het rekenprogramma van de rechtbank deze optie niet kent, heeft de rechtbank twee berekeningen gemaakt. De eerste berekening [7] omvat het inkomen inclusief bijtelling. Deze is louter bedoeld om de hoogte van de heffingskortingen en het kindgebonden budget te berekenen. In de tweede berekening [8] is uitgegaan van het werkelijke inkomen zonder bijtelling en heeft de rechtbank handmatig de heffingskortingen ingevuld. Dit leidt tot een NBI van de moeder van € 4.479 per maand.
6.19.
Volgens de hiervoor vermelde formule heeft de moeder een draagkracht van € 1.277 per maand. [9]
draagkrachtvergelijking
6.20.
Omdat de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kinderen, moet de rechtbank berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt de draagkrachtvergelijking genoemd. De vader en de moeder hebben samen een draagkracht van € 2.668 per maand. De kosten van de kinderen waarin de ouders moeten voorzien zijn € 1.566 per maand. Uitgaand van de verhouding van hun draagkracht moet de vader € 816 per maand, oftewel € 408 per kind per maand, dragen en de moeder € 750 per maand. [10]
zorgkorting
6.21.
De vader maakt op de dagen dat de kinderen bij hem verblijven kosten voor eten en drinken, energielasten en dergelijke: de verblijfskosten. Daarmee voldoet hij deels aan zijn onderhoudsverplichting. Voor zover daartegenover een besparing in die kosten van de moeder staat, verlaagt de rechtbank de bijdrage van de vader met een percentage van de behoefte van de kinderen: de zorgkorting. Uitgaande van de nu vast te stellen regeling verblijven de kinderen gemiddeld afgerond een dag per week bij de vader. Daarbij past een zorgkorting van 15% van de behoefte, oftewel € 117 per kind per maand. Dit bedrag komt in mindering op het bedrag dat de vader aan de moeder moet betalen. Dit betekent dat hij aan de moeder (voorlopig) € 291 per kind per maand moet betalen.
overige punten
6.22.
De vader moet de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand vooraf betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later wordt betaald.
Provisionele verzoeken
6.23.
De rechtbank neemt een aantal beslissingen in de bodemzaak, zij het dat de beslissing over de kinderalimentatie een tijdelijk karakter heeft in afwachting van de definitieve zorgregeling. De moeder heeft daarom geen belang meer bij een beslissing op haar provisionele verzoeken. De rechtbank zal die afwijzen.
Tot slot
6.24.
De rechtbank verklaart de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat deze beslissingen blijven gelden en partijen daar uitvoering aan moeten geven, ook als er hoger beroep wordt ingesteld, zolang het gerechtshof niet anders beslist.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
stelt vast als voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , en
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
dat zij bij de vader verblijven:
 overeenkomstig de afspraken die de ouders met Buurtteams hebben gemaakt tot en met week 33
 vanaf week 34 - in beginsel onbegeleid - de ene week op vrijdag van 14.30 tot 18.30 uur en de andere week op zaterdag van 10.00 tot 18.30 uur, waarvan na ongeveer drie weken een evaluatie bij PlusHome plaatsvindt;
 na vier weken, dus vanaf week 38, de ene week op vrijdag van 14.30 tot 18.30 uur en de andere week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.30 uur;
welke omgang nadien in overleg tussen partijen verder kan worden uitgebreid met bijvoorbeeld een extra overnachting en/of een verdeling van de vakanties, waarbij de kinderen in ieder geval met Kerst 2025 op tweede kerstdag bij de vader verblijven;
7.2.
verleent de moeder toestemming, die de toestemming van de vader vervangt, voor het laten uitvoeren van een nadere screening van de kinderen door een andere instantie dan Moviera, onder de voorwaarde dat nader overleg tussen partijen niet tot overeenstemming leidt en de vader na aantoonbaar verzoek van de moeder hiertoe niet binnen een door haar gestelde termijn zijn toestemming verleent;
7.3.
bepaalt dat de vader binnen drie dagen alsnog schriftelijk akkoord dient te geven aan Scheiden en Sterker voor deelname door [de minderjarige 2] aan de doe- en praatgroep door een Reply-all te sturen aan scheidenenomgang@sterker.nl met in cc mw. [naam 2] en mw. [naam 3] , beiden van Buurtteams, en de moeder, en bepaalt dat als de vader dit niet binnen de gestelde termijn doet, de rechtbank hiervoor alsnog de benodigde toestemming geeft, waarbij deze beschikking in de plaats treedt van de akkoordverklaring van de vader;
7.4.
verleent de moeder toestemming, die de toestemming van de vader vervangt, voor aanmelding van beide kinderen voor muziektherapie;
7.5.
bepaalt dat de vader vanaf vandaag een bedrag van € 291 per kind per maand aan de moeder moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
7.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
wijst de provisionele verzoeken van de moeder af;
alvorens verder te beslissen
7.8.
houdt de beslissingen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de definitieve zorgregeling, de vervangende toestemming voor inschrijving op [naam basisschool] en de kinderalimentatie aan tot een
nader te bepalen mondelinge behandeling in april 2026, bij voorkeur bij mr. R.A. Eskes;
7.9.
verzoekt de Raad ten minste twee weken voorafgaand aan de nadere mondelinge behandeling aanvullend te rapporteren over de stand van zaken en te adviseren over de nog te nemen beslissingen.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Lens als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Bijlage 1: berekening van het NBI van de vader
Box 1 Inkomen uit werk en woning
Loon (41-50)
41
Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking
72.081
47
13de maand/14de periode
6.036
49b
Overige bruto arbeidsinkomsten
12.378
Bruto inkomsten
90.495
Premies (51-59)
Pensioenpremie
51
Ingehouden pensioenpremie
-
3.948
53
Aanvullende pensioenpremie / premie reparatie WAO/WIA-gat
-
211
54
Loon voor de premies werknemersverzekeringen
86.336
59
Inkomsten
86.336
Belastbaar loon (61-64)
64
Belastbaar loon
86.336
Heffing box 1 (94-95)
94
Belastbaar inkomen uit werk en woning
86.336
- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501)
13.769
- Schijf 2, 37,48% over € 38.441 (€ 40.502) t/m € 76.817
14.383
- Schijf 3, 49,5% over € 76.818 of meer
4.711
95
Inkomensheffing box 1
32.863
Besteedbaar inkomen (113-120)
113
Inkomen voor aftrek inkomensheffing
86.336
114
Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3
32.863
115/116
Heffingskorting en standaard heffingskorting
-
2.783
117
Verschuldigde inkomensheffing
-
30.08
Inkomen na aftrek inkomensheffing
56.256
Specificaties voor post: 115/116
Algemene Heffingskorting
jaar
Arbeidskorting
2.783
jaar
119a
Bij: Netto inkomsten
360
Af: Netto premie (WGA/WHK)
76
120
Besteedbaar inkomen
56.54
120a
Netto besteedbaar inkomen (per jaar)
56.54
120a
Netto besteedbaar inkomen (per maand)
4.712
Bijlage 2: berekening van heffingskortingen en kindgebonden budget voor de moeder
Box 1 Inkomen uit werk en woning
Loon (41-50)
41
Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking
61.616
44
Vakantietoeslag
4.929
49a
Belaste onkostenvergoeding
9.549
Bruto inkomsten
76.094
Premies (51-59)
Pensioenpremie
54
Loon voor de premies werknemersverzekeringen
76.094
59
Inkomsten
76.094
Belastbaar loon (61-64)
64
Belastbaar loon
76.094
Heffing box 1 (94-95)
94
Belastbaar inkomen uit werk en woning
76.094
- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501)
13.769
- Schijf 2, 37,48% over € 38.441 (€ 40.502) t/m € 76.817
14.112
95
Inkomensheffing box 1
27.881
Besteedbaar inkomen (113-120)
113
Inkomen voor aftrek inkomensheffing
76.094
114
Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3
27.881
115/116
Heffingskorting en standaard heffingskorting
-
6.483
117
Verschuldigde inkomensheffing
-
21.398
Inkomen na aftrek inkomensheffing
54.696
Specificaties voor post: 115/116
Algemene Heffingskorting
47
jaar
Arbeidskorting
3.45
jaar
Combinatiekorting
2.986
jaar
Bij: Kindgebonden budget
5.025
Bijlage 3: berekening van het NBI van de moeder
Box 1 Inkomen uit werk en woning
Loon (41-50)
41
Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking
61.616
44
Vakantietoeslag
4.929
Bruto inkomsten
66.545
Premies (51-59)
Pensioenpremie
54
Loon voor de premies werknemersverzekeringen
66.545
59
Inkomsten
66.545
Belastbaar loon (61-64)
64
Belastbaar loon
66.545
Heffing box 1 (94-95)
94
Belastbaar inkomen uit werk en woning
66.545
- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501)
13.769
- Schijf 2, 37,48% over € 38.441 (€ 40.502) t/m € 76.817
10.533
95
Inkomensheffing box 1
24.302
Besteedbaar inkomen (113-120)
113
Inkomen voor aftrek inkomensheffing
66.545
114
Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3
24.302
115/116
Heffingskorting en standaard heffingskorting
-
6.483
117
Verschuldigde inkomensheffing
-
17.819
Inkomen na aftrek inkomensheffing
48.726
Bij: Kindgebonden budget
5.025
120a
Netto besteedbaar inkomen (per jaar)
53.751
120a
Netto besteedbaar inkomen (per maand)
4.479

Voetnoten

1.Dit moment is inmiddels geweest, maar viel na de mondelinge behandeling, zodat de rechtbank met de uitkomst daarvan niet bekend is.
2.Artikel 1:402 van het Burgerlijk Wetboek.
3.€ 735 vermeerderd met 6,5%.
4.Bijlage 1: berekening van het NBI van de vader.
5.70% x (4.712 - 1.414 - 1.310).
6.In het Rapport alimentatienormen staat alleen vermeld dat met de fiscale bijtelling van de auto van de zaak geen rekening wordt gehouden. De reikwijdte van deze opmerking lijkt beperkt tot het stukje extra inkomstenbelasting, zie ook Rechtbank Limburg 1 augustus 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:5328.
7.Bijlage 2: berekening van heffingskortingen en kindgebonden budget voor de moeder.
8.Bijlage 3.
9.70% x (4.479 - 1.344 - 1.310).
10.1391/2668 x € 1.566 = € 816 en 1277/2668 x € 1.566 = € 750 (afgerond).