In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan over een verzoek van de moeder tot wijziging van de kinderalimentatie. De moeder verzocht om de kinderalimentatie te verhogen naar € 587,23 per kind per maand, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift. De moeder stelde dat de omstandigheden waren gewijzigd, waardoor de vader een hogere bijdrage zou moeten betalen. De vader betwistte dit en stelde dat er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De ouders hebben samen twee minderjarige kinderen, en de vader is ook onderhoudsplichtig voor twee kinderen uit een eerdere relatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige bijdrage van € 53,10 per kind per maand in stand blijft, omdat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat de behoefte van de kinderen is gestegen of dat de draagkracht van de vader is toegenomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de recente huwelijk van de moeder en de onderhoudsplicht van de stiefvader.
De rechtbank heeft de draagkracht van zowel de vader als de moeder en de stiefvader berekend. De vader heeft een draagkracht van € 817,- per maand, terwijl de moeder een draagkracht van € 453,- per maand heeft. De stiefvader heeft een draagkracht van € 779,- per maand. De rechtbank heeft de draagkracht gelijkelijk verdeeld over de kinderen, wat resulteert in een totale beschikbare bijdrage die voldoende is om in de kosten van de kinderen te voorzien. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de moeder tot verhoging van de kinderalimentatie afgewezen en bepaald dat beide ouders hun eigen proceskosten moeten betalen.