ECLI:NL:RBGEL:2025:5416

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
ARN 24/672
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de IVA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten om de uitkering van eiser per 25 augustus 2023 te beëindigen, omdat hij op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had zich in 2015 ziekgemeld en ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering, gevolgd door een IVA-uitkering. Na een melding van werkzaamheden door eiser, heeft het UWV een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek ingesteld. De verzekeringsarts concludeerde dat de depressieve klachten van eiser in remissie waren en dat hij geen grote beperkingen meer had in zijn functioneren. Eiser had weliswaar later weer recht op een WIA-vervolguitkering, maar dit was niet relevant voor de beoordeling van de beëindiging van de IVA-uitkering op de datum in geding. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/672

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats]

(gemachtigde: mr. E. Yilmaz),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. O. Yazici).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 25 augustus 2023.
1.1.
Met het besluit van 18 mei 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV eisers WIA-uitkering met ingang van 18 juli 2023 beëindigd. Met het bestreden besluit van 21 december 2023 op het bezwaar van eiser heeft het UWV het primaire besluit herroepen en de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 25 augustus 2023.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. M. Çankaya – waarnemend voor zijn kantoorgenoot, mr. Yilmaz – en de gemachtigde van het UWV.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen nadere stukken en informatie in te brengen.
1.5.
Bij brief van 17 januari 2025 heeft het UWV de gevraagde stukken en informatie ingediend. Eiser heeft daarop gereageerd bij brief van 4 maart 2025.
1.6.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb op heeft gesloten.

Totstandkoming van het besluit en de besluitvorming die daarna is gevolgd

2. Eiser heeft zich per 25 november 2015 ziekgemeld vanuit een uitkeringssituatie op grond van de Werkloosheidswet. Na 104 weken van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid heeft het UWV eiser met ingang van 22 november 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend. Naar aanleiding van een melding van toegenomen klachten is aan eiser met ingang van 29 januari 2018 een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) toegekend.
3. Het UWV heeft een melding ontvangen dat eiser werkzaamheden zou verrichten. Naar aanleiding daarvan heeft het UWV een onderzoek ingesteld. Op 2 januari 2023 heeft het UWV het Onderzoeksrapport Handhaving Inspectie (onderzoeksrapport) uitgebracht. De resultaten van dit onderzoek zijn voor het UWV aanleiding geweest om een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek in te stellen. De uitkomst daarvan heeft geleid tot het bestreden besluit. Dat besluit houdt in dat eisers uitkering met ingang van 25 augustus 2023 wordt beëindigd omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3.1.
De medische beoordeling is neergelegd in de rapporten van verzekeringsarts [persoon A] van 26 april 2023 en van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [persoon B] van 6 oktober 2023, aangevuld op 12 oktober 2023 en 16 november 2023.
3.2.
De arbeidsdeskundige beoordeling is neergelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige [persoon C] van 17 mei 2023 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) [persoon D] van 12 oktober 2023.
4. Uit de stukken die het UWV na de schorsing heeft toegezonden blijkt het volgende.
Eiser heeft zich op 25 januari 2024 bij het UWV gemeld met toegenomen klachten. Het UWV heeft medische informatie opgevraagd en hij is gezien door een verzekeringsarts. Naar aanleiding daarvan heeft het UWV op 2 oktober 2024 twee besluiten genomen. Het eerste besluit houdt in dat eiser met ingang van 6 december 2023 recht heeft op een WIA-vervolguitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% (eiser is 77,12% arbeidsongeschikt). Het tweede besluit houdt in dat eiser met ingang van 3 april 2024 minder arbeidsongeschikt is (namelijk 38,08%) en dat de hoogte van zijn uitkering per 1 januari 2025 wordt aangepast.
Eiser heeft tegen beide besluiten van 2 oktober 2024 bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van eisers WIA-uitkering met ingang van 25 augustus 2023. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank is van oordeel dat het UWV niet onrechtmatig heeft gehandeld (overweging 10.1). Ook heeft het UWV de medische beoordeling zorgvuldig verricht en de belastbaarheid van eiser juist vastgesteld (overweging 11.4). Eiser kan de functies verrichten die tijdens het arbeidskundig onderzoek zijn geduid (overweging 12). Er bestaat geen ruimte voor een evenredigheidsbeoordeling (overweging 13.1). Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Omvang van het geding
7. In deze procedure moet de rechtbank beoordelen of het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiser per 25 augustus 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en de uitkering van eiser terecht heeft beëindigd per die datum. De medische situatie van eiser per 6 december 2023 of 3 april 2024 ligt niet ter beoordeling voor. Daarover loopt een aparte procedure. Wel komt in deze procedure de vraag aan de orde of eisers medische situatie op laatst genoemde data van belang is voor de onderhavige zaak.
De medische beoordeling door het UWV
Wat was de reden om aan eiser een IVA-uitkering toe te kennen?
8. Aan de toekenning van de IVA-uitkering met ingang van 29 januari 2018 ligt het volgende ten grondslag. Vanwege een depressieve stoornis, recidiverend, ernstig met psychotische kenmerken beschikte eiser niet over duurzaam benutbare mogelijkheden. Hij was sterk beperkt in het persoonlijk en/of sociaal functioneren en kwam zonder begeleiding niet het huis uit. De verwachting was dat de medische situatie niet wezenlijk zou veranderen vanwege de beperkte overgebleven behandelmogelijkheden. De prognose ten aanzien van de functionele mogelijkheden was daardoor onzeker.
Wat is de uitkomst van de medische beoordeling in deze procedure?
8.1.
De verzekeringsarts [persoon A] heeft het dossier – inclusief het onderzoeksrapport van 2 januari 2024 – bestudeerd, eiser op 20 maart 2023 op het spreekuur gezien en informatie bij de huisarts opgevraagd, verkregen en beoordeeld. Hij rapporteert onder meer het volgende.
8.1.1.
Uit het onderzoeksrapport van 2 januari 2024 blijkt onder meer het volgende. Eiser heeft werkzaamheden verricht bij een autopoetsbedrijf van een vriend van hem ( [persoon E] ). De werkzaamheden bestonden uit het schoonmaken van auto’s, helpen met poetsen van de buitenkant of stofzuigen. Auto’s polijsten deed eiser niet, wel wassen, met een hogedrukreiniger en met de hand. De opgedroogde was poetste eiser tot de auto ging glimmen. Eiser deed niet elke dag hetzelfde maar als hij daar was dan deed hij het uitpoetsen het vaakst. Ook ging hij wel eens met [persoon E] een auto ophalen, dan reed hij de auto terug. Eiser kwam vanaf de zomer 2021 bij [persoon E] de hele week en was dan de hele dag daar. Hij was daar de hele dag totdat het UWV kwam. [1] Eiser ging zelfstandig naar het werk en naar huis met de auto.
Volgens de bedrijfsleider komt eiser vaak koffiedrinken. Hij wil graag helpen maar bepaalde dingen kan hij niet. Eiser is daar een paar uurtjes en is meer aan het praten. Hij verdient er niets.
8.1.2.
Eiser geeft aan dat de psychische klachten nog onveranderd zijn; dat hij nog steeds weinig initiatief neemt, veel op de bank ligt, weinig buiten komt. Hij geeft echter ook aan dat hij nog wel plezier kan hebben, dat hij regelmatige sociale contacten heeft met vrienden, een goed contact met zijn zoon onderhoudt, televisie kijkt, fietst en boodschappen doet met zijn vrouw. De ernstige psychische klachten waar hij van 2008 tot 2012 last van had zijn verminderd. Hij slaapt en eet goed, neemt initiatief om uit bed te komen en zich aan te kleden en verzorgen. De visuele hallucinaties zijn niet meer voorgekomen. Het is rustiger in zijn hoofd. Hij is nog wel veel moe en wijt dit aan de medicatie. Daarom moet hij zo af en toe gaan rusten. Hij heeft de behandeling bij GGNet al jaren geleden afgerond. Hij gaat wel regelmatig naar de huisarts, een maand geleden is hij daar nog geweest vanwege rug- en elleboogklachten. De huisarts stelt dan ook altijd wat vragen over zijn psychische klachten.
De huisarts schrijft in een brief van 10 april 2023 dat eiser op 13 mei 2022 voor het laatst op het spreekuur is geweest met psychische klachten. Hij had toen last van toegenomen angstklachten omdat hij bang was om zijn uitkering kwijt te raken. Na deze episode heeft de huisarts eiser niet meer gezien. Eiser heeft in februari 2018 EMDR gehad. De EMDR had geen effect. Eiser had geen behandelvraag meer en in goed overleg is besloten om eiser uit te schrijven.
De verzekeringsarts heeft eiser psychisch onderzocht. Eiser geeft op adequate wijze antwoord op de gestelde vragen. De aandacht is goed te trekken gedurende 75 minuten, geen verslappingen of tekenen van vermoeidheid. Er zijn ook geen aanwijzingen voor geheugenstoornissen. Het denken verloopt normaal qua tempo en inhoud en er is geen angst of nervositeit. Er zijn geen aanwijzingen voor wanen of hallucinaties. Er is geen specifiek lichamelijk onderzoek verricht omdat de door eiser naar voren gebrachte rugklachten aspecifiek zijn. Tijdens het spreekuur zat eiser 75 minuten zonder problemen.
8.1.3.
De verzekeringsarts komt op grond van eigen onderzoek en de opgevraagde medische informatie tot de conclusie dat eiser recidiverende depressieve klachten had met psychotische kenmerken en rugklachten. De depressie lijkt in remissie en er is geen sprake meer van psychotische kenmerken. De huisarts geeft aan dat eiser in mei 2022 een toename van angst heeft ervaren maar het gaat hier om reële angstklachten omdat eiser werd geconfronteerd met een onderzoek van het UWV. Er bestaan geen grote beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren meer. Er waren bij eigen onderzoek geen aanwijzingen voor ernstige psychopathologie. Eiser ervaart voornamelijk bijwerkingen van de medicatie en dat is aannemelijk. Aan de criteria voor het aannemen van geen benutbare mogelijkheden (gbm) voldoet eiser niet. Eiser is niet ADL-afhankelijk, is niet beperkt in de zelfverzorging en onderhoudt normale sociale contacten met gezinsleden en vrienden. Daarnaast heeft hij langere tijd enkele uren per dag (vrijwilligers)werk gedaan bij een vriend die een autopoetserij heeft.
Eiser is, uit preventieve overwegingen, aangewezen op werkzaamheden zonder een aanhoudend hoge werkdruk. Eindverantwoordelijkheid, dagelijkse deadlines, aanhoudend dwingend hoog werktempo en werken in hectische omstandigheden zijn eveneens beperkt. Ook moet eiser geen avonddiensten of nachtdiensten draaien en is hij niet geschikt voor beroepsvervoer. Het werken met gevaarlijke machines en het werken op grote hoogtes is
beperkt vanwege het medicatiegebruik.
Er is geen reden om beperkingen aan ten nemen voor de lichamelijke klachten. De rugklachten van eiser lijken aspecifiek en licht van aard. Eiser is in december 2021 voor het laatst bij de huisarts geweest voor rugklachten. Uit het handhavingsonderzoek blijkt dat hij in staat is tot rugbelastend werk. Ook tijdens het spreekuur waren er geen aanwijzingen voor ernstige rugklachten. Er is daarom geen reden om hiervoor beperkingen aan te nemen.
De klachten aan de elleboog en de hand zijn aspecifiek en konden medisch gezien niet geobjectiveerd worden.
De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiser neergelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 april 2023.
8.2.
De verzekeringsarts b&b [persoon B] heeft kennisgenomen van het dossier en een brief van GGNet 14 september 2023 van [persoon F] (sociaal psychiatrisch verpleegkundige) en [persoon G] (psychiater).
Uit de brief van GGNet blijkt dat eiser van 10 augustus 2023 tot 24 augustus 2023 opgenomen is geweest op een open opnameafdeling van GGNet. In augustus 2023 kwam eiser in beeld bij de crisisdienst met al langer bestaande stemmingsklachten en suïcidaliteit. Omdat gedacht werd aan een depressieve stoornis met mogelijk psychotische kenmerken werd besloten tot opname. Op de kliniek werd geen depressieve stoornis geobjectiveerd. Copingproblematiek lijkt een belangrijke rol te spelen bij de klachten van eiser. Op dat moment is eiser niet meer onder behandeling.
In zijn rapportage van 6 oktober 2023 en 12 oktober 2023 schrijft de verzekeringsarts b&b dat, nadat bleek dat eiser was opgenomen, er met zijn toestemming medische informatie is opgevraagd. Uit de nadien verkregen informatie van GGNet volgt dat de inschatting van de primaire verzekeringsarts van de ernst van de bij eiser bestaande medische problemen en van zijn belastbaarheid correct is geweest. Uiteraard beschikte eiser tijdens de opname niet over arbeidsmogelijkheden. Dit betekent dat er van 10 augustus 2023 tot en met 24 augustus 2023 sprake is van gbm en dat eiser na deze periode weer belastbaar is conform de opgestelde FML.
In een aanvullende rapportage van 16 november 2023 schrijft [persoon B] , in reactie op een brief van eisers gemachtigde van 13 november 2023, onder meer dat de psychische toestand van eiser duidelijk is en dat er volgens hem geen reden bestaat om een deskundigenoordeel te vragen.
De bespreking van de beroepsgronden
Is het onderzoek van het UWV in strijd met artikel 52, tweede lid, van de Wet WIA?
9. Eiser stelt dat het UWV hem niet had mogen onderwerpen aan een medisch onderzoek. Op grond van artikel 52, tweede lid, van de Wet WIA is dit pas toegestaan nadat twaalf maanden inkomsten zijn verworven.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het medisch onderzoek heeft niet plaatsgevonden, omdat eiser inkomsten verworven had en het is dus niet gebaseerd op de door eiser genoemde bepaling. Het UWV heeft eerst een fraudeonderzoek gedaan naar aanleiding van een fraudemelding. Naar aanleiding van de resultaten van dat onderzoek heeft het UWV nader onderzoek ingesteld, waaronder een onderzoek door een verzekeringsarts, omdat de werkzaamheden die eiser had verricht vermoedelijk niet pasten in de eerder vastgestelde belastbaarheid. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigden de fraudemelding en de onderzoeksrapportage het (medisch) onderzoek van het UWV. Eiser is op goede gronden onderworpen een aan medisch onderzoek.
Heeft het UWV onrechtmatig gehandeld?
10. Eiser stelt dat de verzekeringsarts b&b onrechtmatig heeft gehandeld door zonder zijn toestemming telefonisch contact op te nemen met de psychiater van GGNet en bovendien de vraagstelling van het schriftelijke verzoek om informatie niet te delen. Ook is er niet transparant gehandeld en mogelijk sprake geweest van beïnvloeding. De verzekeringsarts b&b heeft namelijk gebeld met de behandelaar.
10.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet omdat het feitelijke grondslag mist. In het dossier bevindt een schriftelijke machtiging van eiser, waarin hij het UWV toestemming verleent om contact op te nemen met zijn behandelaar. Het dossier bevat ook de vraagstelling aan de behandelaar. Ook uit de brief van 14 september 2023 van GGNet volgt dat er een schriftelijke machtiging was en welke vragen er waren gesteld. Verder blijkt uit het rapport van 6 oktober 2023 van [persoon B] dat hij niet heeft gesproken met de behandelaar zelf maar met het secretariaat van GGNet. [2] Hij had gebeld omdat hij geen reactie had gekregen op zijn brief. Een medewerker van het secretariaat heeft voorgelezen uit de brief van [persoon K] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, van GGNet. Deze brief lag daar al klaar maar was nog niet verzonden was. [3] Juist de omstandigheid dat hiervan melding wordt gemaakt, getuigt van transparantie. Er bestaat geen enkele reden om aan te nemen dat het gerapporteerde een onjuiste weergave is van de gang van zaken.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest en is de belastbaarheid van eiser juist vastgesteld?
11. Eiser stelt dat een IVA-uitkering alleen kan worden beëindigd als herstel is ingetreden. Dit is niet het geval volgens hem. Uit de informatie van de huisarts kan dit ook niet worden afgeleid. Het UWV had een psychiater als deskundige moeten inschakelen. Eiser is nog steeds volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. Hij is meermalen opgenomen vanwege twee suïcidepogingen, te weten van 10 augustus 2023 tot en met 24 augustus 2023 en op 6 december 2023. Daarna heeft eiser nog deelgenomen aan een deeltijd behandelprogramma van 12 december 2023 tot en met 4 maart 2023 (naar de rechtbank begrijpt: 2024).
De medische beoordeling is onzorgvuldig geweest. De verzekeringsarts schrijft dat de ernst van de depressie en de angstklachten sterk lijken te zijn verminderd. Door deze woordkeuze is de verzekeringsarts is de verzekeringsarts er kennelijk niet zeker van dat de klachten zijn verminderd.
11.1.
Allereerst is van belang dat niet in geschil is dat de lichamelijke klachten van eiser
geen aanleiding geven voor het aannemen van beperkingen. De beroepsgronden zijn daar niet tegen gericht. Het gaat dan ook uitsluitend om de vraag of er voldoende beperkingen zijn aangenomen vanwege de geestelijke gezondheid van eiser.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen voldoende inzichtelijk en navolgbaar gemotiveerd waarom de beperkingen van eiser per datum in geding (23 augustus 2023) anders waren dan ten tijde van de toekenning van de IVA-uitkering. De verzekeringsartsen hebben goed gemotiveerd dat eisers recidiverende depressieve klachten in remissie waren, dat er geen sprake meer was van psychotische kenmerken en dat er daarom geen grote beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren meer zijn. De bevindingen van de verzekeringsarts [persoon A] , dat er bij eigen onderzoek geen aanwijzingen voor ernstige psychopathologie zijn, vindt zijn bevestiging in de medische informatie die er toen voorhanden was. Eiser was namelijk al langere tijd, sinds 2022, niet meer onder behandeling vanwege zijn psychische klachten. Dit wordt door eiser ook niet betwist. Uit de rapportage van [persoon B] blijkt dat er vlak voor de datum in geding nog wel een opname in een psychiatrisch ziekenhuis is geweest maar dat is ook betrokken bij de beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank is begrijpelijk dat [persoon B] niettemin vond dat de beoordeling van [persoon A] juist was. Uit de brief van GGN blijkt dat eiser is opgenomen, omdat hij zich suïcidaal had geuit en er werd gedacht aan een depressieve stoornis met mogelijk psychotische kenmerken. Tijdens de opname is echter geen depressieve stoornis geobjectiveerd. Wel was er een vermoeden van copingsproblematiek. In de brief wordt niet gemeld dat eiser zich tijdens de opname suïcidaal heeft geuit of dat er sprake is geweest van een suïcidepoging. De rechtbank merkt in dit verband ook op dat eiser was opgenomen op een open afdeling. In het licht van de genoemde brief is het navolgbaar dat [persoon B] schrijft dat er alleen tijdens de opname, vanwege die opname, sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden en dat eiser op de datum in geding belastbaar was conform de FML van 26 april 2023. Zijn belastbaarheid was dus beduidend anders (beter) dan ten tijde van de toekenning van de IVA-uitkering. Dat eiser in het verleden heftige traumatische ervaringen heeft doorstaan, maakt het voorgaande, niet anders.
11.2.
De informatie die na de schorsing is overgelegd door het UWV leidt niet tot een ander oordeel. Hiervoor is het volgende van belang.
Naar aanleiding van een melding van toegenomen klachten heeft het UWV opnieuw medisch onderzoek verricht. Dat is uitgevoerd door verzekeringsarts [persoon H] . Deze heeft eiser op zijn spreekuur gezien en het dossier bestudeerd. Ook heeft hij medische informatie opgevraagd, verkregen en betrokken bij zijn onderzoek. Het gaat om een brief van 21 juli 2024 van de huisarts van eiser en een brief van 22 april 2024 van GGNet. Daaruit blijkt onder meer dat eiser op 6 december 2023 is opgenomen na een suïcidepoging (intoxicatie met oxycodon) en vervolgens onder behandeling is geweest van de crisisdienst. [persoon H] schrijft in zijn rapportage van 22 augustus 2024 dat hij zijn herbeoordeling doet per 6 december 2023. Eiser is die dag opgenomen bij GGNet. De opname heeft geduurd tot en met 2 april 2024. Van 12 december 2023 tot en met 4 maart 2023 heeft eiser deeltijd ambulante behandeling gehad van drie dagen per week en daarna was hij onder behandeling van de POH-GGZ. Ook schrijft [persoon H] :
“Gezien de aanwezige informatie en huidige anamnese is de belastbaarheid van klant overeenkomstig zoals die is beschreven bij de beoordeling van 26-04-2023. Uit de aanwezige informatie van de psychiater d.d. 22-04-2024 blijkt dat er sprake is van copingsproblematiek en oplopende stress nu UWV de druk op werkhervatting lijkt te verhogen. Er is geen sprake van evidente depressieve stoornis. Suïcide risico wordt niet als verhoogd ingeschat. Wel is aannemelijk dat klant van 07-12-2023 tot en met 02-04-2024 drie dagdelen niet beschikbaar was vanwege deelname aan deeltijd behandeling. Nadien sprake van begeleiding POH en hupverlening uit de wijk om klant meer te laten participeren.”
Deze overgelegde informatie leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de situatie van eiser per datum in geding anders moet worden beoordeeld en geeft ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling in deze procedure. Uit de informatie volgt dat er ook na 23 augustus 2023 geen sprake was van een (evidente) depressieve stoornis. Wel was er sprake van een suïcidepoging op 6 december 2023 die de behandelaar wijt aan copingsproblematiek en oplopende stress. Vanwege de opname en de deeltijdbehandeling is er gedurende genoemde periode tijdelijk sprake van een urenbeperking. Na 3 april 2024 geldt die urenbeperking echter niet meer. Voor wat betreft de ophoging van de medicatie na de laatste opname, merkt de rechtbank op dat dit niet ziet op de datum in geding.
11.3.
Eiser verwijst in beroep naar de door hem in bezwaar overgelegde rapportage van 22 september 2023 van [persoon I] (medisch adviseur en (bedrijfs)arts) en [persoon J] maar deze rapportage geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Allereerst is van belang dat [persoon I] eiser zelf niet heeft gezien. Verder wordt in de rapportage gesteld dat dat de huisarts geen duidelijk beeld heeft van eiser, omdat eiser wordt behandeld door de GGZ en hij de huisarts maar een enkele keer bezoekt. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er echter geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsartsen van het UWV op basis van de beschikbare medische informatie, te weten de informatie van diens huisarts én behandelaars van GGNet, geen compleet beeld hebben van eisers medische situatie. Anders dan gesteld door [persoon I] blijkt uit die informatie dat eiser langere tijd níet onder behandeling was voor psychische klachten.
Eiser heeft geen andere objectieve medische informatie ingebracht die aanleiding geeft om te twijfelen aan de medische beoordelingen van [persoon A] en [persoon B] . Eiser stelt dat hij niet de middelen heeft om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. Dit moge zo zijn maar niet valt in te zien waarom hij niet een brief van zijn behandelaar, bijvoorbeeld van een psychiater, had kunnen overleggen om zijn standpunt te onderbouwen.
De enkele omstandigheid dat eiser meent meer beperkt te zijn dan aangenomen (bijvoorbeeld ten aanzien van het aspect vervoer en een urenbeperking), is onvoldoende om aan te nemen dat de beperkingen van eiser zijn onderschat.
11.4.
Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat de medische belastbaarheid van eiser per 23 augustus 2023 juist is vastgesteld. De na de schorsing door het UWV ingebrachte informatie geeft geen aanleiding voor een andere beslissing. Anders dan eiser meent, heeft UWV de vierde vraag [4] van de rechtbank in de schorsingsbeslissing wel (impliciet) beantwoord. De rechtbank volgt het UWV in zijn (impliciete) standpunt dat de belastbaarheid van eiser tijdelijk anders was in de periode 6 december 2023 tot 3 april 2024 en dit (daarom) niet afdoet aan de beoordeling van de belastbaarheid van eiser per datum in geding.
De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidsdeskundige beoordeling door het UWV
12. Eiser voert aan dat zijn belastbaarheid in de geduide functies worden overschreden.
12.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit het voorgaande volgt dat eiser per de datum in geding belastbaar is met in achtneming van de beperkingen die zijn vastgelegd in de FML. Niet is gebleken dat de belastbaarheid van eiser, zoals vastgelegd in die FML, wordt overschreden in functies die zijn geduid tijdens de arbeidskundige beoordeling. Eiser wordt daarom in staat geacht de volgende functies te verrichten: assemblagemedewerker metaalwaren (sbc-code 264140), assemblagemedewerker elektrotechnische producten (sbc-code 264041) en samensteller kunststof en rubberproducten (sbc-code 271130)
Had het UWV een belangenafweging moeten maken?
13. Eiser stelt dat het UWV een evenwichtige belangenafweging had moeten maken. Dat heeft het UWV niet gedaan. Het UWV heeft gehandeld op basis van “onderbuikgevoelens”. De belangen van eiser zijn onvoldoende meegewogen omdat het eiser onevenredig raakt. Hij heeft zelf geen inkomen meer en is door de beëindiging in financiële problemen gekomen.
13.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De besluitvorming heeft niet plaatsgevonden op basis van onderbuikgevoelens maar na een drietal onderzoeken, waaronder een medische en arbeidsdeskundige beoordeling. Uit die beoordeling volgt dat eiser per datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Gelet op het verplichtende karakter van artikel 56 van de Wet WIA bestaat in beginsel geen ruimte voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. [5] Wat eiser heeft aangevoerd vormt geen aanleiding om hier anders over te oordelen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat was op 10 mei 2022.
2.Pagina 3 van het rapport.
3.Het rapport van de verzekeringsarts van 12 oktober 2023 is mede geschreven op basis van deze telefonische weergave van de brief. In de aanvullende rapportage van 16 oktober 2023 staat vermeld dat de brief van GGNet is ontvangen en dat daar inderdaad in staat wat er telefonisch was doorgegeven en dat er daarom geen aanleiding bestaat voor een ander medisch oordeel.
4.In deze vraag is het UWV gevraagd hoe de medische informatie die heeft geleid tot de toekenning van de vervolguitkering per 6 december 2023 en de wijziging per 3 april 2024 zich verhouden tot de beëindiging van de IVA-uitkering met ingang van 25 augustus 2023.
5.Uitspraak van 11 december 2024 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2024:2331.