ECLI:NL:RBGEL:2025:5358

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
11362424
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand met verweer van gebreken en internationale bevoegdheid

In deze zaak vordert eiser, een verhuurder, betaling van een huurachterstand van € 10.418,53 van gedaagde, een huurder die in België woont. Eiser stelt dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door een bedrag van € 8.744,74 onbetaald te laten. Gedaagde voert verweer door te stellen dat hij de huurachterstand niet hoeft te voldoen omdat deze zou zijn kwijtgescholden en dat hij recht heeft op verrekening vanwege gebreken aan het gehuurde, waaronder lekkages en kapotte vloertegels. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde zijn verweer niet voldoende heeft onderbouwd en dat hij geen tegenvordering heeft ingesteld op basis van artikel 7:207 BW, dat recht geeft op huurprijsverlaging bij gebreken. De kantonrechter bevestigt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op basis van de Verordening (EU) nr. 1215/2012, aangezien het onroerend goed in Nederland is gelegen. De vordering van eiser wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11362424 \ CV EXPL 24-8446
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
gemachtigde: BoitenLuhrs & van der Lubbe Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlaten producties van [eisers].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

Vordering en verweer
2.1.
[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.418,53, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.744,74 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
[eisers] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat tussen partijen een huurovereenkomst heeft bestaan en dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting tot betaling van de huurprijs door in totaal een bedrag van
€ 8.744,74 onbetaald te laten. Omdat [gedaagde] in verzuim is, is hij eveneens de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente verschuldigd.
2.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. In de eerste plaats is volgens [gedaagde] bij de eindoplevering van het gehuurde aan hem medegedeeld dat hij de huurachterstand niet (meer) hoeft te voldoen. In de tweede plaats doet hij een beroep op verrekening van de huurachterstand met het gederfde huurgenot vanwege meerdere gebreken, waaronder diverse lekkages en kapotte vloertegels. De huurachterstand staat in redelijke verhouding tot het gederfde huurgenot, aldus [gedaagde].
Internationaal karakter
2.4.
Omdat [gedaagde] woonachtig is in België en de vordering om die reden een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord gelet op het bepaalde in artikel 24 lid 1 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I bis). Dat Artikellid bepaalt dat voor geschillen met betrekking tot zakelijke rechten op onroerende goederen (zoals het onderhavige geschil), ongeacht de woonplaats van partijen, bij uitsluiting bevoegd zijn de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed is gelegen. Nu het gehuurde is gelegen in Brakel is de kantonrechter, locatie Arnhem, bevoegd om van de onderhavige zaak kennis te nemen.
2.5.
Verder is van belang welk recht op de overeenkomst van toepassing is. Nederland en België zijn beide partij bij de verordening (EU) nr. 593/2008, Rome I. Niet is gebleken dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt. Artikel 4 lid c van de Verordening Rome I bepaalt dat de betrekking tussen partijen beheerst wordt door het recht van de lidstaat waarin het onroerend goed is gelegen, in dit geval Nederlands recht.
Inhoudelijke beoordeling
2.6.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het eerste verweer van [gedaagde] is dat de huurachterstand zou zijn kwijtgescholden. Dit wordt door [eisers] gemotiveerd betwist, zodat dit in rechte niet komt vast te staan. [gedaagde] geeft weliswaar aan dat zijn personeel erbij zat toen dit bij de eindoplevering is besproken, maar hij laat na dit te onderbouwen aan de hand van bewijsstukken en doet evenmin een (daartoe strekkend) bewijsaanbod. De kantonrechter gaat dan ook aan dit verweer voorbij.
2.7.
Het tweede verweer van [gedaagde] wordt aldus door de kantonrechter begrepen dat de huurprijs moet worden verlaagd in verband met de door hem gestelde gebreken die hebben geleid tot een verminderd huurgenot.
2.8.
In artikel 7:207 BW is bepaald dat een huurder in geval van vermindering van het huurgenot ten gevolge van een gebrek een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs kan vorderen vanaf de dag waarop hij van het gebrek behoorlijk kennis heeft gegeven aan de verhuurder of waarop het gebrek reeds in voldoende mate bekend was om tot maatregelen over te gaan, tot die waarop het gebrek is verholpen.
2.9.
Niet in geschil is dat tijdens de huurperiode sprake is geweest van diverse aan [eisers] gemelde gebreken waarvan het herstel (te) lang op zich liet wachten. Hoe vervelend deze gebreken ook waren, door [gedaagde] is geen (tegen)vordering ingesteld tot huurprijsverlaging als bedoeld in artikel 7:207 BW, zodat de kantonrechter aan dit verweer voorbij gaat. Immers, hiertoe is gelet op voornoemd artikel een gerichte vordering noodzakelijk.
2.10.
Het voorgaande brengt met zich dat de kantonrechter de vordering tot betaling van de huurachterstand van € 8.744,74 toewijst. De gevorderde wettelijke rente is niet (afzonderlijk) betwist, zodat ook de wettelijke rente wordt toegewezen.
2.11.
Daarnaast maakt [eisers]. aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag van € 982,81 is in overeenstemming met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en wordt daarom toegewezen.
2.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
272,39
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
1015,00
(2,5 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.670,39

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 10.418,53, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 8.744,74 met ingang van 2 september 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.670,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
44356 \ 498