In deze zaak vordert eiser, een verhuurder, betaling van een huurachterstand van € 10.418,53 van gedaagde, een huurder die in België woont. Eiser stelt dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door een bedrag van € 8.744,74 onbetaald te laten. Gedaagde voert verweer door te stellen dat hij de huurachterstand niet hoeft te voldoen omdat deze zou zijn kwijtgescholden en dat hij recht heeft op verrekening vanwege gebreken aan het gehuurde, waaronder lekkages en kapotte vloertegels. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde zijn verweer niet voldoende heeft onderbouwd en dat hij geen tegenvordering heeft ingesteld op basis van artikel 7:207 BW, dat recht geeft op huurprijsverlaging bij gebreken. De kantonrechter bevestigt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op basis van de Verordening (EU) nr. 1215/2012, aangezien het onroerend goed in Nederland is gelegen. De vordering van eiser wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt in de proceskosten veroordeeld.