ECLI:NL:RBGEL:2025:5230

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
11615823
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie arbeidsovereenkomst versus overeenkomst van opdracht in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of de verzoekende partij, hierna te noemen [verzoekende partij], werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst of als opdrachtnemer voor Vihamij Handel B.V. De verzoekende partij heeft gesteld dat hij op 1 juni 2021 in dienst is getreden bij Vihamij en dat de opzegging van zijn samenwerking op 22 januari 2025 niet rechtsgeldig was. Vihamij heeft betwist dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst en heeft aangevoerd dat de relatie gekwalificeerd moet worden als een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoekende partij] gedurende een langere periode voor Vihamij heeft gewerkt, waarbij hij regelmatig werd ingeroosterd en geen ondernemersrisico liep. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, omdat de verzoekende partij aan de voorwaarden van artikel 7:610 BW voldeed. De opzegging is vernietigd, en de kantonrechter heeft Vihamij veroordeeld tot betaling van het loon aan [verzoekende partij] vanaf 1 februari 2025, inclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. Tevens is de cao Technische Groothandel van toepassing verklaard op de arbeidsovereenkomst. De proceskosten zijn voor Vihamij.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 11615823 \ HA VERZ 25-50
Beschikking van 1 juli 2025
in de zaak van
[verzoekende partij],
te [plaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekende partij] ,
gemachtigde: mr. L.N. Hermes,
tegen
VIHAMIJ HANDEL B.V.,
te Arnhem,
verwerende partij,
hierna te noemen: Vihamij,
gemachtigde: Jaararbeidsrecht, t.a.v. mr. M.E.L.U. Janssen.

1.De zaak in het kort

Het gaat in deze procedure om de vraag of [verzoekende partij] bij Vihamij werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst, dan wel als opdrachtnemer (ZPP-er). In geval sprake is arbeidsovereenkomst verzoekt [verzoekende partij] onder meer om de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Vihamij op 22 januari 2025 tegen 1 februari 2025 te vernietigen en Vihamij te veroordelen tot betaling van de overeengekomen vergoeding als brutoloon. Vihamij meent dat in dat geval het cao-loon heeft te gelden. Wanneer de kantonrechter van oordeel is dat toch sprake is van een overeenkomst van opdracht vraagt [verzoekende partij] een schadevergoeding, omdat de opzegging op een termijn van acht dagen een onredelijk kort is.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat [verzoekende partij] recht heeft op loon overeenkomstig de cao Technische Groothandel.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 21;
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 12;
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
De beschikking is, na eerder te zijn aangehouden, bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1.
[verzoekende partij] is in 2007 in dienst getreden bij Vihamij op basis van een arbeidsovereenkomst. In 2012 is Vihamij failliet gegaan waarna de arbeidsovereenkomst als gevolg van opzegging is geëindigd. Na een doorstart is [verzoekende partij] in datzelfde jaar benaderd om weer voor Vihamij te komen werken. Partijen hebben daartoe een schriftelijke overeenkomst van opdracht gesloten op 10 augustus 2012, ingaande op 15 augustus 2012 en eindigend op 30 september 2012. Na het verstrijken van die termijn hebben partijen hun samenwerking ongewijzigd voortgezet.
3.2.
[verzoekende partij] heeft per 4 mei 2010 een eenmanszaak ingeschreven in het handelsregister
van de Kamer van Koophandel. Als activiteiten staat vermeld:
SBI-code: 47912 - Detailhandel via internet in consumentenelektronica
SBI-code: 46699 - Groothandel in overige machines, apparaten en toebehoren voor
industrie en handel
3.3.
Per 1 november 2019 is de samenwerking als gevolg van opzegging door Vihamij geëindigd. [verzoekende partij] heeft die opzegging niet in rechte aangevochten.
3.4.
In 2021 heeft Vihamij [verzoekende partij] opnieuw benaderd om werkzaamheden voor haar uit te voeren. Partijen hebben daarover geen schriftelijke afspraken gemaakt. Zij hebben aan hun samenwerking op dezelfde wijze als daarvoor (van 2012-2019) uitvoering gegeven. [verzoekende partij] factureerde zijn uren vanuit zijn eenmanszaak. Bij aanvang in 2021 factureerde hij een uurtarief van € 35,00 per uur, dat is in 2024 [1] omhoog gegaan naar € 38,00 per uur, en per augustus 2024, op verzoek van Vihamij verlaagd naar een bedrag van € 31,25 per uur. Naast zijn arbeidsuren factureerde [verzoekende partij] ook overeenkomstig gemaakte afspraken, zijn reisuren, reiskosten en kosten voor hotelovernachtingen.
3.5.
In de zomer van 2024 hebben partijen gesproken over de voortzetting van de samenwerking vanwege noodzakelijke bezuinigingen bij Vihamij. [verzoekende partij] heeft hierop schriftelijke een voorstel gedaan met twee opties: samenwerken via een zzp-constructie, zoals al het geval was, of werken op basis van een vast dienstverband.
3.6.
Per e-mail van 9 september 2024 heeft Vihamij hierop gereageerd, waaruit wordt geciteerd:
We zijn overeengekomen dat je in ieder geval tot het einde van het jaar voor Vihamij aan de slag blijft. Voor eind november plannen we een evaluatiegesprek waarin we bespreken of we de samenwerking voortzetten en zo ja, onder welke voorwaarden. De intentie is om de langdurige samenwerking verder voort te zetten.
In de komende periode stel je je beschikbaar voor ons filiaal in Oosterhout. Je opdracht is voornamelijk gericht op het overdragen van je vakkennis aan de nieuwe filiaalleidster, [naam 1] . Per 1 oktober is [naam 2] overgeplaatst naar Oosterhout, waar hij onder directe leiding van [naam 1] valt. Indien je op een ander filiaal nodig bent, zullen we dit zo snel mogelijk met je afstemmen.
Hieronder bevestigen we de voorwaarden zoals overeengekomen voor de periode tot het einde van het jaar:
• 15 werkdagen van 8 uur (daadwerkelijke uren) voor een totaalbedrag van € 3.750,00.
• Extra uren worden doorberekend en apart gefactureerd tegen een tarief van € 35,00 per uur. Deze facturen dienen binnen 14 dagen betaald te worden.
• Overige kosten zoals reisuren (€ 19,00 per uur), kilometervergoeding (€ 0,29 per km), en eventuele overnachtingen (€ 100,00 per nacht) blijven ongewijzigd en worden, indien van toepassing, eveneens binnen 14 dagen in rekening gebracht.
• Eventuele prijswijzigingen in deze kosten door externe factoren zullen in onderling overleg worden aangepast.
3.7.
Partijen zouden eind november 2024 opnieuw in gesprek gaan over het al dan niet voortzetten van de samenwerking. Dit gesprek heeft niet plaatsgevonden.
3.8.
Op 22 januari 2025 heeft Vihamij de samenwerking met [verzoekende partij] opgezegd tegen 1 februari 2025. Uit de brief die Vihamij ter bevestiging hiervan aan [verzoekende partij] heeft gestuurd, wordt geciteerd:
Met deze mail bevestigen wij u over onze beslissing om de samenwerking met u te
beëindigen per 1 februari 2025. Deze beslissing is genomen na zorgvuldige
overweging, en wij willen u bedanken voor de geleverde diensten en de samenwerking
tot nu toe.
We stellen het op prijs hoe u zich hebt ingezet en we vertrouwen erop dat we het
resterende traject in goed overleg kunnen afronden.
Een aantal zaken waar wij u aandacht voor vragen:
(…)
• Vrijdag 31 januari kunt u alle, aan u verstrekte bedrijfseigendommen (Telefoon, sleutels, documenten, gereedschap, kleding en dergelijke) inleveren.
(…)
• Facturatie na afloop van de samenwerking dient volledig en tijdig te
gebeuren.
(…).
3.9.
[verzoekende partij] is het niet eens met deze opzegging en stelt zich per brief van zijn gemachtigde van 12 februari 2025 op het standpunt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen, die niet rechtsgeldig is opgezegd. Zijn gemachtigde verzoekt te bevestigen de opzegging in te trekken en laat weten dat [verzoekende partij] bereid en beschikbaar is om zijn werkzaamheden te verrichten. Vihamij heeft de opzegging niet desgevraagd ingetrokken.

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
[verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad, om bij beschikking
Primair:
I. voor recht te verklaren dat [verzoekende partij] op basis van een arbeidsovereenkomst
op 1 juni 2021 in dienst is getreden bij Vihamij;
II. voor recht te verklaren dat [verzoekende partij] vanaf 1 juni 2021 aanspraak heeft op alle rechten van de arbeidsovereenkomst en de van toepassing zijnde cao Technische Groothandel;
III. de opzegging van 22 januari 2025 te vernietigen en te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen Vihamij en [verzoekende partij] voortduurt;
IV. Vihamij te veroordelen om met ingang van 1 februari 2025 aan [verzoekende partij] te
betalen een salaris van € 3.750,00 bruto per maand te vermeerderen met 8%
vakantietoeslag en overige emolumenten van de cao;
V. Vihamij te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van de overeengekomen
onkostenvergoedingen voor de overnachtingen en reiskosten van
Noord-Scharwoude naar de nevenvestiging van Vihamij waar [verzoekende partij] dient te gaan werken;
VI. Vihamij te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 over het achterstallig salaris;
VII. Vihamij te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor onder IV en VI genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
VIII. Vihamij te veroordelen in de kosten van het geding inclusief de nakosten, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
Subsidiair
I. Vihamij te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van een schadevergoeding ad € 11.250,00;
II. Vihamij te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van handelsrente vanaf 1
februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Vihamij te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex. artikel 6:119a vanaf 14 dagen na de beschikking.
4.2.
Aan het verzoek heeft [verzoekende partij] , samengevat, ten grondslag gelegd dat hij in mei 2021 opnieuw is gevraagd voor Vihamij te komen werken. Vihamij wilde (wederom) geen arbeidsovereenkomst aan [verzoekende partij] aanbieden. [verzoekende partij] diende op facturatie basis zijn werkzaamheden in rekening te brengen. [verzoekende partij] stelt dat de arbeidsverhouding tussen partijen kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. Ter onderbouwing stelt hij onder meer dat hij gemiddeld 30-32 uur werkzaam was, veelal op vaste filialen, ruim van tevoren werd ingeroosterd, hij het geplande werk nooit weigerde, hij een telefoon en bedrijfskleding van Vihamij had, zich niet kon laten vervangen, cursussen bij en betaald door Vihamij kon volgen en in aanmerking kwam voor personeelskortingen e.d. Vihamij heeft deze overeenkomst op 22 januari 2025 niet rechtsgeldig opgezegd.
4.3.
Vihamij verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe het volgende aan. Zij stelt zich op het standpunt dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten en dat de contractuele relatie die zij hebben gehad ook zo gekwalificeerd moet worden. Vihamij kon daarom op 22 januari 2025 de overeenkomst van opdracht opzeggen tegen 1 februari 2025. De termijnopzegtermijn was niet te kort, omdat [verzoekende partij] had moeten begrijpen dat de overeenkomst zou eindigen gelet op de gesprekken die hebben plaatsgevonden vanaf de zomer van 2024. Vihamij stelt aldus dat zij aan [verzoekende partij] geen enkele vergoeding is verschuldigd.

5.De beoordeling

Toetsingskader
5.1.
Omdat [verzoekende partij] zijn verzoek baseert op de stelling dat tussen hem en Vihamij sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst en Vihamij dat betwist, moet beoordeeld worden hoe de rechtsverhouding tussen [verzoekende partij] en Vihamij moet worden gekwalificeerd, als een arbeidsovereenkomst dan wel als een overeenkomst van opdracht.
5.2.
In de wet is de arbeidsovereenkomst omschreven als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten (artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3.
Om te kunnen beoordelen of een overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Het vaststellen van die rechten en verplichtingen dient, voor zover die niet zonder meer duidelijk zijn, te worden vastgesteld aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf.
5.4.
Als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt. Voor deze kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen (HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746 (
Participatieplaats).
5.5.
Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt volgens rechtspraak af van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. (HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443 (Deliveroo).
Van belang kunnen onder meer zijn de aard en duur van de werkzaamheden, de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald, de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie, en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht. Ook kan een rol spelen het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren, de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen, de wijze waarop de beloning wordt bepaald, de hoogte van deze beloningen, en de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt. Verder kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt. Het gewicht dat toekomt aan een contractueel beding bij beantwoording van de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, hangt mede af van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht (HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443 (Deliveroo).
[verzoekende partij] is werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekende partij] bij Vihamij werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst en dat de opzegging daarvan niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. De kantonrechter legt hierna uit hoe zij tot dat oordeel komt.
Gemaakte afspraken - wijze waarop partijen uitvoering gaven aan hun samenwerking
5.7.
Partijen hebben de in 2021 gemaakte afspraken ter zake hun samenwerking niet schriftelijk vastgelegd. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken zijn de volgende feiten en omstandigheden ter zake hun samenwerking komen vast te staan.
5.8.
[verzoekende partij] is sinds 2021, behoudens korte onderbrekingen in verband met vakantie of familieomstandigheden in 2023, tot eind december 2024 werkzaam geweest voor Vihamij.
Blijkens de door Vihamij overgelegde roosters en facturen (die zij van [verzoekende partij] heeft ontvangen) werkte [verzoekende partij] op meerdere locaties, maar merendeels op de locatie Den Bosch (filiaalcode 57). [verzoekende partij] werkte in 2022 en 2023 voornamelijk op de vestiging in Den Bosch, op wisselende dagen in de week, toen veelal vier, maar soms ook drie en vijf dagen
Anders dan [verzoekende partij] heeft gesteld is niet gebleken dat hij wekelijks voor 30-32 uur werd ingeroosterd. [verzoekende partij] heeft voor dat aantal uren überhaupt geen enkele onderbouwing gegeven. Uit de door Vihamij overgelegde roosters en de door [verzoekende partij] aan Vihamij gezonden facturen, blijkt dat het aantal uren dat hij werd ingeroosterd wisselend was. Een compleet overzicht heeft overigens ook Vihamij niet in het geding gebracht. Aangezien [verzoekende partij] voor de beweerdelijke aantallen gewerkte uren per week geen enkele onderbouwing heeft gegeven en voor zijn stelling geen steun is te vinden in de stukken wordt aan bewijsopdracht ter zake niet toegekomen.
5.9.
Uit de door Vihamij overgelegde roosters blijkt dat [verzoekende partij] eind 2023 minder uren heeft gefactureerd. Voor zover uit de stukken die Vihamij heeft overgelegd blijkt, werkte [verzoekende partij] in 2024 een wisselend aantal uren, maar vaak meer dan 140 per maand en voor vier andere vestigingen dan Den Bosch. De laatste maanden werkte hij op de locatie Oosterhout.
5.10.
Ongeveer vier tot zes weken van te voren maakte Vihamij roosters waaruit bleek op welke data [verzoekende partij] verwacht werd te komen werken, onder vermelding van de locatie. [verzoekende partij] had de vrijheid om aan te geven dat hij niet kon of wilde werken als er geroosterd werd. Gesteld noch gebleken is dat hij, anders dan reeds vooraf vanwege voorgenomen vakanties dan wel onverhoopte persoonlijke omstandigheden, ingeroosterde dagen/uren weigerde.
5.11.
[verzoekende partij] werkte tegen een vast vooraf overeengekomen uurtarief. Aanvankelijk is in 2021 een uurtarief van € 35,00 overeengekomen. In 2024 is dit verhoogd naar € 38,00 en per augustus 2024 in overleg verlaagd naar € 31,25 per uur.
Daarnaast ontving [verzoekende partij] een vaste reiskostenvergoeding en een vergoeding voor reistijd. Hotelovernachtingen, nodig vanwege werk op een filiaal verder van huis, werden door Vihamij betaald. Vihamij betaalde geen vakantiegeld, droeg geen loonbelasting voor [verzoekende partij] af en maakte geen specificaties op. Evenmin ontving [verzoekende partij] een vergoeding in geval van ziekte of vakantie. Betaling vond plaats door Vihamij na daartoe door [verzoekende partij] opgestelde en toegestuurde facturen, waarbij ook btw in rekening werd gebracht.
5.12.
[verzoekende partij] beschikte over een telefoon en werkkleding van Vihamij, kon cursussen van/via en op kosten van Vihamij volgen en kreeg net als het andere personeel jaarlijks een kerstpakket. [verzoekende partij] kon net als vast personeel gebruik maken van een gunstige inkoopregeling ter zake van de goederen die Vihamij verkoopt, een regeling die Vihamij hanteert voor iedereen die feitelijk - op welke basis dan ook - een jaar of langer voor Vihamij heeft gewerkt.
5.13.
Gesteld noch gebleken is dat [verzoekende partij] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden enig commercieel risico liep (intern ondernemerschap). En, tot slot, is gebleken dat geen functioneringsgesprekken met [verzoekende partij] werden gevoerd.
5.14.
Partijen hebben in september 2024, vastgelegd in de e-mail van 9 september 2024, voor de periode tot eind 2024 wel schriftelijk afspraken gemaakt over de aard en omvang van de door [verzoekende partij] te verrichten werkzaamheden. Uit genoemde e-mail blijkt dat is afgesproken dat [verzoekende partij] tot het einde van het jaar 15 dagen per maand, gedurende 8 uur per dag, werkzaam zou zijn voor Vihamij op de locatie Oosterhout, waartoe hij zich beschikbaar zou stellen om zijn vakkennis aan een nieuwe filiaalleider over te dragen, tegen een vergoeding van € 3.750,00 per maand (zijnde € 31,25 per uur, exclusief btw) door Vihamij te betalen op basis van door [verzoekende partij] te versturen facturen. Partijen hebben voorts een hoger tarief voor meer-uren afgesproken, alsmede een vergoeding voor reisuren, reiskosten en kosten voor overnachtingen. Voor het overige bleef de werkwijze ongewijzigd en had [verzoekende partij] ook steeds een telefoon en werkkleding van Vihamij.
Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst
5.15.
De afspraken en de wijze waarop partijen, zowel voor september 2024 als daarna, uitvoering hebben gegeven aan hun samenwerking maakt dat hun relatie moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
In het bijzonder de duur van de samenwerking, de wijze waarop [verzoekende partij] ruim tevoren werd ingeroosterd, feitelijk dat (behoudens vakantie/persoonlijke omstandigheden) nimmer weigerde, zich niet liet vervangen, werk verrichte dat volledig was ingebed in de organisatie van Vihamij, [verzoekende partij] geen (intern)ondernemersrisico liep, ondanks dat hij meerdere opdrachtgevers had feitelijk (grotendeels) afhankelijk was van zijn inkomen bij Vihamij, de omstandigheid dat hij een telefoon en werkkleding van Vihamij had zijn bij dit oordeel in onderling verband bezien bepalend.
Dat [verzoekende partij] op wisselende dagen werkte, facturen verstuurde, onkostenvergoedingen kreeg en bij ziekte en vakantie niet werd betaald, geen vakantiegeld ontving en ingeschreven staat in de KvK zijn weliswaar omstandigheden die wijzen op een overeenkomst van opdracht, maar van onvoldoende gewicht om te leiden tot het oordeel dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake is. Wat betreft de inschrijving in de KvK wordt nog opgemerkt dat, anders dan namens Vihamij ter zitting is aangevoerd of gesuggereerd, het niet zo is dat [verzoekende partij] zijn eenmanszaak heeft ingeschreven op het moment dat hij na het faillissement in 2012 weer voor Vihamij ging werken. De eenmanszaak is immers in 2010 ingeschreven, op het moment dat [verzoekende partij] nog onbetwist op basis van een arbeidsovereenkomst voor Vihamij werkzaam was. Feitelijk was [verzoekende partij] voor zijn levensonderhoud van zijn inkomsten ook van Vihamij afhankelijk. De omstandigheid dat [verzoekende partij] voor zijn werkzaamheden declareerde en btw afdroeg, leidt niet, ook niet in samenhang met de overige omstandigheden, tot een ander oordeel.
Het bewijsvermoeden van een arbeidsovereenkomst is ook niet weerlegd
5.16.
Daarbij komt dat [verzoekende partij] terecht een beroep heeft gedaan op het wettelijk vermoeden dat hij zijn werkzaamheden krachtens arbeidsovereenkomst heeft verricht (art 7:610a BW). [verzoekende partij] heeft immers ten behoeve van Vihamij tegen beloning gedurende ten minste drie opeenvolgende maanden, wekelijks arbeid verricht.
5.17.
Vihamij heeft dit vermoeden niet weerlegd, zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen. Ook om die reden moet de conclusie zijn dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.
5.18.
De gevorderde verklaring voor recht dat [verzoekende partij] vanaf 1 juni 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor Vihamij werkzaam was, zal worden gegeven.
De cao technische groothandel is van toepassing
5.19.
[verzoekende partij] vordert een verklaring voor recht dat de cao Technische Groothandel van toepassing is. [verzoekende partij] onderbouwt echter op geen enkele wijze waarom dat het geval is. Evenwel blijkt uit het verweerschrift dat ook Vihamij ervan uitgaat dat als van een arbeidsovereenkomst tussen partijen sprake is, de cao van toepassing is. Immers, Vihamij verwijst voor het dan geldende loon naar de cao. Nu partijen het daar kennelijk over eens zijn en de cao Technische Groothandel 2023-2025 bij besluit van de minister van 10 juni 2024 algemeen verbindend is verklaard [2] , zal de kantonrechter ook de gevorderde verklaring voor recht geven dat de cao Technische Groothandel op de arbeidsovereenkomst van toepassing is.
De opzegging wordt vernietigd, de arbeidsovereenkomst loopt door
5.20.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft de opzegging niet rechtsgeldig plaatsgevonden nu deze in strijd is met de regeling van artikel 7:671 e.v. BW. De opzegging zal daarom worden vernietigd. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst onverminderd voortduurt en Vihamij verplicht is het loon aan [verzoekende partij] door te betalen nu [verzoekende partij] zich voor het verrichten van werk beschikbaar heeft gehouden. De vraag is wat de hoogte is van het loon dat Vihamij aan [verzoekende partij] moet doorbetalen.
Loonbetaling/hoogte van het loon
5.21.
De volgende vraag die voorligt is welke gevolgen de (her)kwalificatie heeft voor de hoogte van het loon van [verzoekende partij] . Partijen zijn het erover eens dat als beloning voor de werkzaamheden laatstelijk een uurtarief is afgesproken van € 31,25 exclusief btw/bruto, oftewel € 3.750,00 exclusief btw/bruto per maand, te vermeerderen met de overeengekomen onkostenvergoedingen.
[verzoekende partij] stelt dat in geval de arbeidsrelatie tussen partijen een arbeidsovereenkomst betreft hij jegens Vihamij ook aanspraak heeft op dit bedrag als (bruto)loon, waarbij hij zich op het standpunt stelt dat hij werkzaam was als filiaalleider.
Vihamij stelt daarentegen dat [verzoekende partij] , in geval van een arbeidsovereenkomst sprake is, hij overeenkomstig de cao beloond moet worden. Omdat [verzoekende partij] volgens Vihamij werkzaam was als commercieel medewerker/verkoopmedewerker moeten zijn werkzaamheden ingeschaald worden in functieschaal V, met een bruto uurloon van € 18,02. Ter onderbouwing verwijst Vihamij naar de brief van 3 maart 2009 waarbij hij in verband met een functiewijziging van beoogd filiaalleider naar commercieel medewerker werd ingedeeld in functiegroep V met 7 functiejaren. Die werkzaamheden is [verzoekende partij] volgens Vihamij ook de jaren daarna steeds blijven verrichten. In geval aangenomen zou moeten worden dat, zoals [verzoekende partij] stelt, hij werkzaamheden als filiaalleider verricht, moet uitgegaan worden van een bruto uurloon van € 19,35 [3] . Blijkens het verweerschrift [4] gaat Vihamij in geval van inschaling, net als [verzoekende partij] verzoekt, uit van een arbeidsomvang van 30 uur per week.
5.22.
Het overeengekomen uurtarief had betrekking op een overeenkomst van opdracht, die achteraf een arbeidsovereenkomst blijkt te zijn. De vraag is in wiens risicosfeer dat in het algemeen ligt en wanneer er aanleiding is omdat uurloon ook voor de arbeidsovereenkomst te laten gelden en wanneer niet. In het algemeen heeft te gelden dat het zonder meer ‘aanpassen’ van het overeengekomen uurloon naar een lager loon op grond van de arbeidsovereenkomst het voor werkgevers ‘makkelijk’ maakt een overeenkomst van opdracht aan te gaan. De risico’s achteraf op een hoog loon bij een arbeidsovereenkomst zou dan namelijk beperkt zijn. Tegelijkertijd moet een werker die heel bewust, en wellicht tegen beter weten in, heeft gekozen voor een overeenkomst van opdracht met een hoge beloning niet beloond worden doordat dat tarief ook de beloning is als de overeenkomst wordt gekwalificeerd als arbeidsovereenkomst. In geval van een overeenkomst van opdracht ligt de beloning vaak hoger omdat de werker geen ontslagbescherming heeft, geen recht op loondoorbetaling bij ziekte en overige aanspraken die werknemers hebben, niet van toepassing zijn.
In dit geval is de vraag naar welke beloning heeft te gelden nu blijkt dat van een arbeidsovereenkomst sprake is, eenvoudiger te beantwoorden. Omdat de cao Technische Groothandel op de arbeidsovereenkomst van toepassing is, niet alleen omdat partijen het daarover eens zijn maar ook omdat deze algemeen verbindend is verklaard, is de kantonrechter van oordeel dat inschaling en betaling overeenkomstig de cao bepalingen plaats dient te vinden.
Welke functie vervulde [verzoekende partij] / welk loon is van toepassing?
5.23.
[verzoekende partij] heeft zijn stelling dat hij werkzaam was als filiaalleider niet, laat staan voldoende, onderbouwd, gelet op het door Vihamij gemotiveerde verweer. Uit de brief van 3 maart 2009 blijkt dat [verzoekende partij] destijds een functiewijziging kreeg, van (beoogd) filiaalleider naar commercieel medewerker, zoals Vihamij ter zitting nader heeft toegelicht en door [verzoekende partij] niet (voldoende) is weersproken. Zijn salaris is toen aangepast naar functiegroep 5 met toekenning van 7 functiejaren. Dat [verzoekende partij] later ander werk, namelijk als filiaalleider zou zijn gaan verrichten is door hem niet onderbouwd en vindt ook geen steun in de stukken. Op de door hem gestuurde facturen ter zake de door hem verrichte werkzaamheden staat als omschrijving ‘Verkoop ondersteuning’ met het filiaalnummer, hetgeen wijst op werkzaamheden als verkoopmedewerker/commercieel medewerker en niet op die van filiaalleider.
Ook bij de ondertekening van zijn e-mails staat vermeld bij zijn naam ‘verkoop’ [5] . Nu [verzoekende partij] zijn stellingen ter zake niet (voldoende) heeft onderbouwd wordt aan een bewijsopdracht ook niet toegekomen, daargelaten dat door hem ook geen gespecificeerd bewijs is aangeboden.
5.24.
Het vorenstaande leidt ertoe dat Vihamij gehouden is [verzoekende partij] te verlonen overeenkomstig functiegroep V. Uitgaande van het maximum aantal ervaringsjaren dat de cao kent, te weten 8, bedraagt het uurloon voor [verzoekende partij] dan € 18,02 bruto. [6] Uitgaande van 30 uur per week leidt dit tot een maandloon van € **bruto. Voorts is Vihamij gehouden om onkosten te vergoeden eveneens overeenkomstig de cao. Ook ter zake die onkostenvergoedingen geldt dat die niet in het kader van een te sluiten arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen.
Vihamij zal hiertoe worden veroordeeld. Hetgeen [verzoekende partij] ter zake de hoogte van het loon en de onkostenvergoedingen meer heeft gevorderd, wordt afgewezen.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
5.25.
Omdat Vihamij ter zake de salarisbetalingen over februari tot en met juni 2025 in verzuim is wordt zij veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging over het achterstallige loon, gematigd tot maximaal 30%. De reden voor matiging is gelegen in de omstandigheid dat Vihamij in deze zaak een serieus verweer heeft gevoerd en geen sprake is van een werkgever die willens en wetens, tegen beter weten in, niet of te laat betaalt. Nu Vihamij in verzuim is wordt ook de verzochte wettelijke rente toegewezen.
Proceskosten
5.26.
Omdat Vihamij toch grotendeels in het ongelijk wordt gesteld wordt zij veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [verzoekende partij] begroot op € 257,00 ter zake griffierecht, € 814,00 ter zake salaris gemachtigde en een bedrag van € 135,00 aan nakosten

6.De beslissing

De kantonrechter,
6.1.
verklaart voor recht dat [verzoekende partij] met in gang van 1 juni 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor Vihamij werkzaam is;
6.2.
verklaart voor recht dat dat [verzoekende partij] vanaf 1 juni 2021 aanspraak heeft op alle rechten van de arbeidsovereenkomst en de van toepassing zijnde cao Technische Groothandel;
6.3.
vernietigt de opzegging van 22 januari 2025 en verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen Vihamij en [verzoekende partij] voortduurt;
6.4.
veroordeelt Vihamij tot betaling van het loon aan [verzoekende partij] vanaf 1 februari 2025 voor een bedrag van € 2.342,60 bruto per maand (18,02 x 30 x 52 / 12), te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten zoals bepaald in de cao;
6.5.
veroordeelt Vihamij tot betaling van de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon ex artikel 7:625 BW tot een maximum van 30% ;
6.6.
veroordeelt Vihamij tot betaling van de wettelijke rente over de onder rechtsoverweging 6.4 en 6.5 bedoelde bedragen, vanaf het moment van opeisbaarheid tot het moment van volledige betaling,
6.7.
veroordeelt Vihamij in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekende partij] begroot op een bedrag van € 257,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en een bedrag van € 135,00 aan nakosten,
6.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.
32548 / 498

Voetnoten

1.Partijen hebben de ingangsdatum niet vermeld.
3.De daarbij behorende functieschaal heeft Vihamij overigens niet vermeld.
4.Randnummer 14 verweerschrift.
5.Zie productie 12 verzoekschrift.
6.zie bijlage I cao.