ECLI:NL:RBGEL:2025:5187

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
AWB - 23_8002
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ziekengeld op grond van de Ziektewet na medisch onderzoek door UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 3 juli 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) behandeld. Eiser, die eerder als vrachtwagenchauffeur werkte, had zijn aanvraag voor ziekengeld ingediend met ingang van 4 januari 2023, na zich ziek te hebben gemeld vanwege depressieve klachten. Het UWV had de aanvraag afgewezen, en eiser was het daar niet mee eens, wat leidde tot een beroepsprocedure.

De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsartsen hebben vastgesteld dat eiser op de datum in geding arbeidsgeschikt was en geen recht had op ziekengeld. De rechtbank concludeert dat er geen objectieve medische beperkingen waren die eiser belemmerden in zijn arbeid. Eiser had geen nieuwe medische feiten of behandelingen die zijn situatie op de datum in geding zouden veranderen.

De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsartsen hun conclusies hebben gebaseerd op de klachten van eiser, zijn medische geschiedenis en de resultaten van hun eigen onderzoeken. Eiser heeft geen overtuigende medische gegevens overgelegd die de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel trekken. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om ziekengeld door het UWV in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/8002

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1]),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam gemachtigde 2]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 4 januari 2023. Eiser is het daarmee niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser vanaf 4 januari 2023 (de datum in geding) als doorlopend arbeidsgeschikt is te beschouwen en geen recht heeft op ziekengeld. Eiser krijgt daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor ziekengeld vanaf 4 januari 2023. Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 22 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 november 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser werkte vanaf 4 februari 2019 tot 31 december 2022 als vrachtwagenchauffeur voor 40 uur per week bij [bedrijf]. In april 2022 heeft eiser een verkeersongeval gehad waarna hij zich in april en mei 2022 heeft ziekgemeld en vervolgens weer aan het werk is gegaan. Op 1 januari 2023 is zijn dienstverband met een vaststellingsovereenkomst beëindigd. Vanaf 2 januari 2023 ontvangt eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 4 januari 2023 heeft eiser zich ziekgemeld vanuit de WW vanwege depressieve klachten.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht?
4. Eiser betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen enkel contact gehad met de huisarts over zijn ziektebeeld en ook is niet gemotiveerd waarom deze arts vond dat het contact met de huisarts overbodig was. Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat als er informatie opgevraagd was bij de huisarts, er een beter totaalbeeld zou zijn geweest.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Uit de medische rapporten blijkt ten eerste dat alle klachten van eiser in kaart zijn gebracht. Eiser heeft verklaard over psychische klachten, te weten depressieve klachten en deze klachten zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken bij zijn medische boordeling. In de rapportages zijn de ziekteverschijnselen beschreven en deze beschrijving komt overeen met de informatie van eiser. De rechtbank wijst er in dat verband op dat eiser door de verzekeringsarts [persoon A] (telefonisch) is onderzocht, door de verzekeringsarts bezwaar en beroep [persoon B] is gezien en dat alle beschikbare informatie is betrokken. Dat de verzekeringsartsen geen informatie hebben opgevraagd bij de behandelend sector, acht de rechtbank in dit geval aanvaardbaar, nu uit het door hen zelf verrichte onderzoek en de informatie in het dossier voldoende gegevens naar voren zijn gekomen om tot een gedegen beoordeling te komen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts blijkens vaste rechtspraak in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel als het gaat om het vaststellen van beperkingen. Bovendien heeft de rechtbank in dat wat eiser naar voren heeft gebracht en aan (nieuwe) stukken heeft overgelegd, geen onderbouwing gevonden van zijn stelling dat hij op de datum in geding meer beperkt is dan aangenomen. De rechtbank heeft dus geen reden om aan te nemen dat er door het niet opvragen van extra informatie bij de huisarts, informatie is gemist.
Heeft het UWV terecht eiser geen ziekengeld toekend per datum in geding?
5. Eiser betoogt dat het UWV ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat hij zijn eigen arbeid nog kan verrichten. Eiser is door de huisarts doorverwezen naar [organisatie] voor zijn psychische problemen. Hij heeft grote problemen met zijn concentratie en is erg lusteloos. Doordat hij snel geïrriteerd raakt en dit niet ten goede komt van zijn gezin, zorgt dit ook weer voor spanningen. Eiser overlegt in beroep een uitdraai van de huisarts van januari 2023 over zijn bevindingen over de aard van het ziektebeeld op 4 januari 2023 (deel van overzicht journaalregels), het werkplan met de arbeidscoach [persoon C] van 5 april 2023, een doorverwijzing naar [organisatie] door de huisarts (vanwege fors alcoholgebruik, overmatige stress en stemmingsproblematiek) en een foto van medicijnen. Tijdens de zitting heeft eiser nader toegelicht dat hij door stress bij zijn toenmalige werkgever het ongeval heeft veroorzaakt en dat hij zich daarna ook heeft ziekgemeld, omdat hij het mentaal niet meer aan kon.
5.1.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid.
5.2.
De verzekeringsartsen van het UWV hebben het volgende gerapporteerd.
5.2.1.
Verzekeringsarts [persoon A] (rapport van 22 maart 2023) heeft eiser doorlopend arbeidsgeschikt geacht voor de maatstaf (zijn eigen werk als vrachtwagenchauffeur) per 4 januari 2023. Uit de spreekuurbevindingen blijkt dat eiser al langere tijd psychische klachten ervaart als gevolg van sociale problematiek. Er is naar aanleiding van een verkeersongeval in april 2022 sprake geweest van een ziekteperiode tijdens het dienstverband tot eind mei 2022. Eiser heeft daarna geen nieuwe behandelingen ondergaan. Er is ook geen sprake geweest van nieuwe ziekmeldingen tijdens het dienstverband. Eiser is niet-ziek uit dienst gegaan. Per datum ziekmelding blijkt geen sprake te zijn van nieuwe medische feiten, zoals een nieuwe diagnose, nieuwe behandelingen en/of nieuwe dan wel gewijzigde medicatie. Er blijkt geen sprake te zijn van een lopende behandeling. Wel is eiser bekend bij een maatschappelijk werker die hem vooral helpt bij zaken die moeten worden geregeld bij de gemeente. Per de datum in geding is geen sprake van objectiveerbare beperkingen op medische gronden die belemmerend zijn voor het functioneren in de maatstaf.
5.2.2.
Verzekeringsarts bezwaar en beroep [persoon B] (rapport van 10 november 2023) kan zich geheel vinden in het standpunt van [persoon A]. Er is jarenlang sprake van milde spanningsklachten, waarmee eiser normaal heeft gewerkt in de maatstaf tot 1 januari 2023. Er is op de datum in geding geen sprake van een significant psychiatrisch beeld. Een medische reden waarom eiser op de datum in geding niet meer zou kunnen werken in de maatstaf ziet [persoon B] niet. Het medisch feitencomplex op de datum in geding is dermate duidelijk in te schatten dat er geen reden is om achteraf nog informatie bij de huisarts op te vragen, aldus [persoon B].
5.2.3.
[persoon B] heeft naar aanleiding van het beroepschrift met onderliggende stukken nog nader gerapporteerd bij rapport van 16 januari 2024. [persoon B] concludeert dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen. Zowel op de datum in geding als tijdens het spreekuur was eiser nergens in behandeling en had hij geen medicatie. Eiser vertelde dat hij bij het ongeval in april 2022 is getest op alcohol en drugs en dat was in orde. Zijn rijbewijs is op de datum in geding zonder probleem geldig en eiser mag op de datum in geding dan ook zonder problemen chauffeuren, zoals hij nog steeds doet (met de auto). De huisarts ziet op de datum in geding depressieve gevoelens en deze passen bij het verhaal dat eiser vertelde. Eiser heeft jarenlang depressieve klachten, bij forse financiële problemen. Kennelijk is eiser enige tijd na het spreekuur naar [organisatie] verwezen. Op het spreekuur zag [persoon B] op mentaal gebied in ieder geval geen functionele (cognitieve) belemmeringen door overmatige stress of ten gevolge van een eventueel te fors alcoholgebruik. De verwijzing is ruim na de datum in geding. De medewerker van het Werkbedrijf is verder geen medicus (zelfs niet eens een paramedicus).
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen op overtuigende wijze hebben toegelicht in hoeverre eiser belast kan worden met werk. De verzekeringsartsen hebben hun conclusies gebaseerd op de klachten van eiser, zijn dagverhaal en op hun eigen bevindingen uit lichamelijk/psychisch onderzoek. Er is geen aanleiding om aan de medische conclusies te twijfelen. Door eiser zijn geen medische gegevens aangedragen die zien op de datum in geding die twijfel oproepen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank heeft dan ook geen aanknopingspunten gevonden om de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [persoon B] onjuist of ondeugdelijk gemotiveerd te achten. Verder overweegt de rechtbank dat uit de overgelegde gedingstukken niet is gebleken dat er aanwijzingen zijn om tot het oordeel te komen dat eiser op de datum in geding zodanige objectiveerbare beperkingen had, voortvloeiend uit ziekte of gebreken, dat eiser zijn arbeid niet kon of mocht verrichten. De rechtbank is van oordeel dat [persoon B] in het nadere rapport van 16 januari 2024 voldoende heeft gemotiveerd dat de door eiser ingebrachte informatie uit de behandelend sector geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit, waarbij eisers aanvraag om ziekengeld is afgewezen, in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Rikken, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van 3 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:655.