ECLI:NL:RBGEL:2025:4791

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
25/2470
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorlopige voorziening inzake sluiting van een woning op grond van artikel 13b Opiumwet door de burgemeester van Arnhem

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de burgemeester van Arnhem om de woning van verzoekers voor de duur van drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekers zijn het niet eens met dit besluit en hebben om een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter heeft op 17 juni 2025 de zaak behandeld en geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs en wapens in de woning van verzoekers. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig is, waarbij de belangen van de openbare orde zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van verzoekers. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten. De sluiting zal een week na de uitspraak worden uitgevoerd. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 25/2470

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], uit [plaats], verzoekers

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en

de burgemeester van Arnhem

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de burgemeester om de woning van verzoekers voor de duur van 3 maanden te sluiten. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij verzoeken daarom om een voorlopige voorziening en voeren daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. De burgemeester is bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan en mag ook van die bevoegdheid gebruik maken
.Sluiting van de woning is in de gegeven omstandigheden niet onevenwichtig. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 2 juni 2025 heeft de burgemeester besloten de woning van verzoekers aan de [locatie 1] in [plaats] voor de duur van drie maanden te sluiten
.Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

3. Verzoekers wonen samen met hun zoon [persoon A] in een woning aan de [locatie 1] in [plaats]. Op 28 januari 2025 vond een schietpartij plaats aan de [locatie 2] in [plaats]. Uit onderzoek van de politie bleek dat de zoon van verzoekers mogelijk betrokken was bij de schietpartij. Diezelfde dag heeft de politie de woning van verzoekers in het kader van de Wet wapens en munitie betreden. Hierbij werd een grote hoeveelheid harddrugs aangetroffen, alsmede meerdere wapens.
3.1.
De politie heeft de burgemeester hiervan met een bestuurlijke rapportage op de hoogte gesteld. Deze bestuurlijke rapportage is gedateerd op 6 februari 2025 en op 28 maart 2025 aan de burgemeester verzonden. Op 23 mei 2025 heeft de politie een aanvullende bestuurlijke rapportage uitgebracht. Uit deze rapportages blijkt dat in de woning van verzoekers de volgende drugs is aangetroffen:
Verder zijn de volgende wapens aangetroffen:
3.2.
De burgemeester heeft hierin aanleiding gezien de woning met ingang van 10 juni 2025 op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van drie maanden te sluiten. Na ontvangst van het verzoek om voorlopige voorziening heeft de burgemeester beslist de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten alvorens de woning te sluiten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester gelet op de in de woning van verzoekers aangetroffen hoeveelheid drugs op zichzelf bevoegd is de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten.
5. Als de burgemeester gebruik wil maken van de bevoegdheid om een woning op grond van de Opiumwet te sluiten, geldt daarvoor het beoordelings- en toetsingskader van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat kader is beschreven in de uitspraken van 28 augustus 2019 [1] en van 6 juli 2022. [2] Hierbij moet beoordeeld worden of sluiting van de woning in het concrete geval noodzakelijk en evenwichtig is.
Is er noodzaak de woning te sluiten?
6. Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Zoals uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910, volgt, wordt aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
6.1.
Zoals de Afdeling in de uitspraak van 8 december 2021 heeft overwogen kan tijdsverloop ertoe leiden dat sluiting van een pand op grond van artikel 13b van de Opiumwet redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en daar nog wel toe wil overgaan, moet hij daarom opnieuw een beoordeling maken van de noodzaak van het alsnog sluiten als meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan. De burgemeester dient te onderbouwen waarom op de sluitingsdatum naar zijn oordeel nog steeds gerechtvaardigd is dat de sluiting plaatsvindt en dat deze plaatsvindt voor de te bepalen sluitingsduur. De burgemeester dient daarbij in te gaan op de vraag waarom de doeleinden die de Opiumwet met sluiting beoogt te dienen nog steeds een sluiting rechtvaardigen.
6.2.
Verzoekers vinden dat het niet nodig is om de woning te sluiten. De burgemeester had een lichtere maatregel moeten opleggen. Niet is gebleken dat er vanuit de woning werd gehandeld, dat de woning bekend stond als drugspand, of dat er loop was naar de woning. Bovendien zijn sinds het aantreffen van de drugs maanden verstreken. Direct optreden was dus niet noodzakelijk. Zij waren ook niet op de hoogte van de drugs. Die lag in een afgesloten kast in de slaapkamer van hun zoon. Zij wisten niet wat daar in zat en konden dat redelijkerwijs ook niet weten.
6.3.
De burgemeester heeft beleid voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet opgesteld. [3] Bij een eerste overtreding is het uitgangspunt dat een waarschuwing wordt opgelegd, tenzij sprake is van verzwarende omstandigheden. De voorzieningenrechter stelt vast dat sluiting voor de duur van drie maanden in overeenstemming is met het beleid van de burgemeester omdat sprake is van verzwarende omstandigheden, namelijk
a. er is een handelshoeveelheid drugs aangetroffen;
c. er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;
g. er is handelsgeld in contanten aangetroffen;
h. er zijn (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie aangetroffen;
m. de woning ligt in een kwetsbare wijk waar de leefbaarheid onder druk staat; en
p. de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden.
6.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester, gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen drugs, heeft kunnen aannemen dat sprake is van een ernstig geval. Bovendien is er handelsgeld in contanten aangetroffen. Daar komt ook nog bij dat in de woning attributen zoals weegschaaltjes zijn aangetroffen die wijzen op feitelijke handel. De burgemeester mocht hieruit concluderen dat de woning een rol had in de drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [4] De woning ligt bovendien in een voor (drugsoverlast) kwetsbare wijk. Een zichtbare sluiting van een woning is bovendien een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid.
6.5. Het tijdsverloop tussen het aantreffen van de drugs en het bestreden besluit (ongeveer 5 maanden) acht de voorzieningenrechter nog niet zodanig dat er om die reden geen noodzaak meer is om de woning te sluiten. Daarbij geldt bovendien dat de burgemeester de bestuurlijke rapportage van 6 februari 2025 pas op 28 maart 2025 heeft ontvangen en na ontvangst van de zienswijze niet heeft stilgezeten maar aanvullende vragen heeft gesteld voor tot sluiting over is gegaan. Los van het feit dat het tijdverloop van 5 maanden onvoldoende is om af te doen aan de noodzaak tot sluiting heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter zorgvuldig gehandeld voor tot sluiting is besloten.
6.6.
De burgemeester heeft hierbij bovendien mogen meewegen dat een groot aantal wapens in de woning van verzoekers is aangetroffen. De stelling van verzoekers dat een groot deel van de aangetroffen wapens uit een erfenis afkomstig is en onklaar is gemaakt, volgt de voorzieningenrechter niet. Afgezien van het feit dat naast de geweren ook messen, een boksbeugel, een machette en zwaarden zijn aangetroffen, die niet onklaar gemaakt kunnen worden, is ook niet aangetoond dat een deel van de wapens onklaar zou zijn gemaakt. De burgemeester heeft bij zijn besluit dan ook mogen betrekken dat een grote hoeveelheid wapens is aangetroffen. Ter zitting is bovendien gebleken dat verzoekers inmiddels zijn aangemerkt als verdachte van handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie.
6.7.
Gelet op de ernst en omvang van de situatie, samengenomen met de verzwarende omstandigheden die zich hier voordoen, heeft de burgemeester de sluiting voor de duur van drie maanden dan ook noodzakelijk mogen achten.
Is sluiting van de woning evenwichtig?7. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoekers. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [5]
7.1.
Voorop wordt gesteld dat persoonlijke verwijtbaarheid geen voorwaarde is voor het gebruik van de bestuursrechtelijke bevoegdheid tot sluiting van een woning. Wel kan het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of samen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. Van het ontbreken van iedere betrokkenheid kan sprake zijn als verzoekers niet op de hoogte waren en evenmin redelijkerwijs op de hoogte konden zijn van de drugs in hun woning. Het is vaste rechtspraak dat een huurder verantwoordelijk blijft voor dat wat er in zijn woning gebeurt.
7.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, hoewel het gelet op de gedragsproblematiek van hun zoon en zijn woedeaanvallen wellicht begrijpelijk is dat verzoekers niet in de kamer van hun meerderjarige zoon komen, dat niet betekent dat hen in bestuursrechtelijke zin geen verwijt treft. Hierbij is van belang dat het middelengebruik van de zoon bekend was, dat de spullen deels zichtbaar in de kamer lagen en daarbij ook spullen van verzoekers in de kast lagen.
7.3.
Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Uit vaste rechtspraak volgt dan ook de het verlaten van de woning op zichzelf geen bijzondere omstandigheid is. [6] Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Verzoekster heeft een overzicht van haar afspraken in het ziekenhuis overgelegd. Hieruit blijkt dat zij onder controle staat van een arts, maar hieruit blijkt niet dat zij aan de woning is gebonden.
7.4.
Verzoekers hebben verder aangevoerd dat zij geen alternatieve huisvesting hebben en dat zij vanwege het werk van verzoeker aan de regio [plaats] zijn gebonden. Zij zijn weliswaar eigenaar van een woning in Duitsland, maar die woning biedt geen oplossing omdat het te ver weg is. Bij familieleden kunnen zij niet verblijven. Zij hebben bovendien dieren (3 schildpadden en een hond).
7.4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het uitgangspunt is dat men zelf verantwoordelijk is voor vervangende huisvesting. Verzoekers hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat zij nergens terecht kunnen wanneer hun woning wordt gesloten. In het bestreden besluit heeft de burgemeester gewezen op de hulp die het daklozenloket en de wijkteams bieden. Ter zitting heeft de burgemeester verder toegelicht dat zij bij een zoektocht op internet verschillende huurwoningen in de omgeving van [plaats] vonden en is gewezen op de familie van verzoekers in de regio [plaats]. De burgemeester heeft ook mee mogen wegen dat verzoekers een woning in Duitsland hebben, waar in geval van nood in ieder geval verzoekster terecht kan. Dat betekent dat zij slechts voor één persoon alternatieve huisvesting in de directe omgeving van [plaats] hoeven te zoeken. Ter zitting is namens de burgemeester verder hulp aangeboden bij het vinden van woonruimte. Dat verzoekers dan dubbele lasten hebben en de huur van hun huidige woning ook nog moeten betalen, maakt dat niet anders. Dat is immers inherent aan de tijdelijke sluiting van de woning door de burgemeester. De veronderstelling dat verzoekers hier zonder verdere kosten uit zouden komen, is niet reëel. Dat zij dieren hebben maakt dit eveneens niet anders. Ook als die dieren niet welkom zouden zijn in de alternatieve woonruimte, wat nog niet vaststaat, kunnen deze dieren elders ondergebracht worden.
7.5.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de burgemeester de belangen van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de persoonlijke belangen van verzoekers. Sluiting van de woning is daarmee evenwichtig.
8. De voorzieningenrechter is concluderend van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand zal houden. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is daarom geen reden. Ter zitting heeft de burgemeester toegezegd met het sluiten van de woning te wachten tot één week na de uitspraak van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter acht dit niet onredelijk.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat de burgemeester bevoegd is de woning van verzoekers te sluiten en deze sluiting een week na deze uitspraak mag uitvoeren.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y Snoeren-Bos, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd de uitspraakte ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

3.Beleidsregels artikel 13b Opiumwet bestuurlijke aanpak drugscriminaliteit gemeente Arnhem 2024
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910