AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Loonsanctie opgelegd door UWV onterecht; voldoende re-integratie-inspanningen door werkgever
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juni 2025 uitspraak gedaan over een loonsanctie die door het UWV aan eiseres is opgelegd. Het UWV stelde dat eiseres tijdens de wachttijd van 104 weken na 20 november 2017 onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de loonsanctie vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en rapportages die bevestigden dat de sociaal-medische begeleiding door eiseres adequaat was. De rechtbank heeft het UWV opgedragen om het besluit van 15 november 2019 te herroepen, wat betekent dat de loonsanctie niet meer van toepassing is. Eiseres heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald.
Voetnoten
1.Einduitspraak van 3 juni 2022 in de beroepsprocedure met zaaknummer (ARN) 20/2601.
2.Arbeidsdeskundige onderzoek in beroep van 16 december 2022.
3.Medische rapportage in beroepsprocedure van 2 november 2022.
4.Medische rapportage in beroepsprocedure van 17 november 2023.
5.Verwezen wordt ook naar de weergave van de telefoongesprekken in de brieven van de rechtbank van 24 oktober 2024.
6.Medische rapportage in beroepsprocedure van 11 november 2024.
8.Dat de werkneemster vanaf half december 2018 is vrijgesteld van haar re-integratie-verplichtingen omdat zij op dat Geen Benutbare Mogelijkheden had leidt de rechtbank af uit het rapport van 8 december 2018 van [persoon B], werkzaam bij [bedrijf 1], meer in het bijzonder onder Standpunt werkgever, Standpunt werknemer en Conclusie (eerste alinea, laatste bladzijde), de Medische kaart van de bedrijfsarts onder “14-12-2018” en uit de Bijlage Toelichting chronologisch verloop afgelopen 2 jaar van de werkneemster.
9.Rapport van 8 december 2018 van [persoon B], werkzaam bij [bedrijf 1].
10.Zie de Memo van 17 september 2019 van [persoon C] aan [persoon A].
11.Door [persoon D], werkzaam bij [bedrijf 2].
12.Zie onder voetnoot 9.