In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 juni 2025 een mondelinge uitspraak gedaan over de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat het machtigingsformulier van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ontbreekt in het dossier, en dat het op dat moment onbekend is of de desbetreffende medewerker van het CIZ bevoegd is het verzoekschrift in te dienen. De advocaat van de betrokkene heeft hierop gewezen tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft de behandeling kort geschorst en navraag gedaan bij het CIZ, dat heeft bevestigd dat de ondertekening van het verzoekschrift tegenwoordig gebruik maakt van een titelbenoeming, wat aangeeft dat de medewerker een mandaat heeft.
De rechtbank heeft vervolgens de gevraagde machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend voor de duur van zes weken. Dit besluit is genomen omdat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, en gevaar voor de algemene veiligheid. De betrokkene vertoont onvoorspelbaar gedrag en is niet in staat om zichzelf adequaat te verzorgen, wat leidt tot een 24-uurs onplanbare zorgvraag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter R.B.M. Keurentjes, in aanwezigheid van griffier S.W. Nugteren, en is op schrift gesteld op 13 juni 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.