ECLI:NL:RBGEL:2025:454

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
10893427
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over vlinderstruiken en camera's

In deze zaak, die op 22 januari 2025 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] over de aanwezigheid van vlinderstruiken en camera's. [eiser] is eigenaar van een woning en tuin, terwijl [gedaagde sub 1] de naastgelegen woning huurt. De buren hebben een conflict over de hoogte en plaatsing van vlinderstruiken die door [gedaagde sub 1] zijn geplant, en de aanwezigheid van camera's die door [gedaagde sub 1] zijn geïnstalleerd. [eiser] vordert onder andere de verwijdering van de vlinderstruiken, die volgens hem in de 'verboden zone' staan, en de verwijdering van camera's die in strijd zijn met eerdere afspraken tussen partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlinderstruiken als heesters moeten worden gekwalificeerd en dat [eiser] toestemming heeft gegeven voor hun plaatsing. Hierdoor hoeft de vlinderstruik niet verwijderd te worden. Wat betreft de camera's heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde sub 1] enkele camera's moet verwijderen die niet voldoen aan de gemaakte afspraken. De vordering van [eiser] om de vlinderstruiken te verwijderen is afgewezen, terwijl de vordering om de camera's te verwijderen gedeeltelijk is toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10893427 \ CV EXPL 24-674 \ 53854 \ 48073
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R. Teerink,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A.J. Meijer,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en (gezamenlijk mannelijk enkelvoud) [gedaagden] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 30 oktober 2024 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte houdende wijziging/vermeerdering van eis in de hoofdzaak, tevens houdende akte overlegging producties van de zijde van [eiser] ;
- de producties 13 tot en met 16 van de zijde van [gedaagde sub 1] ;
- de descente en mondelinge behandeling van 9 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de woning en tuin gelegen aan de [adres 1]
. [gedaagde sub 1] huurt de woning en tuin gelegen aan de [adres 2] . [eiser] en [gedaagde sub 1] zijn buren van elkaar.
2.2.
[gedaagde sub 1] heeft in zijn achter- en voortuin een vlinderstruik geplant en in zijn woning meerdere camera’s geplaatst.

3.De vorderingen en het verweer in conventie

3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de beplanting (c.q. de vlinderstruik) in de achtertuin uit de verboden zone te verwijderen en verwijderd te houden, althans deze beplanting (c.q. vlinderstruik) in te korten en ingekort te houden tot de bovenzijde van de erfafscheiding (schutting), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet aan deze veroordeling voldoen, met een maximum van € 25.000,00;
2. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de beplanting (c.q. de vlinderstruik) in de voortuin, zich bevindende in de verboden zone, in te korten en ingekort te houden tot een hoogte van twee meter, althans deze beplanting (c.q. vlinderstruik) te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet aan deze veroordeling voldoen, met een maximum van € 25.000,00;
3. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de overhangende takken van de beplanting (c.q. vlinderstruik) in de voortuin te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet aan deze veroordeling voldoen, met een maximum van € 25.000,00;
4. [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle camera’s die in strijd zijn met de tussen partijen op 14 juni 2022 gemaakte afspraken, te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde sub 1] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 25.000,00;
5. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met
€ 132,00 aan nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis hebben betaald.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vlinderstruiken van [gedaagden] dusdanig hoog zijn dat ze als bomen aangemerkt moeten worden. De vlinderstruiken staan binnen twee meter van de erfgrens en dit is op grond van artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet toegestaan. Nu de vlinderstruiken in de zogenoemde ‘verboden zone’ staan, takken hiervan over de erfgrens heen hangen en de vlinderstruik in de achtertuin hoger is dan de hier aanwezige schutting tussen de percelen van partijen, maakt [gedaagden] inbreuk op de eigendomsrechten van [eiser] . Hij handelt dan ook onrechtmatig jegens [eiser] in de zin van artikel 6:162 BW en is gehouden deze onrechtmatige toestand op te heffen.
3.3.
[gedaagde sub 1] voert als verweer aan dat de vlinderstruiken als heester kwalificeren.
De vlinderstruik in de voortuin staat dan ook buiten de verboden zone en hoeft niet verwijderd te worden. De vlinderstruik in de achtertuin staat binnen 0,5 meter van de erfgrens. Voor deze struik, en voor het geval de rechtbank oordeelt dat de vlinderstruik in de voortuin wel in de verboden zone staat, geldt dat [eiser] mondeling toestemming heeft gegeven voor het planten van beide vlinderstruiken.
Mocht dit verweer van toestemming niet slagen, dan is sprake van misbruik van recht in de zin van artikel 3:13 BW. [eiser] heeft de onderhavige vorderingen enkel ingesteld met het doel om [gedaagde sub 1] te schaden.
De vlinderstruiken zijn inmiddels hoger dan in het verleden. Dit is veroorzaakt doordat [gedaagde sub 1] en zijn partner zich bekeken voelen door [eiser] die diverse camera’s aan de voor- en achtergevel van zijn woning heeft hangen. Daarnaast heeft [eiser] de toegang tot zijn perceel voor het plegen van benodigd onderhoud verboden. Gelet hierop, alsmede de gespannen verhouding tussen partijen, verzoekt [gedaagde sub 1] de vordering inzake verwijdering van de
overhangende takken van de vlinderstruik in de voortuin af te wijzen. Overigens mag [eiser] op grond van artikel 5:44 lid 2 BW zelf ook overhangende takken wegsnijden.
Het opleggen van een dwangsom is niet noodzakelijk, aangezien [gedaagde sub 1] aan een veroordeling zal voldoen. Daarnaast is de maximale hoogte van de gevorderde dwangsom buitenproportioneel.
[gedaagde sub 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel [eiser] zijn vorderingen te ontzeggen als rechtens ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen, alsmede hetgeen zij in verband met de vordering tot verwijdering van de camera’s hebben aangevoerd, wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Verstek [gedaagde sub 2]
3.5.
Aangezien de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen [gedaagde sub 2] verstek verleend.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2024 heeft [gedaagde sub 1] de ingestelde eis in reconventie ingetrokken, waardoor deze geen bespreking meer behoeft.

5.De boordeling

Zijn de vlinderstruiken van [gedaagde sub 1] bomen of heesters?
5.1.
Allereerst dient de vraag beantwoord te worden of de vlinderstruiken van [gedaagde sub 1] als boom kwalificeren of aangemerkt dienen te worden als heester. In haar uitspraak van
11 augustus 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:4254) heeft de rechtbank Gelderland in r.o. 2.6. geoordeeld dat een boom een meerjarig houtig gewas is dat eenstammig aan de aarde ontspruit en pas op enige hoogte vertakt en naar zijn aard uit kan groeien tot in de boomlaag.
Tijdens de descente heeft de kantonrechter vastgesteld dat bij de vlinderstruiken van [gedaagde sub 1] ter hoogte van het maaiveld diverse takken uit de aarde ontspruiten.
Nu de vlinderstruiken niet eenstammig aan de aarde ontspruiten, vallen zij niet onder de voornoemde definitie van boom en dienen zij daarom naar het oordeel van de kantonrechter aangemerkt te worden als heester in de zin van artikel 5:42 BW.
Juridisch kader
5.2.
In artikel 5:42 lid 1 BW is bepaald dat het niet is toegestaan om binnen de in
lid 2 bepaalde afstand van de grenslijn van eens anders erf heesters te hebben (de ‘verboden zone’). Dat is wel toegestaan als de eigenaar van het andere erf daartoe toestemming heeft gegeven of dat erf een openbare weg of een openbaar water is.
Artikel 5:42 lid 2 BW bepaalt dat de in artikel lid 1 bedoelde afstand voor heesters 0,5 meter bedraagt, tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten. In de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente [woonplaats] is geen bepaling opgenomen waardoor voor heesters een kleinere afstand dan 0,5 meter tot de erfgrens is toegelaten. Ook van een plaatselijke gewoonte die een kleinere afstand toelaat, is in dit geval niet gebleken.
Vlinderstruik in de achtertuin
5.3.
Tijdens de descente heeft de kantonrechter vastgesteld dat de vlinderstruik in de achtertuin van [gedaagde sub 1] op 22,5 centimeter van de erfgrens staat. Dit betekent dat deze vlinderstruik, gelet op het bepaalde in artikel 5:42 BW, in de verboden zone staat.
[gedaagde sub 1] heeft hiertegen aangevoerd dat partijen in 2021 in onderling overleg een nieuwe schutting tussen hun percelen hebben geplaatst. Hierbij hebben zij, volgens [gedaagde sub 1] , ook gesproken over de in 2015 door [gedaagde sub 1] geplante vlinderstruik, waarbij [eiser] akkoord is gegaan met de locatie hiervan. Tegelijkertijd is op verzoek van [eiser] de in de tuin van [gedaagde sub 1] aanwezige blauwe regen verwijderd en wilde hij graag stekjes van de vlinderstruik.
[eiser] heeft het voorgaande betwist, maar naar het oordeel van de kantonrechter mocht in het kader hiervan, gelet op de gedetailleerde toelichting van [gedaagde sub 1] , meer van hem worden verwacht dan alleen een blote ontkenning.
Nu [eiser] de stelling van [gedaagde sub 1] dat hij toestemming had om de vlinderstruik binnen de verboden zone te laten staan onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiser] de voornoemde toestemming in de zin van artikel 5:42
lid 1 BW aan [gedaagde sub 1] heeft gegeven. Dit heeft tot gevolg dat de vlinderstruik niet verwijderd hoeft te worden.
5.4.
[eiser] vordert ook dat de vlinderstruik ingekort wordt en blijft tot de bovenzijde van de schutting. Nu [eiser] aan [gedaagde sub 1] toestemming heeft gegeven om de vlinderstruik op
22,5 centimeter van de erfgrens te laten staan, kan de voornoemde vordering alleen slagen indien sprake is van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW. Dit artikel bepaalt dat de eigenaar van een erf aan eigenaars van andere erven geen hinder mag toebrengen in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is.
5.5.
Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ligt het op de weg van [eiser] om aan te tonen dat sprake is van onrechtmatige hinder. Anders dan dat er soms takken van de vlinderstruik over de schutting tussen de percelen van partijen hangen, heeft [eiser] geen stellingen ingenomen waarin hij motiveert dat sprake is van onrechtmatige hinder of ondraaglijke overlast. Daarnaast heeft [eiser] op grond van artikel 5:44 lid 1 BW het recht om zelf de overhangende takken weg te snijden. Het voorgaande leidt er dan ook toe dat de vordering van [eiser] inzake het inkorten van de vlinderstruik tot de bovenzijde van de schutting eveneens niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat hij zich kan zich voorstellen dat wanneer de vlinderstruiken langere tijd zo hoog blijven als ze nu zijn of nog hoger worden, op enig moment alsnog sprake kan zijn van onrechtmatige hinder. Dit kan [gedaagde sub 1] voorkomen door jaarlijks in het voorjaar de vlinderstruiken terug te snoeien tot dicht bij de grond en te voorkomen dat de struiken al te hoog uitlopen tot boven de hoogte van de schutting.
Vlinderstruik in de voortuin
5.6.
De kantonrechter heeft tijdens de descente vastgesteld dat het midden van de voet van de vlinderstruik in de voortuin op 60 centimeter van de erfgrens staat. Dit betekent dat de vlinderstruik, nu deze zoals hiervoor is overwogen aangemerkt moet worden als een heester en gelet op het bepaalde in artikel 5:42 BW, buiten de verboden zone staat.
De vordering van [eiser] , inhoudende dat de vlinderstruik verwijderd moet worden (en blijven), komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
[eiser] vordert ook dat de vlinderstruik ingekort wordt en blijft tot een hoogte van twee meter.
Nu de vlinderstruik buiten de verboden zone staat, kan deze vordering alleen slagen indien sprake is van onrechtmatige hinder. [eiser] heeft echter onvoldoende gesteld en onderbouwd dat hier sprake van is, zodat voornoemde vordering afgewezen wordt.
Verder vordert [eiser] dat [gedaagden] veroordeeld wordt tot het verwijderen van en verwijderd houden van de overhangende takken van de vlinderstruik. Als [eiser] last heeft van overhangende takken, staat het hem op grond van artikel 5:44 lid 1 BW vrij om deze
zelf weg te snijden. Voornoemde vordering komt dus eveneens niet voor toewijzing in aanmerking.
Camera’s [gedaagde sub 1]
5.7.
Op 14 juni 2022 heeft de mondelinge behandeling van een eerder tussen partijen gerezen geschil plaatsgevonden. Ter beëindiging van dit geschil zijn partijen het volgende overeengekomen:
Camera’s zijn alleen toegestaan als ze vaststaand zijn, geen geluid opnemen en in de mogelijkheden beperkt zijn in die zin dat ze slechts het eigen perceel in beeld kunnen brengen.
(…)
Camera’s die niet aan de hiervoor vermelde voorwaarden voldoen, moeten verwijderd worden.
(…)
Met vaststaand bedoelen partijen een camera die niet gedraaid kan worden.
De camera moet niet de optie hebben dat hij gedraaid kan worden via een app of iets dergelijks.
5.8.
In deze procedure vordert [eiser] – kort samengevat – dat [gedaagde sub 1] wordt veroordeeld om alle camera’s te verwijderen die in strijd zijn met de op 14 juni 2022 tussen partijen gemaakte afspraken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verduidelijkt dat het hierbij gaat om de camera die [gedaagde sub 1] achter het raam, boven zijn achterdeur heeft opgehangen, de (volgens [gedaagde sub 1] ) dummy camera en de camera die op de kast in de woonkamer van [gedaagde sub 1] staat, dan wel bij het raam aan de achterzijde van de woonkamer van [gedaagde sub 1] hangt. Ten aanzien hiervan overweegt de kantonrechter als volgt.
5.9.
De kantonrechter heeft tijdens de descente vastgesteld dat [gedaagde sub 1] achter het raam, boven zijn achterdeur een camera heeft opgehangen. Het betreft een camera van het merk Verisure, waarvan [gedaagde sub 1] de bijbehorende app op zijn telefoon heeft. Op vragen van de kantonrechter heeft [gedaagde sub 1] aangegeven dat de camera niet kan draaien, alleen binnen geluid opneemt en de achtertuin van [gedaagde sub 1] filmt, waarvan de beelden een maand worden bewaard.
Nu deze camera geluid opneemt, is dit in strijd met de op 14 juni 2022 tussen partijen gemaakte afspraken. Dat de camera volgens [gedaagde sub 1] alleen binnen geluid opneemt, doet hier niets aan af. Indien [gedaagde sub 1] zijn achterdeur en/of het raam hierboven openzet, is het immers zeer aannemelijk dat de camera ook van buiten komende geluiden opneemt.
[gedaagde sub 1] dient de voornoemde camera daarom, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, te verwijderen en verwijderd te houden.
5.10.
De camera die volgens [gedaagde sub 1] een dummy is, betreft model 140101 van Idinio.
Over deze camera heeft [gedaagde sub 1] verklaard dat hij een snoer op de camera kan aansluiten, waarna lampjes gaan branden. Voor het overige werkt de camera volgens [gedaagde sub 1] niet en heeft hij er ook geen app van. Normaliter zwerft de camera door de woning van [gedaagde sub 1] , maar na het incident op 14 oktober 2024 waarbij een steen tegen de deur en het raam van [gedaagde sub 1] is gegooid, staat de dummy bij het raam aan de voorzijde van zijn woonkamer.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter, in het bijzijn van partijen, deze camera opgezocht op de website van Bol.com. Volgens de productbeschrijving betreft het een slimme wifi camera voor binnen met – onder andere – een app, bewegingsmelder en microfoon. Anders dan [gedaagde sub 1] dacht, is de camera dus geen dummy. Nu de camera over een microfoon beschikt waarmee geluid opgenomen kan worden, voldoet deze niet aan de afspraken die partijen gemaakt hebben. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] deze camera, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, moet verwijderen en verwijderd moet houden.
5.11.
Van de camera die tijdens de descente bovenop de kast in de woonkamer van [gedaagde sub 1] stond, staat niet ter discussie staat dat deze camera niet voldoet aan de op
14 juni 2022 gemaakt afspraken. Mr. Meijer, de advocaat van [gedaagde sub 1] , heeft tijdens de mondelinge behandeling echter verklaard dat na het maken van de afspraken op 14 juni 2022 nadere afspraken zijn gemaakt tussen haar en de toenmalige gemachtigde van [eiser] .
Hierbij is afgesproken dat de camera op de kast in de woonkamer van [gedaagde sub 1] mocht blijven staan. De kantonrechter heeft geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van mr. Meijer. Op zijn beurt heeft [eiser] slechts volstaan met een kale betwisting van de voornoemde afspraak, zodat de kantonrechter voor waar aanneemt dat partijen na de overeenkomst van 14 juni 2022 hebben afgesproken dat deze camera mag blijven staan.
[gedaagde sub 1] hoeft de camera op de kast in zijn woonkamer dan ook niet te verwijderen.
De foto die [eiser] als productie 27 heeft overgelegd, maakt het voorgaande niet anders.
[eiser] heeft immers onvoldoende gesteld waaruit blijkt dat de camera op deze foto een andere camera betreft, dan die op de kast in de woonkamer van [gedaagde sub 1] staat.
Dwangsom
5.12.
[gedaagde sub 1] stelt dat het opleggen van een dwangsom niet noodzakelijk is, aangezien hij aan een veroordeling zal voldoen. Gelet op de geschiedenis van dit geschil tussen partijen ziet de kantonrechter toch aanleiding om een dwangsom op te leggen ter hoogte van
€ 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde sub 1] niet aan de veroordeling tot verwijdering van de camera achter het raam, boven zijn achterdeur en de dummy camera voldoet. De kantonrechter is het wel met [gedaagde sub 1] eens dat de maximale hoogte van de gevorderde dwangsom buitenproportioneel is. De kantonrechter zal het maximum van de te verbeuren dwangsommen dan ook op € 10.000,- stellen.
Proceskosten in conventie en reconventie
5.13.
Partijen worden over en weer voor een deel in het ongelijk gesteld en moeten daarom ieder hun eigen kosten dragen.
Ten overvloede
5.14.
De kantonrechter ziet aanleiding om, buiten de rechtsstrijd tussen partijen, nog het volgende op te merken. Tijdens de procedure is duidelijk geworden dat [gedaagde sub 1] meermaals slachtoffer is geworden van ernstige geweldsincidenten tegen zijn persoon waarvan [gedaagde sub 1] ook aangifte heeft gedaan bij de politie. In de nacht van 13 op 14 oktober 2024 is zelfs een explosief aan de achterpoort van [gedaagde sub 1] tot ontploffing gebracht, waardoor aanzienlijke schade is ontstaan. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat deze gebeurtenissen verband houden met de onderhavige burenruzie. De kantonrechter benadrukt dat allerminst vaststaat dat [eiser] iets met deze gebeurtenissen te maken heeft. Het kan immers net zo goed zo zijn dat personen die van de burenruzie op de hoogte zijn op eigen houtje menen het recht in eigen hand te kunnen nemen. Wat daar ook van zij, uit de stukken die zijn ingediend blijkt dat het geweld steeds heviger vormen aanneemt en de kantonrechter kan de ogen niet sluiten voor de mogelijkheid dat het op enig moment te ver escaleert. [gedaagde sub 1] heeft aangegeven graag te willen verhuizen, maar uit de door hem overgelegde stukken blijkt dat een aanvraag voor een urgentieverklaring is afgewezen. Het valt buiten de bevoegdheid van de kantonrechter om te treden in de beoordeling van deze aanvraag, maar de kantonrechter is het met [gedaagde sub 1] eens dat – behoudens het definitief begraven van de strijdbijl door beide partijen – een verhuizing hoogstwaarschijnlijk de enige oplossing is om beide partijen weer in rust en vrede te laten wonen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verleent verstrek tegen de niet verschenen [gedaagde sub 2] ;
6.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot het verwijderen en het verwijderd houden van de camera achter het raam, boven zijn achterdeur en de vermeende dummy camera, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde sub 1] niet aan de veroordeling tot verwijdering van deze camera’s voldoet, met een maximum van € 10.000,00;
6.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.