ECLI:NL:RBGEL:2025:4533

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
AWB-24_188
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven door Commissie

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de Commissie van de aanvraag van eiser om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser, geboren uit een situatie van seksueel misbruik, stelt dat het geweldsmisdrijf dat zijn moeder heeft ondergaan een directe impact heeft gehad op zijn leven en heeft geleid tot psychische problemen. De Commissie heeft de aanvraag afgewezen, omdat zij van mening is dat het geweldsmisdrijf niet kan worden aangemerkt als een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf tegen eiser zelf, wat een vereiste is voor toekenning van een uitkering uit het Schadefonds. De rechtbank oordeelt echter dat de gevolgen van het geweldsmisdrijf voor eiser zo evident zijn dat hij als slachtoffer kan worden aangemerkt, ondanks dat het geweldsmisdrijf tegen zijn moeder is gepleegd. De rechtbank vernietigt het besluit van de Commissie en oordeelt dat eiser recht heeft op erkenning en een uitkering uit het schadefonds. De Commissie moet binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit nemen, rekening houdend met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/188

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, de Commissie

(gemachtigde: mr. Y. Pieters).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de Commissie van de aanvraag van eiser om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de Commissie ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser niet is aan te merken als slachtoffer in de zin van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Eiser krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 14 april 2023 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De Commissie heeft deze aanvraag met het besluit van 7 september 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 december 2023 op het bezwaar van eiser is de Commissie bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de Commissie.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser is in 1988 geboren uit een situatie van seksueel misbruik, waarbij zijn moeder werd misbruikt door haar vader. Een geweldsmisdrijf dat volgens eiser vanaf zijn geboorte een enorme impact heeft gehad op zijn leven en een voedingsbodem is geweest voor de ontwikkeling van meerdere psychische stoornissen. Opgegroeid in een instabiele situatie met een getraumatiseerde moeder, waardoor ook problemen ontstonden op school en waardoor vroegkinderlijke traumabehandeling moest worden opgestart. De uiteindelijke wetenschap dat zijn opa ook zijn vader is heeft hem hard geraakt. Eiser is vervallen in het gebruik van verdovende middelen als coping mechanisme, verslaafd geraakt en vervolgens een tijd dakloos geweest. Hij woont nu op zichzelf en psychologische begeleiding heeft hem sterker gemaakt in die zin dat hij er over kan praten. Maar hij is er nog niet. Hij staat op de wachtlijst voor verdere behandeling. Zijn vader is inmiddels overleden. Omdat eiser meent dat ook hij direct slachtoffer is van het geweldsmisdrijf, gepleegd door zijn vader, vindt hij dat hij recht heeft op erkenning en een schadevergoeding. Als hij niet kan worden aangemerkt als een direct slachtoffer, dan stelt eiser zich op het standpunt dat hij waarnemer is geweest van het misdrijf. Hoewel hij tijdens de verkrachting van zijn moeder niet was geboren en het misdrijf in die zin niet heeft waargenomen, is het misbruik in zijn bijzijn ook na zijn geboorte doorgegaan.
3.1.
De Commissie heeft de aanvraag afgewezen. Dat de moeder van eiser slachtoffer werd van een opzettelijk gepleegd seksueel geweldsmisdrijf, acht de Commissie aannemelijk, gelet op de veroordeling van de dader zoals die blijkt uit het door eiser overgelegde strafvonnis. De Commissie heeft het geweldsmisdrijf waar de moeder van eiser slachtoffer van is geworden echter niet aangemerkt als een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf tegen eiser zelf. Dat is wel een vereiste om voor een uitkering uit het Schadefonds in aanmerking te komen. De Commissie begrijpt dat de gebeurtenissen waar de moeder van eiser slachtoffer van werd een grote impact op het leven van eiser hebben gehad. De Commissie begrijpt dat gevolgen van seksueel geweld op ouderschap, op de ouder-kindrelatie en op het kind, groot kunnen zijn. Het is de Commissie dan ook duidelijk dat de situatie waarin eiser is opgegroeid verstrekkende gevolgen voor hem heeft gehad. Vanuit de conceptie van seksueel geweld is eiser echter geen slachtoffer van een zedenmisdrijf. De wet voorziet niet in een recht op compensatie van het ongeboren kind. Eiser is ook niet aan te merken als waarnemer. Tijdens het zedenmisdrijf zelf was eiser niet geboren. Dat hij ook na zijn geboorte getuige is geweest van verkrachting en geweld jegens zijn moeder, maakt dat niet anders. Eiser was nog te jong om de ernst van wat hij zag te doorgronden en daaraan herinneringen te hebben. Hij heeft pas op latere leeftijd begrepen wat er is gebeurd.
Is eiser aan te merken als slachtoffer van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf?4. In de Wsg is vastgelegd wanneer een uitkering uit het schadefonds kan worden gedaan. Kort gezegd geldt in de situatie van eiser dat hij voor een uitkering in aanmerking komt als hij slachtoffer is van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf en hij als gevolg daarvan ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen. Dit staat in artikel 3, eerste lid, van de Wsg.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat eiser is verwekt als gevolg van ernstig geweldsmisdrijf tegen zijn moeder, waarbij de dader niet alleen zijn vader is maar ook zijn opa, die door het seksueel misbruik zijn (toen) minderjarige dochter zwanger heeft gemaakt.
5.1.
Eiser heeft gemotiveerd gesteld dat hij geestelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het geweldsmisdrijf. Uit de overgelegde medische informatie valt op te maken dat eiser reeds op jonge leeftijd traumabehandeling kreeg voor onder meer depressieve klachten, angst- en paniekklachten, stemmingsproblematiek en emotie regulatieproblemen. Dit alles voortkomend uit een gebrek aan basale veiligheid. Het bestaan van dit geestelijk letsel heeft de Commissie ook niet betwist.
5.2.
Vraag is nu of het geestelijk letsel zodanig verband houdt met het gepleegde geweldsmisdrijf, dat ook eiser als (direct) slachtoffer kan worden aangemerkt als bedoeld in de Wsg. Anders dan de Commissie is de rechtbank van oordeel dat dit het geval is. De aard en de ernst van de normschending brengt in dit geval mee dat de in dit verband relevante gevolgen voor eiser zó voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon veroorzaakt door het geweldsmisdrijf kan worden aangenomen. Eiser heeft deze gevolgen op zitting ook op heldere en invoelbare wijze verwoord. Eiser is voortgekomen uit het misbruik van zijn moeder door haar vader en zijn opa. Zijn opa/vader heeft door het misbruik zijn minderjarige dochter zwanger gemaakt en het ligt voor de hand dat een kind dat uit deze situatie wordt geboren en in deze situatie opgroeit hierdoor ernstige psychische schade oploopt. Daarmee is er een rechtstreeks verband tussen het geweldsmisdrijf en de geestelijke schade. Dit betekent dat eiser als slachtoffer van het geweldsmisdrijf is aan te merken als bedoeld in artikel 3 van de Wsg, ook al is het geweldsmisdrijf (sec) tegen zijn moeder begaan. Eiser heeft in dit verband terecht gewezen op de wijze waarop de strafrechter in dit soort gevallen beslist op een verzoek om schadevergoeding van een benadeelde partij, die schade heeft geleden omdat hij is verwekt na verkrachting in een incestueuze relatie. [1] Niet valt goed in te zien waarom in een strafzaak wél schadevergoeding wordt toegekend maar in de situatie dat de dader is overleden, zoals hier het geval, het slachtoffer uit een oogpunt van solidariteit geen uitkering kan krijgen uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
5.3
Gezien deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser als slachtoffer in de zin van artikel 3 van de Wsg kan worden aangemerkt. Eiser heeft recht op erkenning en een uitkering uit het schadefonds uit het oogpunt van solidariteit. Dit betekent dat het bestreden besluit van de Commissie op onjuiste gronden berust. De beroepsgrond slaagt.
5.4.
Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd over het zijn van getuige/waarnemer, behoeft geen bespreking meer, omdat eiser aangemerkt kan worden als slachtoffer.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Aan eiser zal alsnog een uitkering moeten worden toegekend uit het schadefonds.
6.1.
De rechtbank kan de hoogte van de uitkering niet zelf vast stellen. Het is aan de Commissie om, rekening houdend met alle van belang zijnde feiten en omstandigheden, de hoogte van de uitkering uit het schadefonds vast te stellen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de Commissie een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de Commissie hiervoor zes weken na verzenddatum van deze uitspraak. Daarbij gaat de rechtbank er van uit dat de Commissie, zoals ook ter zitting is bevestigd, het indieningsvereiste dat een aanvraag binnen tien jaar na het plegen van het misdrijf wordt ingediend, zoals neergelegd in artikel 7 van de Wsg, niet aan eiser zal tegenwerpen, gelet op de door hem genoemde persoonlijke omstandigheden.
6.2.
Omdat er geen griffierecht is geheven wegens betalingsonmacht, hoeft de Commissie aan eiser geen griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 7 december 2023;
- draagt de Commissie op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Janse, griffier.
griffier
rechter
Uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 december 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3408