ECLI:NL:RBGEL:2025:4494

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
C/05/442195 / HA ZA 24-513
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in civiele procedure over inzage in bewijsbeslag en onrechtmatig handelen met klantgegevens

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is een incidentele vordering tot inzage in gegevens die in bewijsbeslag zijn genomen aan de orde. De eiseressen, Leadmind B.V. en Stichting De Bewaarder, hebben een vordering ingediend tegen een voormalige werknemer, [gedaagde in conv], die wordt verdacht van onrechtmatig handelen door klantgegevens te kopiëren en te gebruiken voor frauduleuze doeleinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat [gedaagde in conv] betrokken was bij een poging tot oplichting van een klant door zich voor te doen als een medewerker van [eiseres in conv 1]. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiseressen recht hebben op inzage in de beslagen gegevens, met uitzondering van privé-informatie van [gedaagde in conv]. De rechtbank heeft de eiseressen in de gelegenheid gesteld om een lijst van zoektermen in te dienen om de relevante gegevens te filteren. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/442195 / HA ZA 24-513
Vonnis in incident van 28 mei 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conv 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADMIND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de stichting
STICHTING DE BEWAARDER,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. H.C.W. Geffroy te Ede,
tegen
[gedaagde in conv],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.J. Douwes te Arnhem.
Partijen zullen hierna enerzijds [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder en anderzijds [gedaagde in conv] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot inzage in gegevens
  • de incidentele conclusie van antwoord tevens conclusie van antwoord ten gronde en voorwaardelijke eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten die van belang zijn in het incident

2.1.
[eiseres in conv 1] exploiteert een investeringsmaatschappij. Haar klanten leggen geld in dat zij investeert in onroerende zaken die zij ook beheert. Leadmind adviseert op het gebied van management en bedrijfsvoering. De bewaarder is een administratiekantoor, waarvan Lege Artis Management B.V. de bestuurder is. [eiseres in conv 1], Leadmind en Lege Artis Management B.V. zijn dochtervennootschappen van Reunion Ventures B.V. De klant- en relatiegegevens van [eiseres in conv 1] worden beheerd door Leadmind en De Bewaarder. [naam 1] is bestuurder van Reunion Ventures B.V.
2.2.
Vanaf 22 mei 2023 was [gedaagde in conv] bij [eiseres in conv 1] werkzaam als junior accountmanager. Hij onderhield contacten met (potentiële) klanten van [eiseres in conv 1].
2.3.
In augustus 2023 heeft iemand die zich voordeed als [naam 2], commercieel directeur van [eiseres in conv 1], via WhatsApp-berichten, een vervalste brochure, een vervalst inschrijvingsformulier en een telefoongesprek op 30 augustus 2023, de heer [naam 3], een (potentiële) klant van [eiseres in conv 1], ertoe bewogen een bedrag van € 16.500,00 in te leggen, door betaling op een Litouws bankrekeningnummer. Deze betaling is door de bank van [naam 3] niet uitgevoerd, omdat het rekeningnummer niet op naam van [eiseres in conv 1] stond. Nadat [naam 3] hierover contact opnam met [eiseres in conv 1] en zij onderzoek had gedaan, onder meer op de werklaptop van [gedaagde in conv], heeft [eiseres in conv 1] geconcludeerd dat het [gedaagde in conv] is geweest die [naam 3] tot de betaling heeft bewogen. Zij heeft [gedaagde in conv] op 11 september 2023 op staande voet ontslagen.
2.4.
In opdracht van [eiseres in conv 1] heeft Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) onderzoek gedaan naar drie fragmenten van opgenomen telefoongesprekken. Twee daarvan zijn zeker door [gedaagde in conv] gevoerd. Het derde fragment betreft volgens [eiseres in conv 1] het hiervoor bedoelde telefoongesprek van 30 augustus 2023. In het rapport van NFO van 21 november 2023 staat, volgens de hierna te melden beschikking van 22 januari 2024:
De stem in de drie audiofragmenten vertoont opvallend veel gelijkenissen in taalgebruik/woordkeuze, ritme, tempo, melodie, dynamiek en manier van spreken.
Er zijn eigenlijk nergens grote tegenstellingen of afwijkingen gevonden op basis waarvan je zou kunnen veronderstellen dat er sprake is van nog een andere persoon (binnen de bovengenoemde tijdcodes) op één of meerdere van de opnames.
Alhoewel niet volledig objectief bewijsbaar lijkt het gezien de genoemde overéénkomsten in de vergelijkende audiofiles daarom waarschijnlijk dat de persoon in de drie genoemde oorspronkelijke audiofiles (audiofile 1 'Bestand opname Aircall [gedaagde in conv]', audiofile 2 'call-1557718001' en audiofile 3 'call-1548326424') dezelfde persoon is.
2.5.
Bij tussenbeschikking van 22 januari 2024, in een procedure van [gedaagde in conv] tegen [eiseres in conv 1], heeft de kantonrechter te Arnhem beslist dat sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet (zaaknummer / rekestnummer: 10788141 \ HA VERZ 23-142). Tegen deze tussenbeschikking, noch tegen de eindbeschikking van 15 april 2024 is een rechtsmiddel aangewend.
2.6.
Omstreeks augustus 2023 heeft de heer [naam 4], commercieel leidinggevende van Thuisborg Finance B.V. (een andere dochtervennootschap van Reunion Ventures B.V.) het e-mailadres ‘gerardvanuitert@hotmail.com’ aangemaakt. Vanuit dat e-mailadres heeft [naam 4] toen een aanvraag gedaan bij [eiseres in conv 1] c.q. Thuisborg Finance B.V. De bedoeling daarvan was dat hij met dit e-mailadres als deze Van Uitert als (fictieve) potentiële klant zou worden geregistreerd en langs deze weg zou kunnen worden benaderd door degene die over de klantgegevens van [eiseres in conv 1] en Thuisborg beschikte. Zodoende zou duidelijk worden hoe mediapartners en accountmanagers met deze klantgegevens omgingen. [naam 4] heeft het e-mailadres ‘gerardvanuitert@hotmail.com’ nergens anders voor gebruikt.
2.7.
Na 22 oktober 2023 ontving [naam 4] op dit e-mailadres geen e-mails, tot 22 april 2024. Toen is vanaf het e-mailadres ‘thesandt.investment.group@gmail.com’ een
e-mail verzonden aan gerardvanuitert@hotmail.com. Het betreft een aanbod om te investeren. De mail vermeldt als afzender ‘Head of Investments, Roy de Nijs’ en de internetsite ‘thesandt.nl’. Bij deze e-mail was een vervalste brochure voor een obligatie van The Sandt gevoegd, waarop een mobiel telefoonnummer en het e-mailadres ‘thesandt.investments.co@gmail.com’ waren vermeld. In The Sandt B.V. wordt een investeringsmaatschappij gedreven, zoals in [eiseres in conv 1]. The Sandt B.V. gebruikt het
e-mailadres ‘info@thesandt.nl’.
2.8.
Bij e-mail van 8 augustus 2024 heeft [naam 4] de e-mail van 22 april 2024 beantwoord en vragen gesteld over de investering. Op deze e-mail is diezelfde dag twee keer per e-mail gereageerd, in aanmoedigende zin.
2.9.
[eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder vermoedden dat [gedaagde in conv] de e-mails van 22 april en 8 augustus 2024 heeft verzonden, dat hij dus beschikt over klantgegevens van [eiseres in conv 1] en dat hij deze gegevens tijdens zijn dienstverband bij [eiseres in conv 1] heeft gekopieerd uit de CRM(
customer relationship management)-database van Leadmind en De bewaarder. Leadmind en De bewaarder hebben op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bij de Autoriteit Persoonsgegevens melding gemaakt van een inbreuk in verband met persoonsgegevens.
2.10.
Bij beschikking van 17 september 2024 (zaaknummer: C/05/441068 / KG RK 24-686) heeft deze rechtbank [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder op hun verzoek kort gezegd toegestaan om conservatoir bewijsbeslag en conservatoir beslag tot afgifte te laten leggen op (elektronische) bescheiden van [gedaagde in conv]. Daarbij is [bedrijf 1] (verder: [bedrijf 1]) als bewaarder van de beslagen zaken aangewezen. Verder is bepaald dat [gedaagde in conv], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00, aan de deurwaarder en de bewaarder (door het verstrekken van een wachtwoord en de nodige feitelijke informatie) toegang moet verlenen tot de computersystemen, gegevensdragers, online software en websites.
2.11.
Het hiervoor bedoelde beslag is op 25 september 2024 gelegd, onder aanzegging van de dwangsom. Het proces-verbaal van beslaglegging dat de deurwaarder aan [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder heeft verstrekt vermeldt:
In de woning trof ik gegevensdragers binnen de reikwijdte van de beschikking.
Met betrekking tot de gegevensdrager: de heer [gedaagde in conv] wilde de 'touchID' of toegangscodes van twee gegevensdragers niet geven omdat er onder andere privébeelden van zijn vriendin op zouden staan. De heer [gedaagde in conv] deelde tevens mede dat de andere gegevensdrager 'kapot' was en dat hij die niet gebruikte.
Ik heb de heer [gedaagde in conv] diverse malen gewezen op de sanctie van het niet meewerken i.c. het verbeuren van een dwangsom van € 50.000,=. De heer [gedaagde in conv] wilde eerst overleggen met zijn
advocaat alvorens hij de toegangscodes wilde afgeven. (…)
Rond 8.25 uur werd ik gebeld door mr. Damen, ik heb hem in het kort het doel van mijn bezoek verteld en daarop heb ik heb mijn telefoon aan de heer [gedaagde in conv] gegeven zodat hij ruggenspraak kon houden met zijn advocaat. De uitkomst van het gesprek met mr. Damen was dat de heer [gedaagde in conv] de toegangscodes niet wilde geven en hij kortgezegd: "de dwangsom voor lief nam aangezien hij toch bezig was met schuldsanering". Daarnaast stelde de heer [gedaagde in conv] dat alle gegevensdragers niet zijn eigendom zijn, en dat hij dus ook de toegangscodes niet kon geven. Zijn eigen telefoon lag naar zijn zeggen bij zijn vriendin in Almere. Mijn voorstel om het toestel daar op te halen werd door hem afgewezen.
Ook stelde de heer [gedaagde in conv] dat de derde gegevensdrager niet zijn eigendom was maar van een vriend, wel wist hij te melden dat de gegevensdrager 'encrypted' was wat in zou houden dat deze zou crashen zodra deze zou worden opgestart.
Op deze gegevensdragers is door mij vervolgens binnen de reikwijdte van het verzoekschrift met het daarop verleende verlof
CONSERVATOIR BEWIJSBESLAG GELEGD
Aangezien de heer [gedaagde in conv] geen medewerking wenste te verlenen inzake toegangscodes voor de apparatuur zag ik mij genoodzaakt om de drie gegevensdragers af te geven aan de gerechtelijk bewaarder om op kantoor van de gerechtelijk bewaarder te trachten deze apparatuur te openen en de bestanden die zijn genoemd in het verzoekschrift te kopiëren.
De medewerkers van [bedrijf 1] hadden inmiddels binnen de reikwijdte van het verlof de papieren administratie doorzocht. Er werd papieren administratie aangetroffen ook
deze administratie is binnen de reikwijdte van het verlof overhandigd aan de gerechtelijk bewaarder.
2.12.
Na enige tijd zijn de beslagen gegevensdragers, waaronder een laptop en een mobiele telefoon, aan [gedaagde in conv] teruggegeven. [bedrijf 1] bewaart kopieën van de gegevens op deze dragers.
2.13.
Bij exploot van 8 oktober 2024 is de dagvaarding in de onderhavige zaak aan [gedaagde in conv] betekend.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder vorderen dat de rechtbank [gedaagde in conv], versterkt met een dwangsom, op de voet van art. 843a Rv zal veroordelen om toestemming te verlenen tot inzage en/of het verstrekken van afschrift en/of uittreksel en/of exemplaren van de zich onder gerechtelijke bewaarder [bedrijf 1] bevindende (digitale) kopieën van de inbeslaggenomen bescheiden, documenten en data, met uitzondering van de bescheiden die geen enkele betrekking hebben op [gedaagde in conv] en/of die een specifiek privékarakter hebben.
3.2.
Het gaat [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder specifiek om exhibitie van beslagen:
- gegevens over de klanten c.q. relaties uit de CRM-database die bij [eiseres in conv 1] en/of Leadmind Agency B.V. en/of De bewaarder waren geregistreerd in de periode dat [gedaagde in conv] bij [eiseres in conv 1] in dienst was,
- correspondentie van [gedaagde in conv] met deze klanten c.q. relaties,
- correspondentie met derden ter zake van het delen of kopiëren van persoonsgegevens van deze klanten c.q. relaties,
- correspondentie met de Kamer van Koophandel,
- correspondentie met banken ter zake van de rekeningen die zijn vermeld in de vervalste brochures van [eiseres in conv 1] en The Sandt,
- correspondentie met derden ter zake van samenwerking bij het uitvoeren van deze fraude, en
- bankgegevens waaruit blijkt van een of meer betalingen die afkomstig zijn van een of meer klanten c.q. relaties van [eiseres in conv 1], of waaruit blijkt van vergoeding door derden voor de overdracht of kopieën van de persoonsgegevens van klanten c.q. relaties van [eiseres in conv 1].
3.3.
[eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder beogen aldus in de hoofdzaak te kunnen bewijzen dat [gedaagde in conv] onrechtmatig data heeft gekopieerd of zich heeft toegeëigend en deze data onrechtmatig heeft gebruikt om klanten c.q. relaties van [eiseres in conv 1] een aanbod onder valse voorwendselen te doen, en voorts de schade die zij lijden nader te onderbouwen.
3.4.
[gedaagde in conv] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.6.
Art. 843a Rv is inmiddels vervallen met de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht per 1 januari 2025 (Staatsblad 2024/62 en 2024/72). Nu deze zaak op dat moment al aanhangig was, blijft deze bepaling hier echter van toepassing, gelet op art. XIIA van de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht.
3.7.
[gedaagde in conv] betwist dat hij jegens [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder onrechtmatig heeft gehandeld. Hij ontkent dat hij degene is geweest die zich heeft voorgedaan als [naam 2] op de in 2.3. bedoelde wijze. Hij heeft geen klantgegevens gekopieerd en geen klanten benaderd, ook niet de fictieve klant Gerard van Uitert, aldus [gedaagde in conv]. [gedaagde in conv] betwist dus de door [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder gestelde rechtsbetrekking. In dat verband is het volgende van belang.
3.8.
Bij de beoordeling van een vordering op de voet van art. 843a Rv moet het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk zijn. Deze maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen.
3.9.
De vraag wat in het kader van een vordering uit hoofde van art. 843a Rv bij een gestelde onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin kan worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal. (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251.)
3.10.
Niet in geschil is dat iemand klantgegevens van [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder heeft gekopieerd en deze gegevens heeft gebruikt om klanten c.q. relaties van [eiseres in conv 1] een malafide aanbod te doen. [gedaagde in conv] heeft niet betwist dat hij jegens [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder onrechtmatig heeft gehandeld, in het geval dat zou komen vast te staan dat hij dit heeft gedaan. Hiervan wordt in dit incident uitgegaan.
3.11.
Voorshands acht de rechtbank in hoge mate aannemelijk dat het [gedaagde in conv] is geweest die in augustus 2023 heeft getracht de heer [naam 3] op te lichten. Niet ondenkbaar is dat, zoals [gedaagde in conv] ter betwisting suggereert, een derde zich heeft bediend van zijn WhatsApp-account, de stem op het audiofragment van het telefoongesprek op 30 augustus 2023 (door zijn stem te klonen) heeft gemanipuleerd en door hem gevoerde en bij [eiseres in conv 1] opgeslagen telefoongesprekken, heeft gewist. Voor de hand ligt dit echter niet. Het zou veel voeten in de aarde hebben gehad, tegen een relatief bescheiden potentieel geldelijk gewin. Een concreet aanknopingspunt voor dit alternatieve scenario heeft [gedaagde in conv] ook niet geboden, terwijl [gedaagde in conv] in zijn conclusie, net als degene die met [naam 3] communiceerde, [naam 1] consequent met ‘Francke’ aanduidt. Dit scenario wordt daarom nu als onaannemelijk ter zijde geschoven. Vooralsnog moet er dus vanuit worden gegaan dat [gedaagde in conv] een oplichter is. Dit doet a priori twijfelen aan zijn ontkenning klantgegevens te hebben gekopieerd en andere relaties/klanten dan [naam 3], zoals de gefingeerde klant Van Uitert, te hebben benaderd.
3.12.
Dan is er de gang van zaken bij de beslaglegging. Volgens het proces-verbaal van de deurwaarder heeft [gedaagde in conv] bij de beslaglegging aanvankelijk verklaard dat op twee gegevensdragers privé beelden stonden en dat een derde gegevensdrager kapot was, om na verloop van tijd echter te verklaren dat de gegevensdragers geen van allen zijn eigendom waren en dat zijn eigen telefoon bij zijn vriendin lag. In de onderhavige procedure heeft [gedaagde in conv] zijn voorwaardelijke vordering in reconventie erop gebaseerd dat zijn privé laptop en zijn privé telefoon ten onrechte zijn beslagen. Ook de tegenstrijdigheden in deze verklaringen maken zijn ontkenningen minder geloofwaardig. Dat geldt eveneens voor het niet willen verstrekken van toegangscodes op de grond dat het daarmee verbeuren van een forse dwangsom hem niet zou raken vanwege een lopende schuldsanering. Als [gedaagde in conv] daadwerkelijk niets te verbergen zou hebben, ligt dit gedrag bepaald niet voor de hand.
3.13.
Hier komt bij dat gepoogd is [naam 3] en Van Uitert op soortgelijke wijze op te lichten. In beide gevallen is met vervalste brochures van een bestaande investeringsmaatschappij, een aangepast mobiel telefoonnummer en een aangepast (g)mail-adres, als bestuurder van die maatschappij aan een potentiële klant een investeringsaanbod gedaan met een (te) rooskleurig rendement. Zoals [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder onweersproken stellen is in de communicatie bovendien gebruik gemaakt van dezelfde (combinaties van) woorden.
3.14.
Omdat de contactgegevens van de fictieve klant Van Uitert in de CRM-database van [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder stonden en verder niet zijn gebruikt, is aannemelijk dat degene die hem op 22 april 2024 heeft aangeschreven over (gegevens uit) deze database beschikte. Vast staat dat [gedaagde in conv] als accountmanager van [eiseres in conv 1] toegang had tot haar klantgegevens.
3.15.
Al met al acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat [gedaagde in conv] op de gestelde wijze onrechtmatig jegens [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder heeft gehandeld om exhibitie van beslagen gegevens te rechtvaardigen. Het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ten gronde ziet is dus voldoende aannemelijk.
3.16.
Niet valt in te zien waarom [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder bij hun incidentele vordering geen belang zouden hebben, omdat zij al over de gegevens zouden beschikken nu [bedrijf 1] kopieën ervan bewaart, zoals [gedaagde in conv] opwerpt. Pas na inwilliging en uitvoering van een vordering als de onderhavige zullen [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder daadwerkelijk kunnen beschikken over de gegevens en deze desgewenst als bewijsmiddel kunnen inzetten in de hoofdzaak. Dit is nu juist het wezen van het conservatoire karakter van het beslag dat rust op deze, door [bedrijf 1] in bewaring genomen gegevens.
3.17.
[eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder hebben op zichzelf met de in 3.2. weergegeven opsomming voldoende duidelijk de gegevens geduid waarover zij willen kunnen beschikken. Anders dan [gedaagde in conv] summier betwist zijn de bescheiden dus voldoende bepaald in de zin van art. 843a lid 1 Rv. Dat deze bescheiden relevant zouden kunnen zijn voor de gestelde rechtsbetrekking, heeft [gedaagde in conv] niet betwist. De incidentele exhibitievordering is dan in beginsel toewijsbaar.
3.18.
[gedaagde in conv] werpt echter nog op dat exhibitie strijdig is met zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Er zijn ook privé-gegevens in beslag genomen die niet aan [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder ter beschikking mogen komen, aldus [gedaagde in conv]. Hiermee hangt zijn bezwaar samen dat onvoldoende duidelijk is hoe de beslagen gegevens die onder de opsomming vallen van de andere beslagen gegevens zullen worden gescheiden. Daarvoor te hanteren zoektermen hebben [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder niet opgegeven. Aldus is volgens [gedaagde in conv] onvoldoende gewaarborgd dat [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder geen kennis zullen nemen van zijn beslagen privé-gegevens. In dit verband geldt het volgende.
3.19.
Het gaat [gedaagde in conv] er kennelijk om dat wordt uitgesloten dat gegevens tegen de exhibitie waarvan hij uit het oogpunt van bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer gewichtige bezwaren heeft, door de deurwaarder en [bedrijf 1] zullen worden verstrekt. Het gaat dan (deels) om gegevens die ook volgens [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder van exhibitie uitgezonderd kunnen worden, namelijk de bescheiden die geen enkele betrekking hebben op [gedaagde in conv] en/of die een specifiek privékarakter hebben. De rechtbank constateert dat de belangen van partijen alleen (eventueel) conflicteren waar het gegevens en correspondentie betreft die onder de reikwijdte van de in 3.2. bedoelde opsomming vallen maar tevens privé informatie van [gedaagde in conv] bevatten. Het komt wat deze gegevens en correspondentie betreft aan op een afweging van belangen. Het recht op eerbiediging van privéleven wordt immers begrensd door de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (art. 8 lid 2 EVRM).
3.20.
Van belang is dan dat [gedaagde in conv] niet heeft toegelicht welke specifieke, eventueel gevoelige informatie over zijn persoonlijke levenssfeer hier in het geding zou kunnen zijn. Het is gebleven bij een abstract beroep op art. 8 EVRM. Het belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt weegt zwaar, zeker in dit geval waarin poging tot oplichting met gebruik van verduisterde klantgegevens aan de orde zou kunnen zijn. Inmenging in het privacy-recht van [gedaagde in conv] is dan geoorloofd, in die zin dat de gegevens en correspondentie die onder de opsomming vallen en tevens privé informatie over [gedaagde in conv] bevatten, wel verstrekt moeten worden. Privé informatie betreffende [gedaagde in conv] moet daaruit echter worden weggelakt indien en voor zover dit weglakken niet ten koste gaat van de begrijpelijkheid van deze gegevens en correspondentie. Het is aan de deurwaarder om daarvoor zelf of met behulp van [bedrijf 1] te zorgen. Aldus gaat deze inmenging niet verder dan nodig.
3.21.
Dan resteert selectie van de beslagen gegevens en correspondentie. In de rede ligt dat een (zeer) omvangrijke hoeveelheid gekopieerde gegevens en correspondentie zal zijn beslagen. [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder hebben niet duidelijk gemaakt hoe de gespecificeerde gegevens en correspondentie (zij verwijzen in het petitum naar randnummer 29 van de dagvaarding, maar bedoelen klaarblijkelijk de opsomming in randnummer 42) daaruit gefilterd zouden moeten worden. Voor de hand ligt dat aan de hand van zoektermen daaruit geautomatiseerd een selectie zal worden gemaakt van de gegevens en correspondentie die onder de opsomming vallen, zoals [gedaagde in conv] opwerpt (en in HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:830 ook is gedaan). Het alternatief is immers dat de deurwaarder alle beslagen informatie hierop handmatig zal (laten) doornemen. Dat lijkt ondoenlijk, althans onevenredig kostbaar.
3.22.
De rechtbank zal [eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder in de gelegenheid stellen om bij akte een lijst van de volgens hen te hanteren zoektermen in het geding te brengen. [gedaagde in conv] zal daarop kunnen reageren. Daarna zal in beginsel in het incident worden beslist.
3.23.
Iedere verdere beslissing, ook in de hoofdzaak, zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van
11 juni 2025, voor het nemen van een akte door
[eiseres in conv 1], Leadmind en De bewaarder waarin zij een lijst van de volgens hen te hanteren zoektermen kunnen opnemen, zoals bedoeld in 3.21. en 3.22.,
4.2.
bepaalt dat [gedaagde in conv] twee weken daarna een antwoordakte zal kunnen nemen,
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van den Toorn en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.