ECLI:NL:RBGEL:2025:444

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
438469
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake erfrecht en tweetrapsmaking met betrekking tot de nalatenschap van erflater

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de nalatenschap van erflater. Eiseres, de dochter van de erflater, heeft vorderingen ingesteld tegen gedaagde, de ongehuwde partner van de erflater, met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap. Eiseres vordert onder andere informatie over het bezwaarde vermogen, een ondertekende opgave van het vermogen, en de afgifte van bankafschriften. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde niet in ernstige mate tekort is geschoten in haar verplichtingen als bezwaarde en heeft de vorderingen van eiseres tot onderbewindstelling van het bezwaarde vermogen afgewezen. De rechtbank heeft echter wel bepaald dat gedaagde verplicht is om jaarlijks een opgave van het bezwaarde vermogen te doen en heeft haar opgedragen om een aangepaste notariële boedelbeschrijving op te stellen. De vorderingen van eiseres die betrekking hebben op de ongedaanmaking van schenkingen en andere vorderingen ten behoeve van het bezwaarde vermogen zijn afgewezen, omdat eiseres niet-ontvankelijk is verklaard in deze vorderingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/438469 / HZ ZA 24-236
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. B.W.J. Theunissen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. G.H.J. Spee.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 oktober 2024
- de akte eiswijziging van [eiseres] bij bericht van 28 november 2024
- de akte bezwaar eisvermeerdering van [gedaagde]
- de beslissing van de rolrechter om de eisvermeerdering toe te staan
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een dochter van [betrokkene 1] (hierna: erflater). De moeder van [eiseres] (hierna: moeder) is op [overlijdensdatum 1] . Erflater en moeder hebben naast [eiseres] nog vier kinderen gekregen: [naam 1] , [naam 2] (hierna: [naam 2] ), [naam 3] en [naam 4] .
2.2.
[gedaagde] was de (ongehuwde) partner van erflater ten tijde van zijn overlijden. Erflater en [gedaagde] hebben bij notariële akte van 22 maart 2011, opgesteld door notaris [naam 5] (hierna: de notaris), een samenlevingsovereenkomst gesloten (hierna: de samenlevingsovereenkomst, productie 2 van [eiseres] ). In artikel 6 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst is het volgende opgenomen:
“Indien door partijen een door hen gezamenlijk te bewonen woning (…)gezamenlijk wordt verkregen, zal de partij die uit eigen middelen meer dan haar aandeel van de koopsom en de kosten heeft betaald voor het meerdere een vordering hebben op de andere partij. Deze vordering is opeisbaar bij vervreemding van de woning en bij ontbinding van deze overeenkomst. De vordering zal geen rente dragen.”
2.3.
Erflater heeft laatstelijk over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 22 maart 2011 (productie 3 van [eiseres] ). In dit testament is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
ERFSTELLING EERSTOVERLIJDEN
(…)
Indien ik overlijd voor mijn genoemde partner ([gedaagde] , rb
), benoem ik mijn partner (…) tot mijn enig en algeheel erfgenaam.
Tweetrapsmaking
1 Ik bepaal dat op hetgeen uit mijn nalatenschap (eventueel) verkregen wordt door mijn partner, hierna te noemen de “bezwaarde”, het volgende van toepassing is.
2 Al wat desbetreffende bezwaarde bij haar overlijden onvervreemd en onverteerd (derhalve volledige beheers- en beschikkingsbevoegdheid voor de bezwaarde) van haar verkrijging nalaat, zal, met inachtneming van het hierna bepaalde toekomen aan mijn kinderen (hierna te noemen “verwachter”). (…)
3 ten aanzien van de opvolgende verkrijging (de tweede trap) geldt het volgende:
1 Beschrijving
Binnen zes maanden na mijn overlijden dient de bezwaarde bij notariële akte een beschrijving op te maken van de verkrijging. De verwachters hebben het recht op een afschrift van die akte alsmede op een afschrift van de successie-aangifte en bijbehorende gegevens.
2 Zaaksvervanging
De goederen die door vervanging of herbelegging in de plaats zijn gekomen van het verkregene en de eventuele aangroei en vruchten worden ook onder de verkrijging begrepen.
3 Administratie
De bezwaarde is verplicht de verkrijging afzonderlijk van zijn overige vermogen te administreren.
4 Giften
Het is de bezwaarde niet toegestaan door gift over bestanddelen van de verkrijging te beschikken, behoudens de gebruikelijke giften, voorzover zij niet bovenmatig zijn en behoudens die aan de gezamenlijke verwachters die in leven zijn op het moment van de rechtshandeling.
5 Interingsvolgorde
De bezwaarde is niet verplicht eerst op zijn overige vermogen in te teren voordat wordt ingeteerd op de verkrijging. Eventuele interingen worden geacht te zijn gedaan eerst ten laste van de verkrijging.
(…)
BEHEERSEXECTUTEUR
Ik benoem mijn partner tot executeur.
(…)”
2.4.
Op [overlijdensdatum 2] is erflater overleden.
2.5.
[gedaagde] heeft de nalatenschap van erflater (hierna: de nalatenschap) zuiver aanvaard. Daarnaast heeft [gedaagde] haar benoeming tot executeur aanvaard (productie 1 van [eiseres] ).
2.6.
[gedaagde] heeft in 2022 haar twee kinderen en [naam 2] ieder € 5.000,00 geschonken en haar twee kleinkinderen ieder € 2.000,00. In 2023 heeft [gedaagde] haar twee kinderen en [naam 2] ieder een bedrag van € 6.000,00 geschonken en haar twee kleinkinderen ieder € 2.000,00.
2.7.
Bij brief van 6 december 2023 (productie 4 van [eiseres] ) heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] als bezwaarde verzocht en gesommeerd om informatie te verstrekken aan [eiseres] als verwachter. [gedaagde] is gevraagd om uiterlijk op 5 januari 2024 de volgende stukken over te leggen: een met stukken onderbouwde notariële boedelbeschrijving, de aangifte en aanslag erfbelasting, een opgave van het bezwaarde vermogen, een kopie van de samenlevingsovereenkomst, een bewijs waaruit blijkt van een afzonderlijke administratie van het bezwaarde vermogen en een bewijs dat het vermogen solide is verzekerd.
2.8.
Bij brief van 12 januari 2024 (productie 5 van [eiseres] ) heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] nogmaals gesommeerd om de eerder gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast is meegedeeld dat [eiseres] een vordering van € 7.021,42 op de nalatenschap heeft in verband met het nog niet geheel aan haar uitgekeerde erfdeel in de nalatenschap van moeder.
2.9.
Bij brief van 15 april 2024 heeft de advocaat van [gedaagde] de advocaat van [eiseres] een notariële boedelbeschrijving met onderbouwende stukken – bankafschriften en een kopie van de samenlevingsovereenkomst – gestuurd en meegedeeld dat [gedaagde] niet wist van de vordering van [eiseres] en dat [gedaagde] het bedrag van € 7.021,43 zal betalen (productie 6 van [eiseres] ). In de boedelbeschrijving van 3 april 2024 (productie 7 van [eiseres] ), opgemaakt door de notaris, zijn de bezittingen (banksaldi en waarde woning), schulden en de kosten van de uitvaart opgenomen, resulterend in een saldo van de nalatenschap van € 191.844,69.
2.10.
Op 2 mei 2024 heeft de advocaat van [eiseres] aan de advocaat van [gedaagde] gemaild (productie 8 van [eiseres] ) dat hij informatie mist, te weten de aangifte en aanslag erfbelasting, een actuele opgave van het bezwaarde vermogen, een bewijs waaruit blijkt van een afzonderlijke administratie van het bezwaarde vermogen en een bewijs dat het vermogen solide is verzekerd. Daarnaast heeft hij gevraagd of er sprake is van een vergoedingsrecht op grond van artikel 6 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst.
2.11.
Bij brief van 26 juni 2024 heeft de advocaat van [gedaagde] gereageerd aan de advocaat van [eiseres] met de mededeling dat geen aangifte erfbelasting is gedaan omdat het vermogen het vrijgestelde bedrag niet overstijgt. Daarnaast is bericht dat het appartement van [gedaagde] destijds is gekocht met de opbrengst van het huis waar erflater enig erfgenaam van was. Bij de brief is een door de notaris aangepaste boedelbeschrijving gevoegd waarin het saldo van de nalatenschap is berekend op € 69.504,06 (productie 9 van [eiseres] ). Ten slotte is bericht dat tot dat moment geen aparte administratie was bijgehouden van de nalatenschap maar dat [gedaagde] het banksaldo van de nalatenschap inmiddels op een aparte SNS-spaarrekening is gestort – waarvan een bankafschrift van 5 juni 2024 is overgelegd –, zodat het voortaan afgescheiden blijft.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. het bezwaarde vermogen onder bewind te stellen tot het moment waarop het recht van [gedaagde] als bezwaarde eindigt;
II. een professional tot bewindvoerder te benoemen, onder de eventuele voorwaarden en bepalingen als door de rechtbank te bepalen;
III. te bepalen dat de kosten van het bewind voor rekening van [gedaagde] komen (en dus niet ten laste van het bezwaarde vermogen gebracht mogen worden);
IV. [gedaagde] te bevelen om binnen tien dagen na dit vonnis aan [eiseres] af te geven:
a. de aangiftes en aanslagen IB 2020 en 2021 van erflater;
b. een ondertekende en nauwkeurige opgave van het bezwaarde vermogen per 1 januari 2022 tot en met 2024, een overzicht van de goederen die in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd;
c. de bankafschriften van alle bank- en spaarrekeningen van erflater en van [gedaagde] vanaf datum overlijden van erflater tot en met de datum van dit vonnis;
althans de documenten en informatie en/of een termijn als de rechtbank redelijk en passend oordeelt;
Subsidiair
V. [gedaagde] te bevelen om zo lang haar recht als bezwaarde nog niet is geëindigd, jaarlijks uiterlijk 1 maart van ieder kalenderjaar een opgaaf aan [eiseres] te sturen van het bezwaarde vermogen, alsmede een overzicht van de goederen van de nalatenschap die niet meer aanwezig zijn, van goederen die in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd per 1 januari van dat kalenderjaar, waartoe in ieder geval de volgende bewijsstukken horen:
a. alle bankafschriften van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande kalenderjaar van de bankrekening waarop het (liquide) bezwaarde vermogen staat;
b. alle facturen van de zaken die niet-consumptief van aard zijn, die [gedaagde] uit het bezwaarde vermogen heeft gekocht;
VI. [gedaagde] te bevelen om het bezwaarde vermogen apart van haar eigen vermogen te blijven administreren, onder meer door het liquide vermogen op een aparte bankrekening te storten;
VII. te bepalen dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt per overtreding van € 250,00, met een maximum van € 25.000,00 althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in verzuim is om aan de bevelen of veroordelingen in V en VI te voldoen, en met bepaling dat de dwangsommen niet in mindering (mogen) komen op het bezwaarde vermogen;
VIII. [gedaagde] te bevelen om de gedane schenkingen zoals vermeld in productie 10 van [eiseres] ongedaan te maken;
Zowel primair als subsidiair
IX. [gedaagde] te bevelen om de notariële boedelbeschrijving van het bezwaarde vermogen per datum overlijden op te (laten) stellen conform productie 11 van [eiseres] , uiterlijk één maand na betekening van dit vonnis, althans op een wijze en binnen een termijn als de rechtbank bepaalt, dan wel voor recht te verklaren dat tot het bezwaarde vermogen een vordering op [gedaagde] van € 124.004,75 behoort vanwege de meerinbreng van het appartement;
X. verklaart voor recht dat tot het bezwaarde vermogen een vordering op [gedaagde] van € 41.500 behoort, te verminderen met de schenkingen die [gedaagde] nog ongedaan maakt en/of met een bedrag dat [gedaagde] vanuit haar privévermogen aan het bezwaarde vermogen vergoedt ter dekking van de geleden schade, althans een bedrag als de rechtbank redelijk en passend oordeelt;
XI. voor recht te verklaren dat er in totaal maximaal € 500,00 per jaar uit het bezwaarde vermogen geschonken mag worden aan derden (niet zijnde de verwachters), althans een bedrag als de rechtbank redelijk en passend oordeelt;
XII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met de wettelijke rente daarover indien zij deze kosten niet binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis voldoet, en met bepaling dat deze niet in mindering komen op het bezwaarde vermogen.
3.2.
[eiseres] legt samengevat aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] nog altijd niet heeft voldaan aan haar verplichtingen als bezwaarde om informatie te verschaffen en het bezwaarde vermogen apart te administreren. Volgens [eiseres] is deze handelwijze van [gedaagde] in de gegeven omstandigheden voldoende ernstig om het gevorderde bewind toe te wijzen. Subsidiair, voor zover de gevorderde onderbewindstelling niet wordt toegewezen, stelt [eiseres] onder meer dat [gedaagde] de schenkingen over de jaren 2022 tot en met 2024 ongedaan dient te maken voor zover die een bedrag van € 500,00 per jaar te boven gaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De procedure heeft betrekking op de nalatenschap van erflater. [eiseres] beroept zich op rechten die zij heeft als verwachter van die nalatenschap. De rechtbank stelt voorop dat dat [eiseres] nog geen erfgenaam is. Van belang is dat op grond van artikel 4:138 BW voor een onder voorwaarde gemaakte erfstelling geldt dat, zolang de vervulling van de voorwaarde onzeker is, de wettelijke voorschriften betreffende het vruchtgebruik van toepassing zijn. [gedaagde] is als bezwaarde (vruchtgebruikster) gerechtigd tot de nalatenschap. [eiseres] is gezamenlijk met haar broers en zus verwachter (hoofdgerechtigde) van het bezwaarde vermogen. Omdat [eiseres] samen met haar broers en zus verwachter is, is zij als zodanig aan te merken als deelgenoot. Voor deelgenoten geldt op grond van artikel 3:171 BW dat zij ieder bevoegd zijn tot het instellen van rechtsvorderingen ten behoeve van de gemeenschap. Het is evenwel uitgesloten dat een deelgenoot voor zichzelf een rechterlijke uitspraak verlangt ten behoeve van de gemeenschap. Dat betekent dat een deelgenoot die op eigen naam een rechtsvordering instelt ter verkrijging van een rechtelijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap, kenbaar zal moeten maken dat hij in zijn hoedanigheid voor de gezamenlijke, zo veel mogelijk met name te noemen deelgenoten optreedt (Hoge Raad 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:535). De rechtbank stelt vast dat [eiseres] op geen enkele wijze kenbaar heeft gemaakt dat zij in deze procedure optreedt namens haar broers en zus. Dat betekent dat zij in haar vorderingen ten behoeve van de gemeenschap (de te verwachten nalatenschap/het bezwaarde vermogen) niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Onderbewindstelling
4.2.
De door [eiseres] gevorderde onderbewindstelling is een vordering ten behoeve van het bezwaarde vermogen, zodat [eiseres] in de vorderingen I, II en III niet ontvankelijk is gelet op het hiervoor overwogene. De rechtbank overweegt ten overvloede dat er, indien [eiseres] wel ontvankelijk zou zijn geweest in die vorderingen, ook geen grond is om het bezwaarde vermogen onder bewind te stellen. De bepalingen betreffende vruchtgebruik die voor de onder voorwaarde gemaakt erfstelling gelden, brengen met zich dat de bezwaarde verplicht is het vermaakte (de nalatenschap) te bewaren en in stand te houden als vruchtgebruiker, tenzij de erflater hem de bevoegdheid heeft gegeven om de goederen te verteren en onvoorwaardelijk te vervreemden. Op grond van artikel 3:221 lid 1 BW geldt dat indien een vruchtgebruiker in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen, de rechtbank op vordering van de hoofgerechtigde het vruchtgebruik onder bewind kan stellen.
4.3.
[eiseres] legt aan haar vordering tot onderbewindstelling van het bezwaarde vermogen ten grondslag dat [gedaagde] meerdere wettelijke en testamentaire verplichtingen niet is nagekomen. Ter onderbouwing stelt [eiseres] dat [gedaagde] de boedelbeschrijving te laat en onjuist heeft laten opstellen, dat zij het bezwaarde vermogen niet apart administreert en dat zij heeft gesteld dat dit vermogen is afgenomen doordat zij daarvan nieuwe meubels heeft gekocht. Daarnaast heeft [gedaagde] nagelaten om jaarlijks opgave te verstrekken van het bezwaarde vermogen en heeft zij ten onrechte schenkingen ten laste van het bezwaarde vermogen gedaan. Daardoor is er onvoldoende vermogen beschikbaar om de verwachters hun erfdeel uit de nalatenschap van moeder te voldoen, aldus [eiseres] .
4.4.
[gedaagde] voert als verweer aan dat zij na het overlijden van erflater niet wist wat er van haar werd verwacht en dat zij daarom voor de afwikkeling van de zaken de notaris had ingeschakeld die haar vertelde dat ze met de nalatenschap kon doen wat ze wilde. Zij heeft schenkingen gedaan aan [naam 2] en haar eigen kinderen die haar alle drie hadden bijgestaan in de laatste jaren van ziekte van erflater. [gedaagde] stelt dat zij niet op de hoogte was van de vordering van de kinderen van erflater uit de nalatenschap van moeder totdat [eiseres] haar daar op wees. Erflater had haar verteld dat hij de kinderen € 5.000,00 had betaald en dat daarmee alles geregeld was. [gedaagde] stelt dat zij of erflater al jaren geen contact meer was met [eiseres] en dat zij, voordat zij schonk, overleg heeft gevoerd met de oudste zoon van erflater. Hij vertelde [gedaagde] dat ze zelf kon beslissen wat ze met de nalatenschap zou doen. De aard van de tekortkomingen is geen rechtvaardiging voor onderbewindstelling en bewind past ook niet bij de ruime verteringsbevoegdheid die erflater heeft geregeld, aldus [gedaagde] .
4.5.
Gelet op artikel 3:221 lid 1 BW dient te worden beoordeeld of [gedaagde] als erfgenaam onder ontbindende voorwaarde in ernstige mate is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Hoewel gebleken is dat [gedaagde] niet aan al haar verplichtingen heeft voldaan, is de rechtbank van oordeel dat zij niet in zodanig ernstige mate is tekortgeschoten dat dit een grond is voor onderbewindstelling van het nalatenschapsvermogen. Daarbij is in aanmerking genomen dat [gedaagde] redelijk snel na het verzoek van [eiseres] om een boedelbeschrijving en informatie de notaris heeft geraadpleegd en hem heeft gevraagd om een notariële boedelbeschrijving op te stellen. Daarna heeft [gedaagde] bovendien het resterende erfdeel van [eiseres] uit de nalatenschap van moeder aan haar betaald. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] er al eerder van op de hoogte had kunnen of moeten zijn dat dat erfdeel nog niet geheel aan [eiseres] was betaald. Daarnaast heeft [gedaagde] op verzoek van [eiseres] diverse onderbouwende stukken overgelegd, zoals bankafschriften, de samenlevingsovereenkomst, de aangifte successierecht en de reactie van de belastingdienst daarop. Verder heeft [gedaagde] in juni 2024 het nalatenschapsvermogen op een SNS-spaarrekening gezet, waardoor het is afgezonderd van haar eigen vermogen.
Dat de boedelbeschrijving in eerste instantie onjuist was, maakt evenmin dat sprake is van een ernstige tekortkoming van [gedaagde] omdat dit (onder meer) veroorzaakt werd door het ontbreken van de vorderingen in verband met de erfenis van moeder, waar [gedaagde] kennelijk niet van op de hoogte was. Het ontbreken van die vorderingen – en van de inbreng van de opbrengst van het huis door erflater – in de boedelbeschrijving is [gedaagde] niet zwaar aan te rekenen, juist ook omdat zij de notaris had ingeschakeld en op zijn deskundigheid en bekendheid met de (door diezelfde notaris opgestelde) samenlevingsovereenkomst en het testament mocht vertrouwen. Wat de schenkingen betreft erkent [gedaagde] dat zij die niet had mogen doen en dat zij – nu zij daarvan op de hoogte is – geen verdere schenkingen meer zal doen, maar dat zijzelf onvoldoende liquide middelen heeft om de geschonken bedragen uit haar eigen vermogen aan het bezwaarde vermogen te voldoen. [gedaagde] heeft ter zitting in het kader van een minnelijke regeling aangeboden om met [naam 2] af te spreken dat de schenking aan haar wordt verrekend met de vordering die [naam 2] op het bezwaarde vermogen heeft in verband met haar erfdeel in de nalatenschap van moeder om op die manier een deel van de schenking aan haar ongedaan te maken. Ook uit deze handelwijze van [gedaagde] blijkt dat, toen zij op de hoogte raakte van haar verplichtingen jegens [eiseres] , zij daar zo goed mogelijk aan heeft willen voldoen.
4.6.
Omdat uit het voorgaande voortvloeit dat niet is gebleken dat [gedaagde] in ernstige mate is tekortgeschoten in haar verplichtingen, is er geen grond voor onderbewindstelling van het bezwaarde vermogen. Dat geldt te meer nu erflater [gedaagde] een nagenoeg onbeperkte bevoegdheid heeft toegekend om het bezwaarde vermogen te vervreemden en te verteren. Het stond [gedaagde] dan ook vrij om ten laste van dat vermogen een nieuwe inboedel te kopen. Zoals namens [gedaagde] ter zitting ook is gesteld, is het instellen van bewind over de nalatenschap niet in overeenstemming met de in het testament aan [gedaagde] toegekende verteringsbevoegdheid en zou de taak van een bewindvoerder beperkt zijn tot het voorkomen van verdere schenkingen. Nu [gedaagde] heeft toegezegd geen schenkingen meer te zullen doen, is er ook om die reden geen grond om de nalatenschap onder bewind te stellen.
Afgifte stukken
4.7.
[eiseres] vordert onder IV om [gedaagde] te bevelen af te geven (a) de aangiftes en aanslagen IB 2020 en 2021 van erflater. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een vordering die niet louter in het belang van de gemeenschap (nalatenschap) ingesteld kan worden maar ook door [eiseres] voor zichzelf, zodat [eiseres] ontvankelijk is in deze vordering. Deze stukken, waarvan overigens niet is gebleken dat [eiseres] daar al eerder om had verzocht, heeft [gedaagde] als productie 1 bij haar conclusie van antwoord overgelegd. [eiseres] heeft daarom geen belang meer bij toewijzing van deze vordering. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.8.
[eiseres] vordert daarnaast (b) om een ondertekende en nauwkeurige opgave van het bezwaarde vermogen per 1 januari 2022 tot en met 2024, en een overzicht van de goederen die in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd. [gedaagde] voert als verweer aan dat de omvang van het nalatenschapsvermogen op het moment van overlijden van erflater op [overlijdensdatum 2] blijkt uit de boedelbeschrijving. Zij stelt dat zij aanvankelijk geen jaarlijkse opgave heeft gedaan omdat [eiseres] zich pas twee jaar na het overlijden bij haar meldde. [gedaagde] vindt dat zij niet met terugwerkende kracht opgave hoeft te doen, maar heeft als productie 3 wél afschriften overgelegd van haar bankrekeningen vanaf [overlijdensdatum 2] tot en met 2 september 2024, waarnaar de saldi van de rekeningen van erflater waren overgeboekt, en van facturen die zijn voldaan ten laste van het vermogen van de nalatenschap. [gedaagde] stelt zich verder op het standpunt dat er pas een verplichting tot rekening en verantwoording is op het moment dat het recht van de bezwaarde eindigt.
4.9.
Erflater heeft in zijn testament weliswaar bepaald dat pas bij het einde van het recht van de bezwaarde – [gedaagde] – op haar een rekening- en verantwoordingsplicht rust, maar op grond van artikel 3:205 lid 4 (in verbinding met artikel 4:138 lid 2) BW geldt dat de bezwaarde jaarlijks aan de verwachters – de kinderen van erflater – een nauwkeurige opgave moet zenden van de goederen die niet meer aanwezig zijn en van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn. Nu [gedaagde] in de eerste twee jaar na het overlijden van erflater geen (jaarlijkse) opgave heeft gedaan van het vermogen van de nalatenschap, terwijl zij daartoe op grond van artikel 3:205 lid 4 BW wél verplicht was, dient zij dat alsnog te doen. De vordering onder IV (b) zal daarom worden toegewezen als verwoord in de beslissing.
4.10.
De vordering van [eiseres] onder IV (c) tot overlegging van de afschriften van alle bank- en spaarrekeningen van erflater en van [gedaagde] vanaf datum overlijden van erflater tot en met de datum van dit vonnis is niet toewijsbaar. Gesteld, noch gebleken is er dat voor toewijzing van die vordering een grondslag is. Bovendien is niet nodig dat [eiseres] over bankafschriften beschikt om, zoals zij stelt, te kunnen controleren in hoeverre [gedaagde] zich aan haar verplichtingen met betrekking tot het nalatenschapsvermogen houdt. Overlegging van bankafschriften kan in het kader van rekening en verantwoording worden verlangd en is daarom pas toewijsbaar als het recht van [gedaagde] als bezwaarde eindigt.
4.11.
Hoewel gelet op het voorgaande het primair gevorderde deels wordt toegewezen, zal de rechtbank ook de subsidiaire vorderingen beoordelen omdat in de akte eiswijziging duidelijk tot uitdrukking is gebracht dat de subsidiaire vorderingen zijn ingesteld voor zover de rechtbank het (primair) gevorderde bewind afwijst, wat het geval is.
4.12.
[eiseres] vordert onder VI om [gedaagde] te bevelen om jaarlijks uiterlijk op 1 maart een opgaaf aan haar te sturen van het bezwaarde vermogen, alsmede een overzicht van de goederen van de nalatenschap die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd in het daaraan voorafgaande kalenderjaar. In dat kader vordert [eiseres] in ieder geval alle bankafschriften waarop het liquide vermogen van de nalatenschap staat en facturen van zaken die niet-consumptief van aard zijn en die van het bezwaarde vermogen zijn gekocht. Zoals in r.o. 4.8 al is overwogen moet [gedaagde] op grond van artikel 3: 205 lid 4 BW jaarlijks een nauwkeurige opgave aan [eiseres] zenden van goederen van de nalatenschap die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn. [gedaagde] heeft aangeboden om jaarlijks inzicht te geven door haar IB-aangiften en -aanslagen te verstrekken. Gelet op de vermogensrechtelijke situatie van [gedaagde] die beperkt en overzichtelijk is, is de rechtbank van oordeel dat het verstrekken van afschriften van de IB-aangiften en -aanslagen door [gedaagde] , aangevuld met facturen van zaken die niet-consumptief van aard zijn en die van het bezwaarde vermogen zijn gekocht, [eiseres] voldoende inzicht zal geven over wat er in het daaraan voorgaande jaar met het vermogen van de nalatenschap is gebeurd. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen. Zoals in r.o. 4.9 al is overwogen, is er geen grond voor toewijzing van de vordering tot overlegging van de bankafschriften zolang het recht van [gedaagde] op de nalatenschap niet is geëindigd.
4.13.
[eiseres] vordert onder IX overlegging van een notariële boedelbeschrijving conform het door haar als productie 11 overgelegde overzicht. [gedaagde] heeft erkend dat de eerder overgelegde boedelbeschrijvingen onjuistheden bevatten. Ter zitting is namens [gedaagde] erkend dat de nalatenschap een vordering op [gedaagde] heeft in verband met de meerinbreng door erflater bij aankoop van het appartement. De advocaat van [gedaagde] heeft bevestigd dat de notaris het daarmee gemoeide bedrag van € 124.004,75 per abuis als een schuld heeft opgevoerd in plaats van als een vordering van de nalatenschap en dat aanpassing van de boedelbeschrijving op dat punt nodig is. Namens [gedaagde] is er daarnaast op gewezen dat de vordering van [eiseres] op de nalatenschap in verband met haar erfdeel van moeder is betaald en dat de boedelbeschrijving ook op dat punt dient te worden aangepast. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in dit standpunt omdat een boedelbeschrijving wordt opgemaakt naar de situatie op het moment van overlijden en de vordering van [eiseres] toen nog niet was voldaan. Het als productie 11 door [eiseres] overgelegde overzicht heeft [gedaagde] verder niet weersproken. De vordering van [eiseres] om de boedelbeschrijving conform productie 11 op te laten stellen is dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat [gedaagde] voor het opstellen van die boedelbeschrijving afhankelijk is van de (beschikbaarheid van de) notaris en de vordering om die reden wordt toegewezen zoals in de beslissing is verwoord.
Apart administreren
4.14.
[eiseres] vordert onder VI om [gedaagde] te bevelen het bezwaarde vermogen apart van haar eigen vermogen te blijven administreren, onder meer door het liquide vermogen op een aparte bankrekening te storten.
4.15.
Op grond van het testament is [gedaagde] verplicht om de nalatenschap afzonderlijk van haar eigen (overige) vermogen te administreren. [gedaagde] betwist dat ook niet: zij stelt dat zij in juni 2024, toen zij wist van deze verplichting, het (liquide) nalatenschapsvermogen op een aparte bankrekening heeft gestort. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] geen verweer voert tegen deze vordering van [eiseres] en zal de vordering toewijzen.
Dwangsom
4.16.
[eiseres] vordert onder VII om [gedaagde] een dwangsom op te leggen per overtreding van het bevel om het bezwaarde vermogen apart te administreren en van het bevel tot het doen van de jaarlijkse opgaaf van het bezwaarde vermogen. [gedaagde] heeft als verweer tegen deze vordering aangevoerd dat oplegging van een dwangsom niet nodig is omdat zij aan een rechterlijk bevel zal voldoen. Nu [gedaagde] al vóór het aanhangig worden van deze procedure het liquide nalatenschapsvermogen op een aparte bankrekening heeft gestort en heeft toegezegd dat zij jaarlijkse opgave van dat vermogen zal doen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor oplegging van een dwangsom. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Schenkingen
4.17.
[eiseres] vordert verder onder VIII om [gedaagde] te bevelen de in r.o. 2.6 genoemde schenkingen ongedaan te maken. [eiseres] legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig en in strijd met het testament heeft gehandeld door ten laste van het nalatenschapsvermogen te schenken.
4.18.
De vordering van [eiseres] tot ongedaanmaking (terugbetaling) van de schenkingen is een vordering ten behoeve van het bezwaarde vermogen. Toewijzing van die vordering zou er immers toe leiden dat die bedragen aan de nalatenschap terugbetaald worden. Voor deze vordering geldt gelet op het in r.o. 4.1 overwogene dat [eiseres] niet-ontvankelijk is.
Datzelfde geldt voor de onder X en XI gevorderde verklaringen voor recht aangezien die vorderingen zien op vaststelling van wat tot het bezwaarde vermogen behoort (X) en wat daaruit mag worden geschonken (XI). [eiseres] zal daarom ook in deze vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.19.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in het door haar onder I, II, III, VIII, X en XI gevorderde,
5.2.
beveelt [gedaagde] om binnen een maand na betekening van dit vonnis een ondertekende en nauwkeurige opgave aan [eiseres] te doen van over de jaren 2022 tot en met 2024 van de goederen van het bezwaarde vermogen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd,
5.3.
beveelt [gedaagde] om zolang haar recht als bezwaarde niet is geëindigd, jaarlijks uiterlijk op 1 maart haar IB-aangifte aan [eiseres] te verstrekken over het daaraan voorafgaande kalenderjaar, alsmede facturen van de zaken die [gedaagde] ten laste van het bezwaarde vermogen heeft gekocht en die niet-consumptief van aard zijn en vervolgens, binnen een maand nadat [gedaagde] deze heeft ontvangen, van haar IB-aanslag,
5.4.
beveelt [gedaagde] om binnen een maand na betekening van dit vonnis opdracht aan een notaris te geven tot het opstellen van de aangepaste notariële boedelbeschrijving van het bezwaarde vermogen per datum overlijden van erflater conform productie 11 van [eiseres] ,
5.5.
beveelt [gedaagde] om het bezwaarde vermogen apart van haar eigen vermogen te blijven administreren, onder meer door het liquide bezwaarde vermogen op een aparte bankrekening te houden,
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 tot en met 5.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
JO/MS