ECLI:NL:RBGEL:2025:4438

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
AWB 24/370
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.S. Termaat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek inzake geluidsscherm door gemeente West Betuwe

Deze uitspraak betreft de afwijzing van een handhavingsverzoek door eisers, die aan de [locatie] te [plaats] wonen en zich verzetten tegen de plaatsing van een geluidsscherm door de gemeente West Betuwe. Het college van burgemeester en wethouders heeft een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van het geluidsscherm op een perceel dat eigendom is van een derde-partij. Eisers stellen dat het scherm niet voldoet aan de voorwaarden van de vergunning en hebben het college verzocht om handhavend op te treden. Het college heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eisers.

De rechtbank heeft op 3 april 2025 de zaak behandeld. Eisers voeren aan dat het geluidsscherm te dicht op hun erfgrens is geplaatst en dat er geen ruimte is gelaten ten opzichte van het water aan de oostzijde van het perceel. Daarnaast stellen zij dat het scherm niet recht is geplaatst en niet aan beide zijden met groen is begroeid, wat volgens hen overtredingen zijn die handhaving rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt echter dat het college in redelijkheid het handhavingsverzoek heeft kunnen afwijzen. De rechtbank concludeert dat de situering van het scherm op het perceel van de derde-partij conform de vergunning is en dat de kleine afwijkingen, zoals de knik in het scherm en de begroeing, niet leiden tot een overtreding die handhaving rechtvaardigt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het college terecht heeft geweigerd om handhavend op te treden. Eisers krijgen geen griffierecht terug en er zijn geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [plaats], eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de gemeente West Betuwe(derde-partij).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het handhavingsverzoek van eisers. Eisers wonen aan de [locatie] te [plaats] (gemeente West Betuwe). Het naastgelegen perceel is eigendom van derde-partij. Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een geluidsscherm op dat perceel. Eisers mensen dat het scherm dat vergunninghouder heeft geplaatst niet aan de daarvoor verleende vergunning voldoet. Eisers hebben het college daarom verzocht handhavend op te treden. Dat verzoek is door het college afgewezen. Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het handhavingsverzoek in redelijkheid mocht afwijzen. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf overweging 3. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Het college heeft het handhavingsverzoek van eisers met het besluit van 2 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 december 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres [eiser 2], bijgestaan door haar zoon [persoon A], en [persoon B] en [persoon C] namens zowel het college als derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

Moet er handhavend worden opgetreden?
3. Eisers voeren aan dat het geluidscherm niet is geplaatst volgens de daarvoor verleende omgevingsvergunning. Het scherm is te dicht op de erfgrens van eisers gebouwd; er had een meter ruimte tussen het perceel van eisers en het scherm vrijgehouden moeten worden. Ook is er geen ruimte van 4 meter breed ten opzichte van het water aan de oostzijde van het perceel vrijgehouden, terwijl het bestemmingsplan daartoe wel verplicht. Het scherm is dus niet op de juiste plaats op het perceel gerealiseerd, wat volgens eisers een overtreding is. Verder is de feitelijke plaatsing van het scherm niet volgens de vergunning. Zo is het scherm niet recht maar met een knik geplaatst, en is het scherm niet aan beide kanten met groen begroeid. Ook die twee omstandigheden leveren volgens eisers overtredingen op waartegen handhavend had moeten worden opgetreden.
3.1.
De rechtbank oordeelt als volgt met betrekking tot de situering van het scherm op het perceel. Op de bestemmingsplankaart van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Brede school en woningen, [plaats]’ is aangegeven dat een geluidsscherm moet worden opgericht binnen een strook van een meter breed aan de noordzijde van het perceel van derde-partij (waar de specifieke bouwaanduiding ‘groene geluidwerende voorziening’ geldt). Vervolgens is in de omgevingsvergunning die aan derde-partij is verleend het geluidsscherm aangeduid door middel van een lijn die vrijwel straks langs de perceelsgrens aan de noordzijde loopt. Zowel het bestemmingsplan als de omgevingsvergunning zijn inmiddels onherroepelijk en de rechtmatigheid daarvan staat in deze procedure niet ter discussie. De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat het scherm op een grotere afstand van hun perceelsgrens gerealiseerd had moeten worden; die verplichting volgt noch uit het bestemmingsplan, noch uit de omgevingsvergunning.
3.2.
De afmetingen en afstanden die in de omgevingsvergunning staan, zijn verder leidend voor de beoordeling of het geluidsscherm conform vergunning is geplaatst. Aan het besluit van het college om het handhavingsverzoek af te wijzen ligt een controlerapport ten grondslag van 9 juni 2023. Daarin staat dat het scherm volgens het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning is gebouwd. Ook staat daarin dat er niet te dicht bij de sloot aan de oostzijde is gebouwd; het geluidsscherm is ongeveer even lang als toegestaan volgens de vergunning (toegestaan was 27,40 meter, terwijl het scherm volgens het rapport 27,35 meter lang is).
3.3.
Voor zover het de situering op het perceel van derde-partij betreft is het scherm dus volgens de regels geplaatst en is er geen sprake van een overtreding waartegen het college handhavend kon optreden.
3.4.
Over de feitelijke plaatsing van het scherm – de door eisers genoemde ‘knik’ en het gebrek aan groene begroeiing – oordeelt de rechtbank verder als volgt. Het controlerapport maakt melding van de ‘knik’. Door die knik loopt het scherm niet loodrecht, maar verspringt het enigszins in het midden. Daarmee wijkt de feitelijke situatie dus af van de vergunde situatie. Het college erkent dat ook. Verder zijn partijen het erover eens dat het scherm nog niet aan beide zijden volledig is begroeid met groen. Er is dus sprake van overtredingen.
3.5.
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. [1]
3.6.
In dit geval heeft het college naar oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat het onevenredig zou zijn om handhavend op te treden tegen de knik in het scherm. De verspringing is weliswaar waarneembaar, maar springt niet direct in het oog; het is een kleine verspringing. Het scherm blijft geheel op het perceel van derde-partij, en staat ook binnen de strook waar op grond van het bestemmingsplan de bouwaanduiding ‘groene geluidwerende voorziening’ geldt. De belangen van eisers – of andere derden – worden niet nadelig geraakt door deze kleine verspringing, omdat het scherm nog geheel op het eigen perceel van derde-partij staat, het gebruik van het perceel van eisers daardoor op geen enkele manier wordt belemmerd, en de verspringing qua uitstraling niet storend is. Hoewel ook zeker van een gemeente verwacht mag worden dat ze zich houdt aan een vergunning, is het in dit geval zo'n geringe overtreding dat het college zich niettemin terecht op het standpunt heeft gesteld dat handhaving onevenredig is.
3.7.
Ook heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een overtreding voor wat betreft de groene begroeiing van het geluidsscherm. Het in de omgevingsvergunning opgenomen voorschrift op dat punt moet niet zo strikt worden opgevat, dat met het groeien van de aanplant geen enkele tijd gemoeid mag gaan en er direct vanaf de oprichting van het scherm van volledige begroeiing aan beide zijdes sprake moet zijn. Het kost nieuwe aanplant nu eenmaal tijd om te groeien. Derde-partij heeft gekozen voor relatief snelgroeiende klimplanten, en heeft toegelicht te verwachten dat die binnen afzienbare tijd het geluidsscherm aan beide zijdes zal bedekken. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen.
3.8.
Al met al oordeelt de rechtbank dus dat er geen sprake is van overtredingen voor wat betreft de situering van het geluidsscherm in de daarvoor aangeduide strook en de groene begroeiing, en dat het college voor wat betreft de overtreding omdat sprake is van een ‘knik’ mocht afzien van handhaving.
3.9.
Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat college mocht weigeren om handhavend op te treden. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.S. Termaat, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4829.