ECLI:NL:RBGEL:2025:4332

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
ARN 23_6337
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eisers tegen de intrekking van hun recht op bijstand over de maanden september, november en december 2022, alsook de terugvordering van de bijstand die over deze maanden is verstrekt. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen heeft op 5 juli 2023 besloten om de bijstand van eisers in te trekken, omdat zij hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet tijdig de benodigde informatie te verstrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers, ondanks herhaalde verzoeken, geen ingevulde vragenlijst hebben ingeleverd, wat heeft geleid tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder meldingen van de politie over de betrokkenheid van eiser bij een hennepkwekerij. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat het niet invullen van de vragenlijst valt onder schending van de inlichtingenverplichting. Eisers hebben niet aangetoond dat zij in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeren, waardoor het college niet in staat was om het recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het college om de bijstand in te trekken en terug te vorderen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/6337

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats 1], eiser

en
[eiseres],uit [plaats 1], eiseres,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de intrekking van hun recht op bijstand over de maanden september 2022, november 2022 en december 2022 en tegen de terugvordering van de bijstand die over deze maanden is verstrekt.
1.1.
Het college heeft hiertoe besloten bij besluit van 5 juli 2023. Bij dat besluit is ook het recht op bijstand van eiseres met ingang van 1 juni 2023 ingetrokken, is het recht op bijstand van eisers over mei 2021 ingetrokken en de verstrekte bijstand over die maand van eisers van € 1.690,76 teruggevorderd. Het beroep richt zich hier niet tegen. Met het bestreden besluit van 18 september 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij het besluit van 5 juli 2023 gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting
. [1]

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eisers ontvangen bijstand naar de norm van gehuwden vanaf 7 augustus 2012.
Op 6 mei 2021 heeft het college een melding ontvangen dat die dag op het woonadres van de vader van eiser een hennepkwekerij is aangetroffen, dat eiser in de woning is gezien en na een poging tot vluchten is aangehouden met € 1.965,25 op zak. Eiser verklaarde dat dit geld van zijn klusbedrijf was. In juni 2021 heeft het college de bijstand van eisers geblokkeerd. Na gemaakt bezwaar en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft het college de bijstand gedeblokkeerd en de bijstand ongewijzigd voortgezet.
2.1.
Op 8 februari 2023 heeft het college een melding ontvangen van de politie dat de politie op 15 december 2022 een auto met daarin eiser en een tweede persoon is gevolgd en zag dat zij de woning aan de [locatie 1] in [plaats 2] betraden en later de woning weer verlieten. Vervolgens werd op de vliering van de zolder in de woning een in opbouw zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 168 gevulde potten zonder hennepplanten. Eiser en de tweede persoon zijn aangehouden. Hierna is door een sociaal rechercheur een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de door eisers ontvangen bijstand. Daarbij is onder meer informatie verkregen uit door de politie verstrekte processen-verbaal. Daarin staat onder meer dat bij eiser na zijn aanhouding op 15 december 2022 aankoopbonnen (en één retourbon) van de bouwmarkt zijn aangetroffen waarop materialen vermeld staan die ook worden gebruikt bij het opzetten van een hennepkwekerij. Ook zijn bij hem aangetroffen papiertjes met afmetingen, berekeningen en bedragen met daarbij omschrijvingen (van goederen), waaronder omschrijvingen (van goederen) die te maken hebben met het kweken van hennep. Ook heeft de sociaal rechercheur aanvullende informatie opgevraagd bij de politie. Daarin staat onder meer dat eiser op 28 september 2022 is staande gehouden en dat in zijn voertuig diverse ongebruikte zwarte strijkzakken lagen waarvan het de politie bekend is dat die nagenoeg enkel gebruikt worden om hennep luchtdicht te verpakken en te vervoeren. Ook werd in de auto een dichtgeknoopte vuilniszak met een watermeter met een nummer aangetroffen dat hoorde bij het pand aan de [locatie 2] in [plaats 3] en drie telefoons waaronder een OPPO smartphone in de jas van eiser. Een dergelijke smartphone is bij de politie ambtshalve bekend als vaak gebruikt door criminelen en welke vaak is voorzien van Encrypto software. Ook staat in de informatie dat in het bedrijfspand aan de [locatie 2] in [plaats 3] op 29 november 2022 twee hennepkwekerijen met daarin 218 en 220 hennepplanten zijn aangetroffen. Daarbij werd het water en de stroom illegaal afgenomen.
Bij het onderzoek door de sociaal rechercheur zijn ook de bankafschriften van de bankrekeningen van eisers over de periode van 1 november 2022 tot 2 mei 2023 onderzocht net als aangeleverde informatie over de schulden van eisers. Uit de bankafschriften bleek dat, in vergelijking met de Nibud-norm bij een gezinssamenstelling zoals die van eisers (vier personen), zij in november 2022 40,6% ten opzichte van de Nibud-norm aan boodschappen hebben uitgegeven en in december 2022 16,9%.
2.2.
Het college heeft eisers opgeroepen om te komen voor een gesprek over de door hun ontvangen bijstand op 31 mei 2023. Eiser is alleen verschenen op dat gesprek. Aan eiser is een aantal vragen gesteld. Op de vraag waarom hij de goederen die op 28 september 2022 in zijn auto zijn aangetroffen bij zich had, heeft eiser gezegd dat hij daarover niets gaat zeggen. Eiser heeft vervolgens aangegeven dat hij maar maximaal twintig minuten vragen kan beantwoorden. Daarop hebben de sociaal rechercheurs aan eiser laten weten dat hij en eiseres een vragenlijst zullen krijgen om zo de inlichtingen te verkrijgen om het recht op bijstand vast te stellen. Eiser gaf daarop aan geen bijstand meer te willen en heeft de ruimte verlaten. Bij brief van 1 juni 2023 heeft het college aan eisers gevraagd om, ter vaststelling van het recht op bijstand, de bijgevoegde vragenlijst in te vullen, te ondertekenen en zo mogelijk bewijsstukken bij te voegen die de antwoorden ondersteunen. Ter voorkoming van een blokkering van de bijstand moeten de gegevens voor 16 juni 2023 worden aangeleverd. Omdat eisers dit niet hebben gedaan, heeft het college bij besluit van 20 juni 2023 met ingang van 1 juni 2023 de bijstand tijdelijk stopgezet op grond van artikel 54, eerste lid, van de Participatiewet (Pw). Eisers hebben de tijd gekregen tot uiterlijk 29 juni 2023 om de gevraagde gegevens alsnog in te leveren. Als zij dit niet doen, zal de bijstand worden beëindigd, aldus het college. Eisers hebben dit niet gedaan.
2.3.
Hierna heeft het college het besluit van 5 juli 2023 genomen zoals vermeld onder 1 en 1.1. Het college heeft, voor zover hier relevant, de bijstand over de maanden september 2022, november 2022 en december 2022 ingetrokken en teruggevorderd, omdat eisers hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet op tijd de benodigde informatie te geven aan het college. Eisers hebben niet aangetoond dat zij in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeren zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Pw. Daardoor kan het college het recht op bijstand, en de hoogte daarvan, niet vaststellen. Het college heeft toegelicht dat over de maand september 2022 het recht niet kan worden vastgesteld, omdat eisers geen objectieve en verifieerbare informatie hebben verstrekt over de door de politie aangetroffen goederen die verband houden met het kweken van hennep en de watermeter. Deze watermeter hoort bij het pand aan de [locatie 2] in [plaats 3] waar op 29 november 2022 een hennepkwekerij is aangetroffen. Over de maand november 2022 kan volgens het college het recht op bijstand niet worden vastgesteld omdat eisers geen objectieve en verifieerbare informatie hebben verstrekt over de door de politie aangetroffen hennepkwekerij in het pand aan de [locatie 2] in [plaats 3]. Over de maand december 2022 kan volgens het college het recht op bijstand niet worden vastgesteld, omdat eisers geen objectieve en verifieerbare informatie hebben verstrekt over de door de politie aangetroffen in aanbouw zijnde hennepkwekerij in het pand aan de [locatie 1] te [plaats 2].
2.4.
Met het bestreden besluit is het college hierbij gebleven. Daarbij heeft het college er ook op gewezen dat het uitgavepatroon voor boodschappen het vermoeden versterkt dat eisers een andere bron van inkomsten hebben dan alleen de bijstand. Gelet op alle omstandigheden was er volgens het college voldoende aanleiding om eisers te horen in verband met het vermoeden van schending van de inlichtingenverplichting vanwege het niet melden van de exploitatie van een hennepkwekerij. Omdat er in het gehoor van 31 mei 2023 te weinig tijd was en eiser niets wilde zeggen over de hennepkwekerij aan de [locatie 2] in [plaats 3], was de beantwoording van de schriftelijk gestelde vragen concreet van belang om het recht op bijstand over september, november en december 2022 te kunnen vaststellen. Daarmee was het recht op bijstand over deze maanden vanwege schending van de inlichtingenverplichting niet vast te stellen. Het bestreden besluit is dus niet gebaseerd op het standpunt dat aannemelijk is dat sprake is van op geld waardeerbare arbeid. In de meeste vragen van de vragenlijst wordt verzocht om inlichtingen. Door het niet inleveren van de vragenlijst hebben eiseres dan ook de inlichtingenverplichting geschonden en niet de medewerkingsverplichting zoals door eisers in bezwaar gesteld.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de intrekking van eisers recht op bijstand over de maanden september 2022, november 2022 en december 2022 en de terugvordering van de bijstand die over deze maanden is verstrekt. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eisers voeren aan dat het bestreden besluit onbegrijpelijk is gemotiveerd en dat het recht op bijstand over september, november en december 2022 onrechtmatig is ingetrokken en teruggevorderd. Eisers betogen hiertoe, zoals zij ook in bezwaar hebben gedaan, dat het niet geven van antwoorden dan wel het niet inleveren van een ingevulde vragenlijst valt onder het bereik van het schenden van de medewerkingsverplichting op grond van artikel 17, tweede lid, van de Pw. Dit is namelijk vergelijkbaar met het niet verschijnen op een afspraak waardoor geen inlichtingen worden verkregen en dat is door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in de uitspraak van 19 december 2017 ook gebracht onder het bereik van het schenden van de medewerkingsverplichting. [2] Eisers hebben dus niet de inlichtingenverplichting geschonden. Bij een schending van de medewerkingsverplichting kan de bijstand niet met terugwerkende kracht op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw worden ingetrokken. [3]
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het niet invullen van de vragenlijst valt onder schending van de inlichtingenverplichting. Het is vaste rechtspraak van de CRvB dat de inlichtingenverplichting van artikel 17, eerste lid, van de Pw alleen nog betrekking heeft op het mededeling doen van feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Het overleggen van bewijsstukken, zoals bankafschriften, vallen daar niet onder. Zij kunnen alleen van betekenis zijn bij de verificatie en controle van het recht op bijstand. Dat betekent niet dat de bijstandverlenende instantie een bijstandsgerechtigde met toepassing van de wettelijke inlichtingenverplichting mag vragen om inlichtingen schriftelijk te verschaffen – dat wil zeggen: schriftelijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand –, bijvoorbeeld door middel van vragen- of heronderzoeksformulieren, en dat hij dan verplicht is om die inlichtingen schriftelijk te verstrekken. [4] Ditzelfde geldt voor de vragenlijst die aan eisers is gestuurd. De vragen zien voornamelijk op het geven van inlichtingen over de mogelijke betrokkenheid van eiser bij de aangetroffen hennepkwekerijen, waaronder over de bij hem aangetroffen goederen en gedane afschrijvingen van zijn bankrekening die (mogelijk) verband houden met de aangetroffen hennepkwekerijen. Dat is informatie die van invloed kan zijn op het recht op bijstand van eisers. Het niet geven van die informatie leidt tot een schending van de inlichtingenverplichting. [5] Het is dus niet vergelijkbaar met het niet verschijnen op een afspraak.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college terecht het recht op bijstand van eisers over de maanden september 2022, november 2022 en december 2022 heeft ingetrokken en het uitgekeerde bedrag van hen heeft teruggevorderd. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. ter Horst, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3.Eiser wijst op de uitspraak van de CRvB van 12 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1395.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB genoemd in noot 3, ro. 4.5.5 en 4.5.6 en de uitspraak van de CRvB van 2 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1780, ro. 4.5.2 en 4.5.4.
5.Vergelijk ook de uitspraak van de CRvB van 1 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3052, ro. 4.5.