ECLI:NL:RBGEL:2025:4055

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
05.325355.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en aanranding van minderjarigen met dwang en geweld

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere zedenfeiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 oktober 2024 in Zetten een vijftienjarig slachtoffer, [slachtoffer 1], heeft verkracht. Dit gebeurde onder dwang en geweld, waarbij de verdachte het slachtoffer alcohol gaf en gebruik maakte van zijn fysieke overwicht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. Daarnaast heeft de verdachte op 27 juli 2024 een negenjarig meisje, [slachtoffer 2], aangerand door haar op de hand en wang te zoenen. Op 21 september 2024 heeft hij geprobeerd een seksuele handeling te verrichten met [slachtoffer 3], terwijl hij wist dat zij daar niet mee instemde. Ook heeft hij [slachtoffer 4] aangerand door haar zonder toestemming te zoenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en een contactverbod met [slachtoffer 2] opgelegd voor de duur van drie jaar. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/325355-24
Datum uitspraak : 28 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1958 in [geboorteplaats] (Polen),
geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. W. van Nunen, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 oktober 2024 te Zetten, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] ,
een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen van zijn vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of over de vulva van die [slachtoffer 1] en/of
- het laten aftrekken, althans betasten van zijn penis door de hand van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de borsten en/of de tepels van die [slachtoffer 1] met zijn vingers en/of zijn tong en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] , en welke verkrachting werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- die [slachtoffer 1] alcoholische drank te geven en/of
- voornoemde seksuele handelingen onverhoeds te verrichten en/of die [slachtoffer 1] hiermee te overrompelen en/of
- die [slachtoffer 1] op de grond te duwen/leggen en/of
- (hierbij) misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 1] en/of de jonge leeftijd van die [slachtoffer 1] en/of het feit dat die [slachtoffer 1] onder invloed van verdovende middelen was en/of
- (hierbij) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of
- (hierdoor) een zodanig beangstigende en/of bedreigende en/of intimiderende situatie te creëren dat die [slachtoffer 1] zich niet, althans onvoldoende aan voornoemde seksuele handelingen kon en/of durfde te onttrekken.
2
hij op of omstreeks 27 juli 2024 te Zetten, met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2] , een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten het zoenen van haar hand en/of haar wang.
3
hij op of omstreeks 21 september 2024 te Zetten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een persoon, te weten [slachtoffer 3] , een of meer seksuele handelingen te verrichten, terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 3] daartoe de wil ontbrak, en deze poging tot opzetaanranding te doen voorafgaan door, vergezellen van en/of volgen door dwang, geweld en/of bedreiging,
- de hand van die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en/of haar naar zich heeft getrokken en/of
- zijn hoofd richting het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft gebracht, teneinde haar gezicht te zoenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2024 te Zetten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met een persoon, te weten [slachtoffer 3] , een of meer seksuele handelingen te verrichten, terwijl hij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer 3] daartoe de wil ontbrak,
- de hand van die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en/of haar naar zich heeft getrokken en/of
- zijn hoofd richting het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft gebracht, teneinde haar gezicht te zoenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2024 tot en met 29 september 2024 te Zetten, met een persoon, te weten [slachtoffer 4] een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten het zoenen van de mond van die [slachtoffer 4] , terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 4] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- de hand van die [slachtoffer 4] vast te pakken en/of haar naar zich toe te trekken en/of
- voornoemde seksuele handeling onverhoeds te verrichten en/of die [slachtoffer 4] daarmee te overrompelen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2024 tot en met 29 september 2024 te Zetten, met een persoon, te weten [slachtoffer 4] , een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten het zoenen van de mond van die [slachtoffer 4] , terwijl hij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer 4] daartoe de wil ontbrak.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenfeit. De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken zich regelmatig de situatie voordoet dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de aangever en de vermeende dader.
Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van de aangever als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de enkele verklaring van één getuige in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van de aangever voldoende wettig bewijs kan opleveren. De rechtbank zal dan ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever moeten beoordelen. Indien de rechtbank de verklaringen betrouwbaar acht, moet worden beoordeeld of deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
In deze zaak ontkent verdachte het seksueel contact met [slachtoffer 1] en beroept hij zich grotendeels op het ontbreken van herinneringen, als gevolg van zijn overmatige alcohol gebruik.
Voordat de rechtbank aan de beoordeling van het feit toekomt, wil zij benoemen dat aangever [slachtoffer 1] in transitie is van vrouw naar man en om die reden de voornaam [slachtoffer 1] voert en met ‘hij/hem’ wil worden aangesproken. De rechtbank wil hiermee ook in het vonnis op een zorgvuldige en respectvolle manier omgaan, maar ontkomt er niet aan om soms toch vrouwelijke (verwijs)woorden te gebruiken, zoals bij het overnemen van teksten uit bewijsmiddelen. Wanneer er wordt gesproken over [slachtoffer 1] , dan wel [slachtoffer 1] wordt daarmee in ieder geval telkens [slachtoffer 1] bedoeld.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte en [slachtoffer 1] op 12 oktober 2024 in Zetten op enig moment alleen samen waren op een pad naast de Europlus. Beiden waren onder invloed van alcohol en/of drugs. [slachtoffer 1] was toen 15 jaar oud. [2]
Op 13 oktober 2024 vond een informatief gesprek zeden plaats met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft toen verklaard dat hij buiten was met vrienden. In het Polenpaadje kwam een man naar hen toe. Deze man had alcohol bij zich. [slachtoffer 1] wilde er niet van drinken, maar de man bleef aandringen. Hij heeft toen van de fles gedronken. De man begon aan hem te zitten. Hij duwde de man weg. De man probeerde hem te zoenen. De anderen gingen weg en hij bleef alleen achter met de man. De man probeerde hem te zoenen en dat lukte ook, met tong. De man ging met de hand in zijn broek en onder de onderbroek. De man vingerde hem en zoog aan zijn tieten. Dit gebeurde terwijl ze nog stonden. De man pakte zijn ( [slachtoffer 1] ’s) hand en [slachtoffer 1] moest hem aftrekken. Hij wilde dit niet en verstijfde. De man pakte hem bij de keel en gooide hem naar de grond. Toen ging de man met zijn lul in zijn vagina. Hij kon niet meer bewegen. De man had zijn ( [slachtoffer 1] ’s) broek naar beneden getrokken tot op de enkels en zijn trui en sport bh omhoog gedaan. In het begin heeft [slachtoffer 1] zich nog verweerd door weg te lopen. Het stopte pas toen de leiding eraan kwam. [3]
Na het informatieve gesprek met de zedenpolitie heeft [slachtoffer 1] op 14 oktober 2024 aangifte gedaan en het volgende verklaard. Hij was die dag met vrienden en ze hadden geblowd. Bij de Europlus waren ze nog met ongeveer zes personen waaronder [naam] en [getuige 1] (
[getuige 1]). Een Poolse man kwam aanlopen met een fles drank. De man was al bezopen. Eerst had de man het op [naam] gemunt, maar die ging weg. De rest ging vervolgens ook weg. De man had hem dronken gevoerd. Hij wilde weggaan, maar de man liet hem niet gaan. De man hield hem tegen door hem telkens te omhelzen. Eerder toen de rest er nog bij was probeerde de man hem al te zoenen, maar toen kon hij zijn hoofd nog wegdraaien. Daarna deed de man het weer. Vervolgens ging de man met zijn hand naar zijn kut en hij bevroor. De man vingerde hem. Ook zat de man met zijn handen en mond aan zijn tieten. Hij kon op een gegeven moment niet meer op zijn benen staan en is op de grond gaan zitten. De man duwde hem met zijn handen op zijn schouders naar achteren op de grond en deed zijn broek uit. De man deed ook zijn eigen broek naar beneden. De man ging met zijn vingers en lul in zijn kut. Hij was verstijfd en lag verdwaasd op de grond. Op een gegeven moment hoorde hij mensen aan komen lopen. Dit bleek onder andere [getuige 1] te zijn. Hij hoorde [getuige 1] zeggen “kanker dit is [slachtoffer 1] ” en zag dat ze naar de groep renden en de begeleiding erbij hebben gehaald. [4]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] tijdens het informatief gesprek zeden en zijn aangifte consistent en gedetailleerd zijn. Ook wordt de betrouwbaarheid van zijn verklaring gesterkt door het gegeven dat er voor [slachtoffer 1] geen enkele kenbare aanleiding bestond om verdachte vals te beschuldigen van het tenlastegelegde. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer 1] voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat ze met een groepje, waaronder [slachtoffer 1] , hadden geblowd en gedronken. Op een gegeven moment waren ze met een aantal anderen bij de Euro
(de rechtbank begrijpt de Europlus).Hij hoorde dat er iets werd gezegd over drank en de Poolse man kwam terug met drank. De man schonk de drank in. Hij weet zeker dat [slachtoffer 1] ervan heeft gedronken. Hij zag dat de man [slachtoffer 1] aanraakte en kussen gaf op de wang. Hij is op enig moment met anderen weggegaan en later terugkomen. Toen zag hij dat de man [slachtoffer 1] aan het neuken was. [slachtoffer 1] bewoog niet en lag stil. Het was net of hij dood was. [5]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij de begeleider van [slachtoffer 1] is en aan het werk was bij [bedrijf 1] . Hij werd geroepen door een aantal jongeren die zeiden dat [slachtoffer 1] werd verkracht door een man. Getuige is samen met [getuige 3] (
[getuige 3]) naar de plek toe gegaan. Daar zag hij [slachtoffer 1] op haar rug liggen. De man lag op [slachtoffer 1] en maakte seksuele bewegingen. De man had zijn broek op zijn enkels. Getuige sprak de man aan, waarna de man zijn broek omhoog trok. Getuige zag dat [slachtoffer 1] niet bij bewustzijn was en haar broek op haar enkels zat. [slachtoffer 1] ’s trui was tot aan haar nek uit. [6]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij in dienst was als begeleider van [bedrijf 1] . Hij hoorde twee jongeren zeggen dat het slachtoffer werd verkracht. Getuige rende in de richting van de locatie en zag verdachte op het slachtoffer liggen. Verdachte bewoog heen en weer. Getuige herkende deze beweging als een beweging om de liefde te bedrijven. Getuige riep wat verdachte aan het doen was. Verdachte trok vervolgens zijn broek omhoog. [7]
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar biologische sporen en DNA en rapporteert hierover het volgende.
  • In de bemonstering van de middelvinger van de linkerhand van verdachte ( [DNA 1] ), is DNA gevonden van minimaal twee personen, te weten verdachte en slachtoffer [slachtoffer 1] . Het DNA dat afkomstig kan zijn van vaginale cellen en/of menstruele secretie kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer 1] . De kans dat het mengprofiel afkomstig is van verdachte en [slachtoffer 1] is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat het van verdachte en een willekeurige onbekende persoon zou zijn;
  • In de bemonstering van de penishuid van verdachte ( [DNA 2] ) is DNA gevonden van minimaal twee personen te weten verdachte en slachtoffer [slachtoffer 1] . Het DNA dat afkomstig kan zijn van vaginale cellen en/of menstruele secretie kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer 1] . De kans dat het mengprofiel afkomstig is van verdachte en [slachtoffer 1] is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat het van verdachte en een willekeurige onbekende persoon zou zijn.
Conclusie
Drie getuigen zien verdachte seksuele handelingen verrichten met [slachtoffer 1] . Daarnaast ondersteunt het forensisch bewijs de verklaringen van [slachtoffer 1] ten aanzien van het penetreren van zijn lichaam met de penis en vingers van verdachte.
Zoals eerder overwogen, vindt de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar. Deze verklaringen vinden op meerdere belangrijke punten bevestiging in andere stukken in het dossier, zoals forensisch bewijs en getuigenverklaringen. De rechtbank acht de seksuele handelingen waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht eveneens bewezen dat sprake was van dwang en geweld. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] komt naar voren dat verdachte hem op de grond duwde en hield. Daarnaast is verdachte op [slachtoffer 1] gaan liggen en heeft hij gebruik gemaakt van zijn mentale en fysieke overwicht. [slachtoffer 1] was ten tijde van het delict pas 15 jaar en kwetsbaar, terwijl verdachte een volwassen man was. Dit alles gebeurde terwijl [slachtoffer 1] onder invloed was van verdovende middelen en verdachte wist dit. Verdachte heeft [slachtoffer 1] zelfs zelf alcohol gegeven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het als feit 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens een gebrek aan (steun)bewijs, en subsidiair dat de ten laste gelegde handelingen niet als seksuele handelingen kunnen worden aangemerkt.
Beoordeling door de rechtbank
[aangever] heeft namens haar negenjarige dochter [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), geboren op [geboortedag 2] 2015, aangifte gedaan van aanranding. [aangever] heeft verklaard dat zij op 27 juli 2024 door [slachtoffer 2] werd gebeld. [slachtoffer 2] huilde en klonk overstuur. [slachtoffer 2] vertelde haar dat een man aan haar had gezeten. Deze man was naar [slachtoffer 2] toegelopen, pakte haar hand vast en gaf daar een kus op. Daarna gaf de man zonder pardon een kus op de wang van [slachtoffer 2] . De man sprak Pools. [slachtoffer 2] was hiervan geschrokken. Dit gebeurde aan de Hoofdstraat in het parkje bij de Wandmolen in Zetten. Aangeefster is met haar partner naar [slachtoffer 2] toe gegaan in het park. Daar vroeg [slachtoffer 2] aan aangeefster om aan haar hand te ruiken. Aangeefster rook alcohol op de hand van [slachtoffer 2] . Aangeefster vroeg of [slachtoffer 2] de man aan kon wijzen. Zodra ze de bocht om gingen, verstijfde [slachtoffer 2] bij het zien van een man op een bankje en begon te huilen. Op de vraag of dat de man van eerder was, antwoordde [slachtoffer 2] bevestigend. De partner van [aangever] is naar de man toe gegaan in afwachting van de politie. [9]
De politie ontving op 27 juli 2024 een melding dat een meisje van 9 jaar oud op haar wang en op haar handen was gekust door een onbekende man. De man zou geen Nederlands spreken. De man zou in een parkje zitten ter hoogte van de Hoofdstraat in Zetten. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen ter plaatse en hebben hierover het volgende opgeschreven. Bij aankomst zagen zij een man die ze eerder die dag al hadden gecontroleerd, omdat hij bier dronk voor de supermarkt in Zetten. De man was toen al onder invloed. Ze hadden met de man afgesproken dat hij naar huis zou gaan. De man betrof [verdachte] uit Polen. Van de moeder van het slachtoffer hoorden ze dat dit de Poolse man was die haar dochter op haar hand en wang had gekust. Haar dochter zou dit kenbaar hebben gemaakt. [10]
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangeefster (in dit geval de moeder van het minderjarige slachtoffer) concreet en gedetailleerd is. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaring van de dochter van aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring steun in:
  • de door moeder waargenomen reactie van het meisje bij het zien van verdachte;
  • de alcohollucht die op de hand van het meisje door moeder is geroken;
  • de eerdere die dag uitgevoerde controle van de politie, waarbij verdachte toen al onder invloed van alcohol was; en
  • het gegeven dat verdachte Pools is en geen Nederlands spreekt).
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring in voldoende mate worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Nu er voldoende steunbewijs is voor de aangifte en de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht, gaat de rechtbank uit van die verklaring en acht zij de handelingen waarover zijn verklaard wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het zoenen van de hand en wang, waarbij zij de aanrakingen in samenhang beziet en in de context waarbij sprake is van onbekenden, onverhoeds handelen, het significante leeftijdsverschil tussen beiden en verdachte achteraf geen verklaring voor zijn handelen heeft kunnen geven, niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat deze een seksuele strekking hadden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het als feit 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat niet kan worden vastgesteld wat de intentie van verdachte was, en subsidiair dat de ten laste gelegde handelingen niet als seksuele handelingen kunnen worden aangemerkt.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] ) [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij de eigenaresse is van een [bedrijf 2] in Zetten. Op 19 oktober 2024 kwamen [slachtoffer 1] en een vriend de winkel binnen. [slachtoffer 1] was slachtoffer van een zedenfeit geworden. De vriend van [slachtoffer 1] liet een filmpje zien. Op dat filmpje herkende zij een man die vaker in de winkel komt en haar eerder had lastiggevallen. Dit was op 21 september 2024. Ze liep toen met haar nichtje [getuige 4] naar de auto om spullen in te laden. Daar werd ze aangesproken door een man die “sorry, sorry, dame, dame” zei en haar een hand gaf. De man wilde vervolgens haar nichtje een hand geven, maar die weigerde. De man kwam terug naar haar en gaf weer een hand en zei “sorry, sorry”. De man trok haar direct naar zich toe met de bedoeling om haar te kussen. De man rukte zo hard aan haar hand dat ze bijna tegen hem aan stond. Ze wilde dit niet en duwde hem gelijk weg. [11]
Getuige [getuige 4] ( [getuige 4] ) [getuige 4] heeft verklaard dat zij met [slachtoffer 3] bij haar auto stond. Dit was ergens halverwege september 2024 (de exacte datum weet ze niet meer). Een man kwam op [slachtoffer 3] afgelopen en wilde haar vastpakken. Ze zag dat de man met zijn handen naar [slachtoffer 3] greep. Ze kon niet door de auto zien of de man [slachtoffer 3] vast had. Daarna kwam de man op haar af, maar ze nam een grote stap achteruit. Hierdoor kon de man haar arm niet grijpen. De man zei toen “i’m sorry, i’m sorry”. De man draaide zich om en liep weer naar [slachtoffer 3] toe. Ondertussen was ze naar de voorkant van de auto toe gelopen. Ze zag dat de man [slachtoffer 3] met twee handen bij haar armen/polsen vastpakte. Ze zag dat [slachtoffer 3] zich probeerde los te maken. Ze zag dat de man [slachtoffer 3] naar zich toe trok en zijn hoofd dicht in de buurt van haar hoofd bracht. Ze zag vervolgens dat [slachtoffer 3] zich losrukte.
Verdachte is aangehouden in verband met eerder genoemd zedenverdenking
(de rechtbank: ten aanzien van de later gepleegde en hiervoor bewezenverklaarde verkrachting van [slachtoffer 1] ). [12]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte aangeefster bij haar hand heeft gepakt, naar zich toe heeft getrokken en zijn hoofd richting haar hoofd heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen van verdachte in de hiervoor beschreven context, waarbij zij geen bekenden van elkaar zijn, naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien, niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat deze een seksuele strekking hadden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat met dit onverhoedse gedrag het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap had dat de wil tot seksuele handelingen ontbrak door aangeefster niet de ruimte te geven die nodig is om de wil te uiten. De rechtbank vindt tot slot bewezen dat sprake was van dwang, nu verdachte aangeefster onverhoeds heeft beetgepakt en naar zich toe heeft getrokken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het als feit 3 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende bewijs, en subsidiair dat de ten laste gelegde handelingen niet als seksuele handelingen kunnen worden aangemerkt.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 4] ( [slachtoffer 4] ) [slachtoffer 4] heeft verklaard dat een man naar haar toe kwam. De man stak zijn hand uit en in een reactie daarop stak zij ook haar hand uit. De man greep vervolgens haar hand en kneep dusdanig dat ze niet los kon komen. De man trok haar direct na zich toe en kuste haar op de mond. Ze deed direct haar hoofd naar achteren en duwde hem van zich af. Op dat moment kwam [slachtoffer 3] naar buiten gelopen. Dit is gebeurd tussen 22 september 2024 en met 29 september 2024 buiten de [bedrijf 2] in Zetten. Aangeefster herkenden de man op een filmpje dat aan haar was getoond door een vriend van [slachtoffer 1] , als de man die ook haar had aangerand. [13]
Getuige [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] ) [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [slachtoffer 4] naar buiten liep om iets te pakken. Ze zag dat de man op [slachtoffer 4] afliep, haar hand vastpakte en naar zich toe trok. Vervolgens zag ze dat de man een kus gaf op [slachtoffer 4] haar wang. Het incident met [slachtoffer 4] is gebeurd na haar incident met de man. [14]
Verdachte is aangehouden in verband met eerder genoemd zedenverdenking
(de rechtbank: ten aanzien van de later gepleegde en hiervoor bewezenverklaarde verkrachting van [slachtoffer 1] ). [15]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte aangeefster onverhoeds bij haar hand heeft gepakt, naar zich toe heeft getrokken en haar heeft gezoend op de mond, terwijl zij elkaar niet kenden. Dat de getuige niet verklaart over het zoenen op de mond maar op de wang, doet geen afbreuk aan de aangifte. Het was immers een kort moment en de wang bevindt zich direct naast de mond. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen in hun context een seksuele strekking hadden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat met dit onverhoedse gedrag het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap had dat de wil tot seksuele handelingen ontbrak door aangeefster niet de ruimte te geven die nodig is om de wil te uiten. De rechtbank vindt tot slot bewezen dat sprake was van dwang, nu verdachte aangeefster onverhoeds heeft beetgepakt en naar zich toe heeft getrokken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het als feit 4 primair tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegdeheeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks12 oktober 2024 te Zetten, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer 1] ,
een of meer seksuele handelingen, die bestonden
uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina
en/of tussen de schaamlippenvan die [slachtoffer 1] en
/of- het brengen van zijn vingers in de vagina
en/of tussen de schaamlippen en/of over de vulvavan die [slachtoffer 1] en
/of- het laten aftrekken,
althans betastenvan zijn penis door de hand van die [slachtoffer 1] en
/of- het betasten van de borsten en
/ofde tepels van die [slachtoffer 1] met zijn vingers en/of zijn tong en
/of- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] , en welke verkrachting werd voorafgegaan door, vergezeld van
en/of gevolgd doordwang
engeweld
en/of bedreiging, door
- die [slachtoffer 1] alcoholische drank te geven en
/of- voornoemde seksuele handelingen onverhoeds te verrichten en
/ofdie [slachtoffer 1] hiermee te overrompelen en
/of- die [slachtoffer 1] op de grond te duwen
/leggenen
/of-
(hierbij
)misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 1] en
/ofde jonge leeftijd van die [slachtoffer 1] en
/ofhet feit dat die [slachtoffer 1] onder invloed van verdovende middelen was en
/of-
(hierbij
)voorbij te gaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en
/of-
(hierdoor
)een zodanig beangstigende
en/of bedreigende en/of intimiderendesituatie te creëren dat die [slachtoffer 1] zich niet,
althans onvoldoendeaan voornoemde seksuele handelingen kon
en/of durfde teonttrekken.
2
hij op
of omstreeks27 juli 2024 te Zetten, met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2] , een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten het zoenen van haar hand en
/ofhaar wang.
3
primairhij op
of omstreeks21 september 2024 te Zetten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een persoon, te weten [slachtoffer 3] , een of meer seksuele handelingen te verrichten, terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 3] daartoe de wil ontbrak, en deze poging tot opzetaanranding te doen voorafgaan door
envergezellen van
en/of volgen doordwang,
geweld en/of bedreiging,
- de hand van die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en
/ofhaar naar zich heeft getrokken en
/of- zijn hoofd richting het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft gebracht, teneinde haar gezicht te zoenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4
primairhij in
of omstreeksde periode van 22 september 2024 tot en met 29 september 2024 te Zetten, met een persoon, te weten [slachtoffer 4]
,een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten het zoenen van de mond van die [slachtoffer 4] , terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer 4] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door
envergezeld van
en/of gevolgd doordwang
, geweld en/of bedreiging, door
- de hand van die [slachtoffer 4] vast te pakken en
/ofhaar naar zich toe te trekken en
/of- voornoemde seksuele handeling onverhoeds te verrichten en
/ofdie [slachtoffer 4] daarmee te overrompelen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
verkrachting in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren voorafgegaan door en vergezeld van dwang en geweld;
feit 2:
aanranding in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren;
feit 3 primair:
poging tot opzetaanranding voorafgegaan door en vergezeld van dwang;
feit 4 primair:
opzetaanranding voorafgegaan door en vergezeld van dwang.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast acht de officier van justitie ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een contactverbod met [slachtoffer 2] , alsmede een locatieverbod voor Druten en de gemeente Overbetuwe op zijn plaats voor de duur van 3 jaar. Daarbij is verzocht om de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel. Voor iedere overtreding van het contact- en/of locatieverbod, is 2 weken hechtenis gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een lagere straf op te leggen. Hiertoe is gewezen op het blanco strafblad van verdachte, dat hij inzicht in zijn problematiek laat zien en in Polen bezig is om daarvoor hulp te krijgen. Dat laat zien dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt. Er is geen bezwaar tegen de 38v-maatregel in de vorm van een contact- en locatieverbod.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een vijftienjarig en kwetsbaar slachtoffer. Verdachte gaf het slachtoffer alcohol en drong zich vervolgens aan hem op. Signalen van weerstand werden door verdachte genegeerd. Met zijn seksuele handelingen heeft verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer. Daarbij heeft verdachte uitsluitend zijn eigen seksuele verlangens voor ogen gehad en zich in het geheel niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn gedrag voor het jonge slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte een negenjarig kind aangerand door haar in een park een zoen op haar hand en wang te geven. Ook heeft verdachte een vrijwilligster van de [bedrijf 2] aangerand door haar uit het niets naar zich toe te trekken en op de mond te zoenen en heeft hij dit ook bij de eigenaresse van de winkel geprobeerd te doen.
Dit zijn tevens feiten die gevoelens van onveiligheid en angst tot gevolg hebben, waarvan slachtoffers lange tijd last kunnen hebben.
Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen is de grote impact op de slachtoffers en de gezinnen nadrukkelijk naar voren gekomen.
De rechtbank constateert dat verdachte geen strafblad heeft.
Uit het onderzoek door de psycholoog van 31 januari 2025 komt naar voren dat verdachtes zwakbegaafdheid, zijn gevoelens van alleen zijn en het alcoholgebruik zijn inschattings-vermogen negatief beïnvloeden waardoor zijn zelfcontrole wordt verminderd. De reclassering merkt in haar rapport van 5 februari 2025 op dat verdachte heeft aangegeven terug te willen keren naar Polen om daar zijn gezin te kunnen ondersteunen. Ter zitting heeft verdachte aangegeven behandeling in Polen te willen volgen voor zijn alcoholproblematiek.
Gelet op de ernst van de feiten, in het bijzonder van feit 1, kan niet worden volstaan met een andere straf dan een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Een lichtere straf zou geen recht doen aan de ernst van de feiten en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht
Daarnaast zal de rechtbank ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten een contactverbod met [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor Druten en de gemeente Overbetuwe voor de duur van drie jaar in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Daarbij wordt voor elke overtreding de vervangende hechtenis bepaald op twee weken met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Hierbij betrekt de rechtbank de korte periode waarin verdachte de zedenfeiten heeft gepleegd, de in ernst toenemende heftigheid van deze feiten en de omstandigheid dat verdachte telkens onder invloed van alcohol was. Tevens is onduidelijk of verdachte daadwerkelijk terugkeert naar Polen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
namens [slachtoffer 1] (feit 1) wordt gevorderd € 100,00 aan materiële schade (kosten trui) en € 7.500,00 aan smartengeld;
namens [slachtoffer 2] (feit 2) wordt gevorderd € 62,00 aan materiële schade (reiskosten) en € 2.500,00 aan smartengeld,
telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen in het geheel kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] primair op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak, dan wel vanwege het ontbreken van een grondslag voor de gevorderde reiskosten en het smartengeld. Subsidiair is verzocht het gevorderde bedrag aan smartengeld te matigen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de verdediging bewust geen verweer gevoerd.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde kosten van de trui (ad € 100,00) zijn door de verdediging niet betwist, zodat een bedrag van € 100,00 zal worden toegewezen.
Smartengeld
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde als gevolg van de bewezenverklaarde verkrachting immateriële schade heeft geleden. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in de persoon is aangetast. Blijkens het bij de vordering gevoegde behandelplan van de psycholoog is bij de benadeelde PTSS vastgesteld en wordt de benadeelde behandeld middels EMDR. Rekening houdend met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de impact die het blijkens de slachtofferverklaring op de benadeelde heeft gehad en op dit moment nog steeds heeft, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 7.500,00 billijk en toewijsbaar.
Conclusie
In totaal zal de rechtbank een bedrag toewijzen van € 100,00 aan materiële schade toe en € 7.500,00 aan smartengeld.
Verdachte is vanaf 12 oktober 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten naar de advocaat, de officier van justitie en de zitting is de rechtbank van oordeel dat deze kosten geen schade betreft die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit.
De artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geven, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin een in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld (vgl. HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600). Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, en artikel 239 Rv, in onderlinge samenhang bezien, komen alleen voor vergoeding in aanmerking reis-, verlet- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding indien in persoon mag worden geprocedeerd en in persoon is geprocedeerd. Voor andere reis-, verlet- en verblijfskosten – zoals voor een bezoek aan de politie, aan leden van het Openbaar Ministerie en een advocaat – kent de proceskostenregeling geen vergoeding.
De opgevoerde reiskosten voor het gesprek met de officier van justitie en de advocaat zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en zijn ook niet toewijsbaar als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. Zij worden in die regeling immers niet genoemd. De opgevoerde reiskosten voor het bijwonen van de zitting komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat niet in persoon is geprocedeerd (maar met bijstand van een advocaat).
Smartengeld
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde door het zoenen van haar hand en wang is geschrokken en dit gevoelens van onveiligheid heeft teweeggebracht. Dit brengt echter niet zonder meer met zich mee dat sprake is van een aantasting in de persoon op ander wijze. Daarvoor is immers nodig dat wordt onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel, dan wel dat de aard en ernst van normschending meebrengen dat de door de benadeelde ondervonden nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat aantasting in persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van geestelijk letsel, noch dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen.
Dat betekent dat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45, 57, 241, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’ heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op inhoudende dat verdachte voor de duur van 3 jaren;
o op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2015;
o zich niet zal bevinden in Druten en de gemeente Overbetuwe;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de
maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden in totaal. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op en
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beslissing op de civiele vordering van [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 100,00 aan materiële schade en € 7.500,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 7.600,00 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 73 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt en
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Beslissing op de civiele vordering van [slachtoffer 2]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Moorman (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2025.
Mr. Van Laethem is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer (ONRBC 24674 Albatros), gesloten op 3 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 88 en de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 14 mei 2025.
3.Proces-verbaal van informatief gesprek zeden, p. 82-83.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 88-92.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 122-127.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 105.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 103.
8.NFI-rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, p. 170-181.
9.Proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [slachtoffer 2] , p. 190-192.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 187.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 198-199 en proces-verbaal aanvullend verhoor [slachtoffer 3] , p. 202-203.
12.Proces-verbaal van aanhouding, p. 62-63.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 204-205.
14.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 199.
15.Proces-verbaal van aanhouding, p. 62-63.