AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beroep tegen weigering omgevingsvergunning voor woning met bijgebouw in Zaltbommel
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel om een omgevingsvergunning af te geven voor een gebouwde woning met bijgebouw. Eiser, eigenaar van een perceel in Zaltbommel, had in 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd en gekregen voor de bouw van een woning met bijgebouw. Echter, toezichthouders constateerden dat een verbinding tussen de woning en het bijgebouw, het zogenaamde tussenlid, zonder vergunning was gebouwd. Eiser werd verzocht om alles in overeenstemming te brengen met de vergunning of een nieuwe vergunning aan te vragen. In september 2020 diende eiser een nieuwe aanvraag in, die door het college werd afgewezen omdat de gemeenteraad geen verklaring van geen bedenkingen had afgegeven. Eiser ging in beroep tegen deze afwijzing.
De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag van eiser had moeten behandelen volgens de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Eiser betoogde dat zijn aanvraag had moeten worden behandeld volgens deze procedure, omdat de omgevingsvergunning verleend had kunnen worden op basis van artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). De rechtbank concludeert dat het perceel van eiser binnen de bebouwde kom ligt en dat de aanvraag dus volgens de reguliere procedure had moeten worden behandeld. Aangezien het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist, is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van het college en draagt het college op om de omgevingsvergunning binnen twee weken bekend te maken. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiser.
Voetnoten
1.Om overtreding van artikel 2.1, lid 1 aanhef, onder a en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo) op te heffen.
2.Op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3o van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 2.20a van de Wabo.
3.Artikel 26.2.2. onder e van het bestemmingsplan.
4.Artikel 26.2.3. onder b van het bestemmingsplan.
5.Artikel 26.2.3. onder d van het bestemmingsplan.
6.Artikel 26.2.3. onder e aanhef en onder 1 van het bestemmingsplan.
7.Artikel 26.2.3. onder e aanhef en onder 2 van het bestemmingsplan.
8.Opgenomen in artikel 26.4. en artikel 45 van het bestemmingsplan.
10.Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van die wet.
11.Zie artikel 1, eerste lid van bijlage II van het Bor.
13.Zie artikel 3.9, eerste en tweede lid van de Wabo.
14.Zie artikel 3.9, derde lid van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4:20b, eerste lid van de Awb.