ECLI:NL:RBGEL:2025:3943

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
003171-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door schuld met ijszeiler

Op 12 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling door schuld, omdat hij met een ijszeiler een schaatser had geraakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich onvoorzichtig had gedragen door onvoldoende te kijken naar andere aanwezigen op het ijs, terwijl hij zich bewust was van de risico's van het ijszeilen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren met een proeftijd van één jaar. De rechtbank concludeerde dat de Wegenverkeerswet niet van toepassing was op deze zaak, omdat er geen sprake was van een verkeersongeval in de zin van de wet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuld had aan het ongeval, omdat hij niet voldoende had gelet op de schaatsers die zijn baan konden kruisen. Het slachtoffer had door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen, wat leidde tot meerdere operaties en een lange genezingsduur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/003171-22
Datum uitspraak : 12 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 februari 2021 in de gemeente Dronten en/of de gemeente Elburg, althans in de provincie Flevoland en/of Gelderland, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder dan wel gebruiker van een ijszeiler, daarmede zich voort bewegende over het ijs waarmee het Veluwemeer toen (grotendeels) was bedekt,
zich zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen, hierin
bestaande dat verdachte,
- terwijl hij wist dat de door hem bestuurde/gebruikte ijszeiler slechts in beperkte mate afgeremd kon worden en/of steeds moeilijker afgeremd kon worden bij hogere snelheden en/of niet was voorzien van een rem en/of
- terwijl hij wist dat de ijszeiler slechts in beperkte mate van richting veranderd kon worden en/of
- terwijl zijn zicht op eventuele andere aanwezigen op het ijs aan zijn linkerzijde (geheel) werd belemmerd en/of
- terwijl hij wist dat (eventuele) zich op het ijs bevindende personen mogelijk door de zon verblind konden worden wanneer deze personen zich voor en/of links van hem bevonden en/of
- terwijl ter plaatse een of meerdere (zich op schaatsen voortbewegende) personen aanwezig
waren,
- met een hogere snelheid zich heeft voortbewogen dan die voor veilige recreatie en/of veilig
verkeer ter plaatse geboden was en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de situatie ter plaatse en/of
- niet of in onvoldoende mate naar eventuele overige aanwezigen heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft vergewist of links van hem anderen zich bevonden en/of
- de snelheid van de ijszeiler niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de ijszeiler tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij het ijs kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
- is gebotst tegen, althans in aanraking gekomen, met een zich op het ijs bevindende (zich op
schaatsen voortbewegende) persoon,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 februari 2021 in de gemeente Dronten en/of de gemeente Elburg, althans in de provincie Flevoland en/of Gelderland, in elk geval in Nederland, zich grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gedragen, hierin bestaande dat verdachte als gebruiker dan wel bestuurder van een ijszeiler,
- terwijl hij wist dat de door hem bestuurde/gebruikte ijszeiler slechts in beperkte mate afgeremd kon worden en/of steeds moeilijker afgeremd kon worden bij hogere snelheden en/of niet was voorzien van een rem en/of
- terwijl hij wist dat de ijszeiler slechts in beperkte mate van richting veranderd kon worden en/of
- terwijl zijn zicht op eventuele andere aanwezigen op het ijs aan zijn linkerzijde (geheel) werd belemmerd en/of
- terwijl hij wist dat (eventuele) zich op het ijs bevindende personen mogelijk door de zon verblind konden worden wanneer deze personen zich voor en/of links van hem bevonden en/of
- terwijl ter plaatse een of meerdere (zich op schaatsen voortbewegende) personen aanwezig
waren,
- met een hogere snelheid zich heeft voortbewogen dan die voor veilige recreatie en/of veilig
verkeer ter plaatse geboden was en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de situatie ter plaatse en/of
- niet of in onvoldoende mate naar eventuele overige aanwezigen heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft vergewist of links van hem anderen zich bevonden en/of
- de snelheid van de ijszeiler niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de ijszeiler tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij het ijs kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
- is gebotst tegen, althans in aanraking gekomen, met een zich op het ijs bevindende (zich op
schaatsen voortbewegende) persoon,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 februari 2021 in de gemeente Dronten en/of de gemeente Elburg, althans in de provincie Flevoland en/of Gelderland, in elk geval in Nederland, als bestuurder dan wel gebruiker van een ijszeiler, daarmede zich voort bewegende over het ijs waarmee het Veluwemeer toen (grotendeels) was bedekt,
- terwijl hij wist dat de door hem bestuurde/gebruikte ijszeiler slechts in beperkte mate afgeremd kon worden en/of steeds moeilijker afgeremd kon worden bij hogere snelheden en/of niet was voorzien van een rem en/of
- terwijl hij wist dat de ijszeiler slechts in beperkte mate van richting veranderd kon worden en/of
- terwijl zijn zicht op eventuele andere aanwezigen op het ijs aan zijn linkerzijde (geheel) werd belemmerd en/of
- terwijl hij wist dat (eventuele) zich op het ijs bevindende personen mogelijk door de zon verblind konden worden wanneer deze personen zich voor en/of links van hem bevonden en/of
- terwijl ter plaatse een of meerdere (zich op schaatsen voortbewegende) personen aanwezig
waren,
- met een hogere snelheid zich heeft voortbewogen dan die voor veilige recreatie en/of veilig
verkeer ter plaatse geboden was en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de situatie ter plaatse en/of
- niet of in onvoldoende mate naar eventuele overige aanwezigen heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft vergewist of links van hem anderen zich bevonden en/of
- de snelheid van de ijszeiler niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de ijszeiler tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij het ijs kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
- is gebotst tegen, althans in aanraking gekomen, met een zich op het ijs bevindende (zich op
schaatsen voortbewegende) persoon,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primair en meer subsidiair tenlastegelegde vrijspraak bepleit, omdat in deze situatie de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW) niet van toepassing is. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, vanwege het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs nu culpa niet bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
[aangeefster] heeft namens haar partner aangifte gedaan. Ze heeft verklaard dat ze op 13 februari 2021 met haar man, [slachtoffer] , aan het schaatsen was op het Veluwemeer en dat vanuit de rechterzijde, uit zuidwestelijke richting, een ijszeiler op zeer hoge snelheid kwam aanglijden. Ze zag dat de ijszeiler [slachtoffer] schepte. [2]
Uit de geneeskundige verklaring en de anamnese van het ziekenhuis komt naar voren dat bij [slachtoffer] sprake was van een ernstige kaakbreuk met bedreiging van de luchtweg. Ook was sprake van storingen in het bewustzijn door een hersenschudding. Op 13 februari 2021 heeft een spoedoperatie plaatsgevonden voor de meervoudige kaakfractuur. De fractuur werd gezet met vier platen en zestien schroeven. Op de lange termijn was er een kans dat gebitselementen verloren zouden gaan en een kans dat de kaak niet meer de gehele functie terug zou krijgen. Er heeft een tweede operatie plaatsgevonden voor het verwijderen van de twee kiezen en twee platen met acht schroeven. De verwachtte genezingsduur was 6 tot 12 maanden. De gevolgen op langere termijn waren nog onzeker. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat de zon laag stond en spiegelde op het ijs. De zon was verblindend. De ijszeiler had zijn zeil behoorlijk dichtgetrokken. De schaatser zat in de dode hoek van de ijszeiler. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 april 2025 verklaard dat hij op het midden van het Veluwemeer, ter hoogte van Doornspijk, op 13 februari 2021 is gaan ijszeilen. Er stond die dag oostenwind, waardoor ze lange rakken konden maken. Hij zeilde op hetzelfde stuk steeds heen en weer. Een aantal keer staken schaatsers over, ze kruisten dan zijn baan. Verdachte heeft verklaard dat een ijszeiler niet kan remmen, maar dat het mogelijk is om in een noodtoestand meteen met de ijszeiler te draaien. Richting de mast, waar de ruit in het zeil eindigt begint een dode hoek tot aan de mast. Als hij een nieuwe baan in zet, dan kijkt hij onder de giek door en door het zeil heen om te controleren of de baan vrij is. De baan die hij maakte was ongeveer 500 meter, het ongeluk was op ongeveer de helft van de baan, dus 250 meter na het inzetten van de baan. Verdachte heeft verklaard dat hij de schaatser niet heeft gezien. De schaatser kruiste dwars zijn baan. Verdachte heeft ook geen groepje schaatsers gezien. Verdachte had de zon in de rug, als iemand vanaf links komt dan kijkt diegene tegen de zon in. Het zou kunnen dat de ijszeiler voor de schaatser in een blinde vlek zat. Als hij de schaatser had gezien, dan had hij kunnen uitwijken. [5]
De rechtbank stelt op basis van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn ijszeiler op 13 februari 2021 op het Veluwemeer aan het zeilen was. Verdachte zeilde heen en weer, terwijl gedurende de dag meerdere schaatsers dwars zijn baan passeerden. Het is niet mogelijk om met een ijszeiler te remmen, maar in geval van nood is het mogelijk om scherp te draaien. Verdachte wist dat hij de zon in de rug had en dat dit verblindend kon zijn voor de schaatsers die zich voor of links van hem bevonden. Aan de linkerzijde van de boot, ter hoogte van de mast, bevindt zich een dode hoek. Verdachte kwam met zijn ijszeiler met [slachtoffer] in botsing.
Vrijspraak primair ten laste gelegde feit, WVW niet van toepassing
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat op de onderhavige zaak de WVW van toepassing is en dat verdachte heeft gehandeld in strijd met art. 6 WVW. De verdediging heeft bepleit, dat de WVW op de onderhavige zaak niet van toepassing is.
De rechtbank dient te oordelen of op de onderhavige zaak de WVW van toepassing is, en zo ja, of verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 6 van die wet.
De rechtbank stelt vast dat de WVW geen bepaling bevat waarin de toepasselijkheid van de wet wordt gedefinieerd. Wel bevat de WVW begrippen die in de WVW of in het (krachtens de WVW toepasselijke) Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna RVV) zijn gedefinieerd.
De WVW (1994) is de opvolger van de WVW 1935. De wetgever geeft in de memorie van toelichting op de WVW 1994 (Kamerstukken II 1990/91, 22030, nr.3) o.a. aan: “De dynamiek van het verkeer op de weg drukt onmiskenbaar haar stempel op de regelgeving ten aanzien van het betrokken terrein van het recht. (…) Bij de wet van 13 september 1935 kwam de nieuwe Wegenverkeerswet tot stand. Hoewel de benaming Wegenverkeerswet - die het ontwerp in de loop van de parlementaire behandeling heeft gekregen - anders zou doen vermoeden, is de Wegenverkeerswet getuige haar parlementaire geschiedenis allesbehalve een algemene verkeerswet waarin de hoofdlijnen ten aanzien van de regeling van het verkeer worden uitgestippeld. Het uitgangspunt dat bij het tot stand brengen van de wet voor ogen heeft gestaan, heeft er toe geleid dat de Wegenverkeerswet in overwegende mate voorschriften betreffende het gebruik van motorrijtuigen bevat, die zijn ingegeven door de wens om «met gestrengheid tegen hen, die gevaren op de weg veroorzaken, op te treden». Bepalingen betreffende het overige verkeer treft men nauwelijks in de wet aan. (…) Met name sedert het begin van de jaren 60 is bewust gestreefd naar het vaststellen van concrete, tot weggebruikers gerichte normen voor iedere denkbare verkeerssituatie. (…) In dit verband is de in de Wegenverkeerswet vervatte, algemeen geformuleerde basis voor de gedelegeerde regelgeving vervangen door een expliciete basis voor het vaststellen van gedragsregels, het in het leven roepen van geboden en verboden voor weggebruikers door het toepassen van verkeerstekens, het feitelijk afdwingen van een bepaald gedrag door het treffen van infrastructurele maatregelen en het geven van aanwijzingen aan weggebruikers. (…) In de nieuwe voertuigreglementering wordt een structureel onderscheid gemaakt tussen de eisen die gelden met betrekking tot de toelating tot het verkeer (de z.g. toelatingseisen) en de eisen die gelden voor het gebruik op de weg (de z.g. permanente eisen). (…) Artikel 4 Dit artikel bevat de grondnorm voor een veilig en ordelijk verloop van het verkeer op de weg. (…) het geeft aan dat het gedrag, in welke situatie dan ook, telkens wordt beheerst door de grondnorm dat men zich zodanig dient te gedragen dat geen gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt en dat het verkeer op de weg niet wordt gehinderd of kan worden gehinderd. (…) Artikel 4 ziet in beginsel op ieder gedrag dat invloed heeft op de veiligheid en de vrijheid van het verkeer op de weg. In dat opzicht is deze bepaling ruimer dan artikel 25 van de Wegenverkeerswet. Het laatstgenoemde artikel eist dat het verboden gedrag op de weg plaatsvindt. Daarin schuilt tevens de beperking van artikel 25. Tegen gedrag buiten de weg, waarvan men kan weten dat dit tot gevaarlijke situaties op de weg leidt of kan leiden, kan niettemin niet op grond van artikel 25 worden opgetreden. Gedacht kan worden aan het verbranden van hooi in een aan een drukke weg liggend weiland, waarbij een dichte rook het zicht ter plaatse ernstig beperkt. Met de thans voorgestelde redactie kan tegen een dergelijk gedrag wel worden opgetreden.”
Artikel 2 WVW geeft aan met welke doelstelling regels krachtens de WVW kunnen worden gesteld. Daarbij worden (voor zover van belang) de volgende termen gebruikt: weg, weggebruikers, verkeer, voertuigen. Behoudens “weg” zijn die begrippen niet in art. 1 WVW gedefinieerd. In artikel 1 van het RVV zijn die begrippen wél gedefinieerd: verkeer = alle weggebruikers; weggebruikers = voetgangers, fietsers, bromfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, van een motorvoertuig of van een tram, ruiters, geleiders van rij- of trekdieren of vee en bestuurders van een bespannen of onbespannen wagen; voertuigen = fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens.
Art. 6 WVW luidt: “Het is een ieder die aan het verkeer deelneemt verboden zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.” In de voorloper van art. 6, art. 36 WVW 1935, werd strafbaar gesteld het veroorzaken van dood of zwaar lichamelijk letsel ‘bij gelegenheid van een botsing, aan- of overrijding met en door hem bestuurd motorrijtuig, dan wel enige handeling ter voorkoming van botsing met of aan- of overrijding door dat motorrijtuig’. De WVW 1994 definieert het begrip verkeersongeval niet. Echter heeft de wetgever in de MvT op de WVW1994 aangegeven dat met het opnemen in de wet van het begrip ‘verkeersongeval’ geen inhoudelijke wijziging werd beoogd ten opzichte van de wet uit 1935.
De rechtbank stelt vast dat in de strafrechtspraak, bij de beoordeling van “verkeerszaken”, aansluiting wordt gezocht bij de definities uit de WVW en het RVV. Zie bijvoorbeeld de Hoge Raad in het Campingarrest (ECLI:NL:HR:2001:AA9494) wat betreft het begrip “weg”, en het Gerechtshof Amsterdam in het “air-side” arrest (ECLI:NL:GHAMS:2018:2690) wat betreft het begrip “verkeer”. De rechtbank ziet hierin, en in de MvT op de WVW, aanleiding om als uitgangspunt te nemen, dat de WVW van toepassing is op al het verkeer als gedefinieerd in het RVV.
De vraag is, of de omstandigheden waaronder het ongeval in de onderhavige zaak plaatsvond, als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd met gevallen waarin de WVW en het RVV van toepassing zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Kenmerkend voor de WVW en RVV is, dat sprake is van gebruik van op wegen of daarop lijkende, en voor gebruikers duidelijk herkenbare, tracés, sporen of banen, die uitnodigen tot de toepassing van regels uit de WVW en het RVV. Bij gebreke van dergelijke tracé, ontbreekt het referentiekader dat juist de basis vormt van ons verkeersrecht. Ten tijde van het ongeval was op het Veluwemeer geen sprake van tracés, sporen of banen, die als zodanig herkenbaar waren. Zo verklaarde verdachte dat de door hem bezeilde stukken van het Veluwemeer niet waren afgezet of afgebakend. Die situatie laat zich, naar het oordeel van de rechtbank, vergelijken met open water, zoals het Veluwemeer in onbevroren toestand. Niet ter discussie staat dat dan niet de WVW maar het BPR van toepassing is.
De rechtbank stelt vast dat ijszeilers en schaatsers niet voldoen aan de definitie van weggebruikers als bedoeld in artikel 1 van het RVV. En dat het geheel aan schaatsers en ijszeilers op het Veluwemeer daarom niet voldoet aan de definitie van “verkeer” als bedoeld in artikel 1 RVV en artikel 6 WVW. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, omdat er geen sprake is van een botsing, aan- of overrijding waarbij een motorrijtuig betrokken is. Immers, zoals hierboven opgemerkt moet bij het begrip ‘verkeersongeval’ worden aangesloten bij artikel 36 WVW 1935.in dat geval
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat op de onderhavige zaak de WVW niet van toepassing is, en dat verdachte aldus niet in strijd met artikel 6 daarvan heeft gehandeld. Verdacht zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of verdachte enig strafrechtelijk verwijt in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan worden gemaakt. Schuld in de zin van artikel 308 Sr heeft een andere betekenis dan het begrip schuld dat in het normale spraakgebruik wordt gehanteerd. Van schuld is sprake als een verdachte een bepaald gevolg (bijvoorbeeld letsel) evident niet heeft willen veroorzaken, maar hem dat gevolg toch verweten kan worden, omdat hij anders had kunnen en moeten handelen. Daarbij is niet elke fout die iemand maakt voldoende om in strafrechtelijke zin te kunnen spreken van schuld. Het moet gaan om een verwijtbare, evidente, grotere fout. Er moet minimaal sprake zijn van ‘aanmerkelijke schuld’ om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Uit vaste rechtspraak volgt dat hierbij moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich in de gegeven omstandigheden, zoals deze naar voren komen uit de voormelde bewijsmiddelen, zich ervan bewust was dat zich schaatsers op het ijs bevonden en dat zij zijn baan konden kruisen. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat dit gedurende de dag ook al een aantal keer was gebeurd. Ook wist verdachte dat hij de zon in de rug had en dat de zon voor schaatsers die vanaf de linkerkant kwamen verblindend kon zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij elke keer als hij een nieuwe baan instuurde, controleerde of zijn baan vrij was door onder de giek en door de ruit van het zeil heen te kijken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich ook na het insturen van een nieuwe baan ervan bewust had moeten blijven dat op elk moment schaatsers zich voor of naast hem konden bevinden en dat verdachte daar naar had moeten handelen, door te blijven kijken naar wat er links van hem gebeurde op het ijs.. De rechtbank is van oordeel dat verdachte nadat hij de baan instuurde voordat het ongeluk plaatsvond onvoldoende heeft gekeken en is blijven kijken of schaatsers hem tegemoet kwamen of zijn baan kruisten. Verdachte had door de ruit én onder de giek door moeten blijven kijken, nadat hij de nieuwe baan instuurde en zodoende steeds oog houden op alles en iedereen die zich in de dode hoek bevindt. Verdachte heeft dat niet, althans onvoldoende gedaan. Daardoor is er sprake van meer dan momentane onoplettendheid.
De rechtbank concludeert, gelet op het voorgaande, dat verdachte het ongeluk had kunnen voorkomen als hij zich ervan had vergewist dat er zich geen (onverwachtse) schaatsers links van hem bevonden door na het insturen van de baan te kijken of er zich schaatsers links van hem bevonden. Dit heeft hij onvoldoende gedaan. Verdachte wist dat hij aan zijn linkerkant, ter hoogte van de mast, een dode hoek had en dat schaatsers vanuit diezelfde hoek zijn richting op konden komen. Dit is een risico dat verdachte heeft genomen, door zonder dat hij daarbij is blijven kijken wat er links van hem gebeurde zijn baan te vervolgen. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen (c.q. nalaten) van verdachte in de gegeven omstandigheden als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt. Verdachte heeft daarmee schuld aan het ongeval in de zin van artikel 308 Sr.
[slachtoffer] heeft bij het incident een meervoudige kaakbreuk opgelopen waaraan hij in korte tijd meerdere keren is geopereerd en waarbij onder andere vier platen en zestien schroeven zijn geplaatst en twee kiezen zijn verwijderd. De verwachte genezingsduur was 6 tot 12 maanden en de gevolgen voor de toekomst waren nog onzeker. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen moet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks13 februari 2021 in de gemeente Dronten en/of de gemeente Elburg,
althans in de provincie Flevoland en/of Gelderland,
in elk geval in Nederland,
zich grovelijk, althansaanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gedragen, hierin bestaande dat verdachte als gebruiker dan wel bestuurder van een ijszeiler,
- terwijl hij wist dat de door hem bestuurde
/gebruikteijszeiler
slechts in beperkte mate afgeremd kon worden en/of steeds moeilijker afgeremd kon worden bij hogere snelheden en/ofniet was voorzien van een rem en
/of
- terwijl hij wist dat de ijszeiler slechts in beperkte mate van richting veranderd kon worden en/of
- terwijl zijn zicht op eventuele andere aanwezigen op het ijs aan zijn linkerzijde
(geheel)werd belemmerd en
/of
- terwijl hij wist dat (eventuele) zich op het ijs bevindende personen mogelijk door de zon verblind konden worden wanneer deze personen zich voor en
/oflinks van hem bevonden en
/of
- terwijl ter plaatse een of meerdere (zich op schaatsen voortbewegende) personen aanwezig
waren,
- met een hogere snelheid zich heeft voortbewogen dan die voor veilige recreatie en/of veilig

verkeer ter plaatse geboden was en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de situatie ter plaatse en/of

- niet of in onvoldoende mate naar eventuele overige aanwezigen heeft gekeken en
/ofis blijven kijken en
/ofzich niet of in onvoldoende mate heeft vergewist of links van hem anderen zich bevonden en
/of
- de snelheid van de ijszeiler niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de ijszeiler tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij het ijs kon overzien en
/ofwaarover deze vrij was en
/of
- is gebotst tegen,
althans in aanraking gekomen, meteen zich op het ijs bevindende (zich op
schaatsen voortbewegende) persoon,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen
, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van schending van de redelijke termijn. Verder heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft hij verzocht om verdachte te veroordelen zonder oplegging van straf of maatregel, omdat het opleggen van een straf geen strafdoel meer dient.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte, een ervaren ijszeiler, heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval. Hij zeilde heen en weer over het ijs, terwijl hij onvoldoende is blijven kijken wat er links van hem gebeurde op het ijs, terwijl schaatsers zijn baan kruisten en konden kruisen en zich op dat moment in een voor hem dode hoek konden bevinden en terwijl hij met een aanzienlijk hogere snelheid gaat dan de schaatsers. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voldoende heeft gedaan en dat hij achteraf niet weet wat hij anders had kunnen doen. Verdachte legt de schuld van het ongeval geheel bij de schaatser, die heeft immers niet voldoende op de ijszeiler gelet. De rechtbank merkt op dat onvoldoende tot verdachte lijkt door te dringen wat zijn aandeel in het geheel is geweest. Dat ook het slachtoffer beter had kunnen en moeten opletten terwijl hij tegen de zon in dwars het Veluwemeer overstak, doet immers niet af aan het aandeel van verdachte in het ongeval.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat het nooit de bedoeling van verdachte is geweest dat een ongeval als dit zou plaatsvinden, neemt de rechtbank hem zijn onvoorzichtige en onoplettende handelen wel kwalijk.
Het ongeval heeft, zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring, grote impact gehad op het slachtoffer. Door het ongeval is bij het slachtoffer sprake van niet-aangeboren hersenletsel. Hij kan niet meer sporten, hij vermijdt drukke plekken en uit de aanvraag voor een WIA-uitkering blijkt dat hij voor 78% arbeidsongeschikt is verklaard.
De rechtbank houdt verder rekening met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel EVRM. Daarbij wordt opgemerkt dat de redelijke termijn al nagenoeg was overschreden ten tijde van de aanvang van het onderzoek ter zitting op 1 mei 2023.
De rechtbank ziet gelet op de aard en de ernst van het feit in combinatie met het gegeven dat verdachte niet inziet dat hij iets fout heeft gedaan, geen aanleiding om geen straf op te leggen. De rechtbank acht, gelet op de aard en de ernst van het feit en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn, een geheel voorwaardelijke taakstraf passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren met een proeftijd van één jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 308 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op
een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 bepaalt dat deze taakstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van één jaarschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2025. De griffier is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021067677, gesloten op 18 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 4-5.
3.Geneeskundige verklaring d.d. 19 april 2021, p. 36 en anamnese [ziekenhuis] d.d. 18 mei 2021, p. 35.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij rechter-commissaris, d.d. 23 april 2024.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 28 april 2025.