Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
[eiser in conv]”) hebt gevraagd jou juridisch te adviseren en bij te staan met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst die jij van jouw werkgever hebt ontvangen en de eventuele afwikkeling van je dienstverband.
“(…)
Ik kreeg de indruk dat de vorige factuur (zojuist betaald) reeds alle werkzaamheden betrof aangaande de productie. Het verrast mij dat wederom een factuur komt.
“(…)
(…)”
3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie
4.De beoordeling
26 november 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:3269). Kort en goed geldt het volgende. Om te bepalen of een beding een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt ten nadele van de consument, moet met name rekening worden gehouden, zo overweegt de kantonrechter, met de regels van nationaal recht die van toepassing zijn wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Met betrekking tot de vraag in welke omstandigheden een dergelijke verstoring van het evenwicht strijd met de goede trouw oplevert, moet gelet op de zestiende overweging van de considerans van de Richtlijn, na worden gegaan of de handelaar door op eerlijke en billijke wijze te onderhandelen met de consument redelijkerwijs ervan kon uitgaan dat de consument een dergelijk beding zou aanvaarden indien daarover afzonderlijk was onderhandeld. Volgens artikel 4 lid 1 van de Richtlijn moet de rechter bij de beoordeling van de (on)eerlijkheid van een beding toetsen naar het moment van de sluiting van de overeenkomst en moet hij onder meer alle omstandigheden rond de sluiting ervan in aanmerking nemen. Daarbij dient ook met de schending van het transparantievereiste rekening gehouden te worden.
€ 250,00 exclusief omzetbelasting, waarover [gedaagde in conv] op voorhand is geïnformeerd, is naar het oordeel van de kantonrechter marktconform. Het betreft een uurtarief voor een ervaren advocaat met als specialisatie arbeidsrecht. Omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn door [gedaagde in conv] niet aangevoerd. In het beding is opgenomen dat de werkzaamheden per maand in rekening worden gebracht. Daarmee hield [gedaagde in conv] regelmatig zicht op de door [eiser in conv] verlangde vergoeding voor haar werkzaamheden. De kantonrechter weegt verder mee dat tussen partijen vast staat dat [gedaagde in conv] geen gebruik wenste te maken van haar rechtsbijstandsverzekering, maar uitsluitend van de diensten van [eiser in conv] . Ook heeft te gelden dat het kostenbeding ten aanzien van de werkzaamheden in fase 1 [gedaagde in conv] op een juiste wijze voorlicht over de consequenties van inschakeling van [eiser in conv] . Gelet op dit gegeven mocht [eiser in conv] er redelijkerwijs van uit gaan dat [gedaagde in conv] ook zou hebben ingestemd met het kostenbeding als er afzonderlijk over was onderhandeld, ook ten aanzien van werkzaamheden in de fasen 2 t/m 4. Hierbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde in conv] op de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij vertrouwen had in de behandelend advocaat namens [eiser in conv] , dat zij het advies volgde van haar advocaat, dat ze een goed dossier had en is doorgegaan met de zaak met de hoop op een goede afloop. In het licht van deze omstandigheden acht de kantonrechter het kostenbeding niet oneerlijk. Vernietiging van dat beding, met het gevolg dat [gedaagde in conv] niets verschuldigd zou zijn voor werkzaamheden uitgevoerd in de fasen 2 t/m 4, is niet aan de orde.
€ 10.286,41 aan [gedaagde in conv] moet terugbetalen. Ter vermijding van executieproblemen zal de kantonrechter in plaats van een percentage vast te stellen, overeenkomstig haar vordering in reconventie, [eiser in conv] veroordelen tot terugbetaling van € 10.286,41.