ECLI:NL:RBGEL:2025:370

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
ARN 23/4660
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van padelbanen in Aalten

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor de aanleg van twee padelbanen door vergunninghoudster in Aalten beoordeeld. De rechtbank behandelt de zaak onder zaaknummer ARN 23/4660 en verklaart het beroep ongegrond. De omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten op 10 november 2022, en het bestreden besluit op bezwaar dateert van 8 juni 2023. De rechtbank concludeert dat de activiteit past binnen het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Sport' heeft, en dat de bezwaren van eisers niet opwegen tegen de verleende vergunning.

De rechtbank overweegt dat de vergunninghoudster, een tennisvereniging, de bestaande tennisbaan wil vervangen door twee padelbanen. De rechtbank stelt vast dat padel een sport is en dat de aanleg van de padelbanen binnen de bestemming 'Sport' valt. De rechtbank wijst erop dat het college de bezwaren van eisers, met betrekking tot geluidsoverlast, niet hoefde te betrekken in de beoordeling van de omgevingsvergunning, omdat geluidsoverlast geen onderdeel is van de weigeringsgronden zoals genoemd in artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden de omgevingsvergunning heeft verleend en dat eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter A.L.M. Steinebach-de Wit en is openbaar uitgesproken. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4660

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eisers] en [eisers], uit [woonplaats], eisers
(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten

(gemachtigde: H.G.M. Witjes).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]te [woonplaats], vergunninghoudster.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die het college heeft verleend aan [derde-partij], vergunninghoudster, voor het realiseren van twee padelbanen aan de [locatie] in [woonplaats].
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 10 november 2022 verleend. Met het bestreden besluit van 8 juni 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij de verlening van de vergunning gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 op zitting behandeld gelijk met het beroep met zaaknummer ARN 23/4791. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, vergunninghouder en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Vergunninghoudster is [derde-partij] in [woonplaats]. Zij wil een tennisbaan op het perceel van de vereniging laten vervallen en in plaats daarvan twee padelbanen realiseren. Voor dat plan heeft vergunninghoudster op 28 mei 2022 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend.
3. Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Kern Aalten 2011’ van toepassing en het perceel heeft de bestemming ‘Sport’ en de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’.
4. Het college heeft de omgevingsvergunning in het primaire besluit verleend voor de activiteit ‘bouwen’, ‘uitvoeren van een werk’ en ‘handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening.’ [1] Een gedeelte van de padelbanen ligt binnen dubbelbestemming ‘Leiding – gas’, die mede bestemd zijn voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas. Op die bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 4 meter worden gebouwd. Met toepassing van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan daar van worden afgeweken, ten behoeve van de hoofdbestemming, zolang er voor de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat.
4.1.
De bezwaarschriftencommissie heeft geconcludeerd dat voor het realiseren van de padelbanen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is en dat het college daarom moet toetsen of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft daarbij volgens de bezwaarschriftencommissie het geluid van de padelbanen onvoldoende betrokken. Ook heeft de bezwaarschriftencommissie het college geadviseerd om in het besluit op bezwaar een gemotiveerde belangenafweging te maken en de belangen van bezwaarmakers in de heroverweging te betrekken.
4.2.
Het college heeft het advies van de bewaarschriftencommissie niet gevolgd. In het bestreden besluit heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het realiseren van de padelbanen wel in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat daarvoor dus geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is. De geluidsnormen spelen daarom in de beoordeling geen rol omdat dit geen afwijzingsgrond is op grond van artikel 2.10 van de Wabo. Het college heeft daarom niet getoetst of het plan in strijd is met een goede ruimtelijk ordening.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de vraag of het college op goede gronden aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning heeft verleend voor de aanleg van twee padelbanen op het perceel. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eisers ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Advies van de bezwaarschriftencommissie
7. Eisers voeren aan dat het college ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom het van het advies van de bezwaarschriftencommissie afwijkt.
7.1.
Uit artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat een bestuursorgaan moet motiveren waarom het afwijkt van het advies van een bezwaarschriftencommissie. De rechtbank is van oordeel dat het college dat in het bestreden besluit deugdelijk heeft gedaan. Daarin heeft het college namelijk uiteengezet waarom het plan wel binnen het bestemmingsplan past. De rechtbank overweegt als volgt.
7.2.
Op grond van artikel 24, eerste lid, onder a van het bestemmingsplan, zijn de voor 'sport' aangewezen gronden bestemd voor sport- en speelvelden met bijbehorende voorzieningen, zoals erven, terreinen, beplanting, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en voorzieningen voor de waterhuishouding.
Op de dubbelbestemming Leiding – Gas gelden volgens artikel 35.2 de volgende bouwregels:
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden gelden bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat padel binnen de bestemming ‘Sport’ past. In de planregels en de toelichting is het begrip ‘sport- en speelveld’ niet gedefinieerd. Niet in geschil is dat padel een sport is. De rechtbank is daarom van oordeel dat een padelbaan als sportveld kan worden aangemerkt. Uit het bestemmingsplan kan niet worden afgeleid dat de planwetgever heeft beoogd om alleen specifieke sporten binnen de bestemming toe te staan. Het betoog van eisers dat padel een nieuwe sport is, waarmee op het moment van opstellen van het bestemmingsplan geen rekening is gehouden, treft daarom geen doel. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2024. [2]
7.4.
Omdat het aanleggen van de padelbanen en het plaatsen van de hekwerken en lichtmasten betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, te weten een van de tennisbanen, en past binnen de planregels van de hoofdbestemming ‘Sport’ heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het realiseren van de padelbanen in overeenstemming is met de regels. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Eisers voeren aan dat hun bezwaren over de geluidsoverlast niet zijn betrokken in het bestreden besluit. Zij betogen dat het geluid van padel veel harder is dan dat van tennis, en dat het college dat onvoldoende heeft betrokken in de belangenafweging. Het college heeft ook ten onrechte de ‘Handreiking Padel en Geluid’ niet betrokken in het bestreden besluit, terwijl de bezwaarschriftencommissie daar wel veel waarde aan heeft gehecht in het advies.
8.1.
De in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dat betekent dat het college uitsluitend moet beoordelen of zich voor de omgevingsvergunning één van de in dat artikel opgenomen weigeringsgronden voordoet. Als dat niet het geval is, moet het college de omgevingsvergunning verlenen. Voor een belangenafweging is dan geen ruimte. Geluidsoverlast is geen onderdeel van het toetsingskader van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Nu geen van de weigeringsgronden zich voordoet, hoefde het college de gestelde geluidsoverlast niet in de beoordeling van de omgevingsvergunning te betrekken. De rechtbank wijst in dit verband naar de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2024 [3] . De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft verleend. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van I. Schrader, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, b en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
2.ECLI:NL:RVS:2024:1838, onder 5.3.
3.ECLI:NL:RVS:2024:1838, onder 7 en 7.1