3.4.De SVB voert, zoals geldend ten tijde van het bestreden besluit, het beleid om vast te stellen of het evident onredelijk is om zonder terugwerkende kracht terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit. Volgens dit beleid is dit het geval als het besluit, gelet op wat in het herzieningsverzoek wordt aangevoerd, onmiskenbaar onjuist is. Voor de mate van terugwerkende kracht is van belang of de onjuistheid het gevolg is van:
- een fout van de SVB;
- een wijziging van het beleid van de SVB; of
- overige omstandigheden, zoals een fout van de belanghebbende of een derde.
Volgens het beleid is sprake van een onjuist besluit als gevolg van een fout van de SVB als de SVB op basis van de gegevens die op de datum van dat besluit beschikbaar waren of die bij een normaal onderzoek van de SVB beschikbaar zouden zijn geweest, de uitkering correct had kunnen vaststellen aan de hand van de toen geldende wetgeving en beleidsregels, en de belanghebbende alle relevante informatie tijdig heeft verstrekt. De SVB verhoogt het AOW-pensioen in dergelijke gevallen met volledige terugwerkende kracht, echter tot een maximum van vijf jaar. De SVB berekent de terugwerkende kracht vanaf het moment waarop zij het verzoek om herziening heeft ontvangen.
In overige gevallen waarin sprake is van een onmiskenbaar onjuist besluit, zoals een fout van de belanghebbende of een derde, verhoogt de SVB de uitkering met een terugwerkende kracht van een jaar vanaf het moment waarop zij het herzieningsverzoek heeft ontvangen.
De SVB verhoogt het ouderdomspensioen met volledige terugwerkende kracht, tot een maximum van vijf jaar, als zich een bijzonder geval voordoet waarin het van hardheid zou getuigen om de terugwerkende kracht tot een jaar te beperken. De SVB past hiervoor de regels toe van SB1070, SB1071, SB1072 en SB1073 over terugwerkende kracht van meer dan een jaar.
Dit beleid is opgenomen in beleidsregel SB1076. Dit beleid heeft eerder niet op bezwaren van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gestuit.Eiser betwist de redelijkheid van het beleid ook niet.
Had de SVB het AOW-pensioen van eiser moeten herzien met een verdergaande terugwerkende kracht dan juli 2021?
4. Eiser voert aan dat de SVB zijn AOW-pensioen had moeten herzien met volledig terugwerkende kracht, dus vanaf de ingangsdatum van zijn pensioen. Eiser stelt dat hij er pas veel later achter is gekomen dat zijn AOW-pensioen met vier procent werd gekort. Eiser lag toen in scheiding en het valt hem niet te verwijten dat hij het toekenningsbesluit niet goed heeft gelezen. Ook heeft eiser bewezen dat de korting vanaf de aanvangsdatum van zijn AOW-pensioen ten onrechte is toegepast. Daarmee heeft hij voldaan aan de voorwaarde van de SVB om te bewijzen dat hij in de in de periode van 17 september 1960 tot en met 19 september 1962 verzekerd was voor de AOW. De SVB heeft eiser toegezegd in dat geval zijn AOW-pensioen te herzien. Met de vaststelling door de SVB, is ook bevestigd dat de SVB een fout heeft gemaakt. Als de SVB destijds al een deugdelijk onderzoek had uitgevoerd (raadplegen van eisers gemeentelijke persoonskaart), was meteen al een volledig AOW-pensioen toegekend. Daarbij heeft eiser er op gewezen dat hij op zijn aanvraagformulier het vooringevulde verblijf in Duitsland heeft doorgestreept om daarmee aan te geven dat hij altijd in Nederland heeft gewoond. Ter zitting heeft eiser dit aangevuld en aangevoerd dat in ieder geval sprake is van een fout van een derde die voor rekening van de SVB komt. Eiser was in de periode van 17 september 1960 tot en met 19 september 1962 minderjarig en zijn vader werkte als militair voor de overheid. Overheidsinstanties moeten hun registratie, waaronder waar iemand woont, op orde hebben. Als duidelijk was geregistreerd dat eisers vader met zijn gezin tijdelijk in Nieuw-Guinea had gewoond, was zijn AOW-pensioen van aanvang af juist (volledig) toegekend. In ieder geval had de informatie van eisers minderjarigheid en dat zijn vader als militair werd uitgezonden en eiser dus met hem meeging naar Nederlands Nieuw-Guinea ertoe moeten leiden dat de SVB destijds al had beoordeeld of wel sprake was van ingezetenschap en er niet zomaar van uit moeten gaan dat dit ingezetenschap verloren was gegaan, dan wel had de SVB hierover destijds al navraag moeten doen. Hoe dan ook moet het probleem niet bij eiser worden neergelegd. Daarbij is ook zijn levensverwachting van belang, net als dat het gaat om een bedrag van € 500 per jaar en dat eiser financieel lang op een houtje heeft gebeten.