ECLI:NL:RBGEL:2025:300

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
441541
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing in ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 21 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven door de gecertificeerde instelling (GI) aan de vader van twee minderjarige kinderen. De schriftelijke aanwijzing, die op 9 september 2024 was afgegeven, beperkte de omgang van de vader met zijn kinderen en stelde voorwaarden aan deze omgang, waaronder de aanwezigheid van een begeleider en het verbod voor de vader om verzorgende taken op zich te nemen. De vader verzocht de kinderrechter om deze aanwijzing vervallen te verklaren, omdat hij van mening was dat de aanwijzing het ongedwongen contact met zijn kinderen belemmerde en er geen goede redenen waren voor de opgelegde voorwaarden. De GI verdedigde de aanwijzing door te verwijzen naar zorgmeldingen van de moeder over het welzijn van de kinderen en de seksuele ontwikkeling van de oudste. De kinderrechter oordeelde dat de GI niet bevoegd was om de schriftelijke aanwijzing te geven, omdat de GI zich bij contactbeperkende maatregelen tijdens een ondertoezichtstelling tot de kinderrechter moet wenden. De kinderrechter verklaarde de schriftelijke aanwijzing vervallen, en benadrukte dat de GI in de toekomst de juiste procedure moet volgen als contactbeperkende maatregelen noodzakelijk zijn. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/441541 / ZJ RK 24-682
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[verzoeker] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. H.J. Scholten te Doetinchem,
over
[kind 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [kind 1] ,
[kind 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A.J. Witteveen te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling
[naam instelling], gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 september 2024;
  • het bericht van mr. Scholten met als bijlage de aanvullende stukken, ontvangen op 4 november 2024;
  • het bericht van mr. Scholten met als bijlage aanvullende stukken, ontvangen op 8 januari 2025;
  • het bericht met bijlagen van de GI van 9 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan mw. [naam 1] , werkzaam bij [naam organisatie 2] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] .
2.2.
[kind 1] en [kind 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 juni 2024 de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd tot 17 februari 2025.
2.4.
De GI heeft op 9 september 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] . Hierin is (samengevat) het volgende opgenomen:
‘De gecertificeerde instelling [naam instelling] geeft de volgende aanwijzing:
  • [kind 1] en [kind 2] gaan één in de week op zondag van 11:00-18:00 uur naar de vader toe.
  • De moeder brengt de kinderen op tijd naar de vader toe en de vader brengt de kinderen weer terug. De nieuwe afspraken gaan in op zondag 22 september.
  • Tijdens de bezoekmomenten zal de vader geen verzorgende taken (zonder toezicht) op zich nemen. Als [ naam organisatie 1] aanwezig is zal hij dit wel doen (wanneer nodig), in het zicht van [ naam organisatie 1] . Als [ naam organisatie 1] er niet is zal de vader zijn netwerk ook in het zicht zijn als de vader de kinderen helpt.
  • Tijdens het bezoek is [ naam organisatie 1] 2.0 uur aanwezig. De ene keer zal dit aan het begin van het bezoek zijn, de andere keer halverwege en de keer daarna misschien wel aan het eind van het bezoek. Dit kan dus afwisselend zijn. Dit wordt van tevoren met de vader afgestemd.
  • Op het moment dat [ naam organisatie 1] niet bij het bezoek aanwezig is, zal de vader zorgen dat er iemand van zijn netwerk aanwezig is. Hij vraagt hiervoor zijn vader + partner, [naam 2] of buurvrouw [naam 3] . De vader regelt dit van tevoren en laat aan [ naam organisatie 1] weten wie er zal zijn.
  • Mocht een bezoek op een andere dag plaatsvinden, dan wordt dit per mail afgesproken met betrokken partijen (vader, moeder en begeleiding [ naam organisatie 1] ). Als het eenmaal gewijzigd is, wordt het daarna niet nogmaals gewijzigd, om verwarring en teleurstelling te voorkomen.’

3.Het verzoek

3.1.
De vader heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI (gedeeltelijk) vervallen te verklaren, met name voor wat betreft de begeleiding van de bezoekmomenten door mensen uit het netwerk van de vader, alsook voor wat betreft het “verbod” voor de vader om verzorgende taken op zich te nemen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de vader is onder meer naar voren gebracht dat de schriftelijke aanwijzing te zeer het ongedwongen contact van de vader met de kinderen belemmert en dat er geen goede redenen bestaan om bijvoorbeeld als voorwaarde te stellen dat iemand uit het netwerk aanwezig is en/of dat de vader geen zorgtaken mag verrichten. [ naam organisatie 1] heeft juist aangegeven dat het contact tussen de vader en de kinderen goed verloopt. [ naam organisatie 1] heeft dit ook later nog bevestigd in het MDO in december 2024. De twee zorgmeldingen deze zomer komen enkel uit de koker van de moeder. Onbegrijpelijk is dat de GI daar zo blind op vaart. De GI blijft ook steeds teruggrijpen naar de zorgen over de seksuele ontwikkeling van [kind 1] naar aanleiding van een uitlating van haar richting de moeder in maart 2023. Hij ontkent ten stelligste dat hiervan sprake is geweest. De vader heeft veel last van deze steeds opnieuw aangedragen aantijging en voert ook gesprekken met zijn psycholoog om overeind te kunnen blijven. Het contact van de vader met de kinderen leidt er ook onder dat de GI de uitlating steeds als vertrekpunt neemt voor beslissingen en hoe tegen de vader wordt aangekeken.
4.2.
De vertegenwoordiger van de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat in de periode voorafgaande aan de schriftelijke aanwijzing door [ naam organisatie 1] werd gezien dat het goed ging met de bezoeken van de kinderen aan de vader en dat daarom werd ingezet op verdere opbouw. Ondanks de positieve stappen die de vader met de kinderen heeft gezet, zijn de zorgmeldingen van de moeder deze zomer (op 7 juli en 4 augustus) over het lichamelijk welzijn van de kinderen de directe aanleiding geweest voor de schriftelijke aanwijzing. De feitelijke inhoud van deze zorgmeldingen staat inderdaad niet vermeld in de schriftelijke aanwijzing zelf. De vertegenwoordiger van de GI heeft desgevraagd bevestigd dat de strekking van deze zorgmeldingen overeenkomt met de inhoud van de mailwisseling tussen de ouders, zoals in deze procedure is ingebracht door de vader zelf (productie 3). Samengevat komt het erop neer dat volgens de moeder na een bezoek aan de vader [kind 2] pijn had omdat er haren vast zaten in zijn piemel en dat [kind 1] van haar lies tot aan het begin van de vagina een blauwe plek had. Relevante context voor de schriftelijke aanwijzing was daarnaast ook de zorgen die al langere tijd bestaan over de seksuele ontwikkeling van [kind 1] . Hoewel de zorgen (nog) niet zijn geverifieerd, is dit voor de GI wel voldoende aanleiding om de omgangsmomenten niet volledig onbegeleid te laten plaatsvinden. De GI heeft naar voren gebracht dat zij intern alsnog een taxatiegesprek laten plaatsvinden ten aanzien van de geuite zorgen. De GI heeft overigens inmiddels op 9 januari 2024 een nieuwe schriftelijke aanwijzing gegeven. De vader mag de kinderen nu enkel nog zien onder begeleiding van [ naam organisatie 1] , omdat hij tijdens een omgangsmoment in november ook zijn stiefbroer aanwezig heeft laten zijn, terwijl deze stiefbroer in hun jeugd de vader seksueel heeft misbruikt. De GI heeft daarom meer zorgen over de vraag of de vader wel begrijpt hoe hij veiligheid moet creëren voor zijn kinderen en er moet eerst meer gewerkt worden aan de vaardigheden op dit punt van de vader.
4.3.
Door en namens de moeder is onder meer aangevoerd dat de schriftelijke aanwijzing vervallen moet worden verklaard omdat de GI geen schriftelijke aanwijzingen mag geven die het contact met (één van) de ouders beperkt. In dit verband heeft de raadsvrouw gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2321).

5.De beoordeling

5.1.
[kind 1] en [kind 2] zijn onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van 11 juni 2024 en de huidige termijn loopt tot 17 februari 2025.
5.2.
Vast staat dat de GI op 18 september 2024 een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven aan de moeder en de vader op grond van artikel 1:263 BW.
Deze schriftelijke aanwijzing houdt samengevat en voor zover ter beoordeling relevant in dat [kind 1] en [kind 2] één keer in de week op zondag van 11.00 uur tot 18.00 uur naar de vader toegaan en dat [ naam organisatie 1] op die momenten twee uur van de omgang begeleidt. De uren dat [ naam organisatie 1] niet aanwezig is, moet de vader ervoor zorgen dat iemand van zijn netwerk aanwezig is en dient hij van tevoren door te geven aan [ naam organisatie 1] wie dat zal zijn. Hij wordt geacht hiervoor zijn vader en partner, [naam 2] (zijnde diens schoonzus) of buurvrouw [naam 3] te benaderen. Tijdens dit gedeelte van de omgang mag de vader geen verzorgende taken oppakken. Als [ naam organisatie 1] er wel is, zal hij dit enkel doen in het zicht van [ naam organisatie 1] .
5.3.
De kinderrechter stelt vast dat het verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing tijdig is ingediend (overeenkomstig de termijn genoemd in artikel 1:263 lid 3 BW).
Het wettelijk kader
5.4.
In artikel 1:255 BW is bepaald onder welke voorwaarden een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld van een GI en in artikel 1:262 BW is aangegeven welke taak in dit verband op de GI rust. In artikel 1:263 BW is vervolgens bepaald dat de GI ter uitoefening van haar taak
schriftelijke aanwijzingenkan geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige (lid 1), welke aanwijzingen een beperking van het ouderlijk gezag opleveren (lid 2).
Op grond van artikel 1:264 BW kan een met het gezag belaste ouder de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. De kinderrechter kan de schriftelijke aanwijzing alsdan niet wijzigen of vervangen door een andere. Tegen de beslissing van de kinderrechter op een verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing op grond van artikel 1:263 BW staat geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in belang der wet.
5.5.
Artikel 1:265g, eerste lid, BW bepaalt vervolgens dat een kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van een ondertoezichtstelling
een verdeling van de zorg- en opvoedtaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgangkan vaststellen of wijzigen, voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Deze bepaling legt het initiatief tot het aan de kinderrechter voorleggen van een verzoek met betrekking tot contactbeperkende maatregelen bij de GI en niet bij de ouder, zoals het geval is bij een verzoek tot vervallenverklaring op grond van artikel 1:263 BW. Verder staan tegen een beslissing op de voet van artikel 1:265g BW hoger beroep en cassatie open, anders dan tegen beslissing op de voet van 1:264 BW.
5.6.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2321) en de daarin beantwoorde prejudiciële vragen volgt – voor zover hier van belang – het volgende (zie met name de rechtsoverwegingen 4.1.1 t/m 4.1.3 en bijhorende conclusie AG):
Mede in verband met de ruimere rechtsbescherming die artikel 1:265g BW de ouder (en de minderjarige) biedt ten opzichte van de artikelen 1:263 en 1:264 BW, geldt dat artikel 1:265g BW een bijzondere regel vormt ten opzichte van de regel van artikel 1:263 BW. Dit brengt mee dat de GI niet aan 1:263 BW de bevoegdheid kan ontlenen tot het geven van contactbeperkende aanwijzingen.
Buiten het geval van uithuisplaatsing (waarvoor artikel 1265f BW een bijzondere regeling bevat) dient de GI zich dus steeds op de voet van artikel 1:265g BW tot de kinderrechter te wenden wanneer zij voor de duur van de ondertoezichtstelling contactbeperkende maatregelen in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.
Bevoegdheid
5.7.
De kinderrechter stelt vast dat de schriftelijke aanwijzing van 18 september 2024 (verstrekkende) contactbeperkende werking heeft voor de omgang tussen de vader en [kind 1] en [kind 2] . De omgang is immers beperkt tot één dag in de week voor een aantal uren. Bovendien mag dit contact enkel plaatsvinden onder begeleiding en toezicht: deels onder begeleiding van [ naam organisatie 1] en deels in aanwezigheid van bij naam genoemde personen uit het netwerk van de vader. Ook wordt hij beperkt in de mogelijkheid tot het uitoefenen van verzorgende taken. Gezien het hiervoor besproken wettelijk kader en de betekenis van artikel 1:265g BW ten opzichte van artikel 1:263 BW, is de GI niet bevoegd een schriftelijke aanwijzing met deze inhoud te geven. In plaats van zelf een aanwijzing te geven die het contact op voornoemde wijze inperkt, dient de GI zich met een verzoek tot de kinderrechter te wenden als de GI tijdens de ondertoezichtstelling contactbeperkende maatregelen noodzakelijk acht.
Reeds om deze reden zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaren.
Overige opmerkingen
5.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kinderrechter niet toe aan de verdere beoordeling van de gegeven beweegredenen van de GI voor de schriftelijke aanwijzing van 18 september 2024. Beoordeling van de inmiddels nieuwe schriftelijke aanwijzing van de GI van 9 januari 2024 – waarin kort gezegd door de GI is aangegeven dat enkel nog contact van de kinderen met de vader onder begeleiding van [ naam organisatie 1] mag plaatsvinden – valt buiten het bestek van onderhavige procedure. Wel heeft de kinderrechter begrepen dat namens de vader inmiddels ook met betrekking tot die schriftelijke aanwijzing een verzoek vervallenverklaring is ingediend, welke op 11 februari 2025 gelijktijdig zal worden behandeld met het inmiddels door de GI ingediende verzoek tot verlenging van de OTS. De kinderrechter geeft de GI in overweging om met in achtneming van voornoemd wettelijk kader en voor zover zij onverkort contactbeperkende maatregelen in het belang van de kinderen acht, daarover een procedure als bedoeld in artikel 1:265g BW te volgen.
Meer in algemene zin acht de kinderrechter het tot slot van belang om op te merken dat juist bij het benoemen van risico’s op het vlak van mogelijk (seksueel) overschrijdend gedrag het voor alle in een procedure betrokkenen aankomt op zorgvuldige formulering, waarbij (voor zover mogelijk) goed onderscheid wordt gemaakt tussen (mogelijk niet te verifiëren of falsificeren) uitlatingen, (in meer of mindere mate) gestaafde vermoedens en eventueel vaststaande feiten.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 9 september 2024 vervallen;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J.C. Cremers, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Rutgers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!