ECLI:NL:RBGEL:2025:2904

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
AWB 25-1119
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor de bouw van een ziekenhuis in Doetinchem

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Het betreft een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een ziekenhuis aan de [locatie] in [plaats]. Verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen de verleende vergunning, verzoeken om een voorlopige voorziening omdat de vergunninghouder is gestart met de bouwwerkzaamheden. De voorzieningenrechter beoordeelt of er een spoedeisend belang is en of het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft.

De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekers een spoedeisend belang hebben, maar wijst het verzoek af. De voorzieningenrechter overweegt dat de vergunninghouder voldoende heeft gemotiveerd waarom de bouwhoogte is overschreden en dat er geen aanvraag is gedaan voor een helikopterplatform, wat de zorgen van verzoekers over het woon- en leefklimaat niet onderbouwt. Ook de zorgen over parkeervoorzieningen en ontsluiting worden door de voorzieningenrechter niet als voldoende reden gezien om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter benadrukt dat het belang van de vergunninghouder bij het voortzetten van de werkzaamheden zwaarder weegt dan het belang van verzoekers bij het beëindigen van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 25/1119

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats] ,
(gemachtigde: [naam gemachtigde 3] )
vergunninghouder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de bij besluit van 17 oktober 2024 verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een ziekenhuis aan de [locatie] in [plaats] . Verzoekers zijn het hier niet mee eens en hebben bezwaar gemaakt. Zij verzoeken daarom om een voorlopige voorziening en voeren daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Op 20 december 2023 heeft vergunninghouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een ziekenhuis aan de [locatie] in [plaats] ingediend. Dit betreft de eerste aanvraag waarin de basis voor de nieuwbouw wordt aangevraagd. Er zijn meer vergunningen nodig in het vervolgtraject om het totale ziekenhuis te kunnen bouwen en gebruiken.
2.1.
Bij besluit van 17 oktober 2024 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de volgende activiteiten:
  • bouwen, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
  • werk of werkzaamheden uitvoeren, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo;
  • monumenten Gemeentelijk of Provinciaal Verordening, op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo;
  • uitweg, op grond van artikel 2.2., eerste lid, onder e, van de Wabo;
  • kappen, op grond van artikel 2.2., eerste lid, onder g, van de Wabo;
  • reclame op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder h en i, van de Wabo.
De bouwvergunning is verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo.
2.2.
Verzoekers hebben hiertegen op 28 november 2024 bezwaar gemaakt. Op 4 maart 2025 heeft de hoorzitting bij de Commissie bezwaarschriften van de gemeente Doetinchem plaatsgevonden.
2.3.
Op 6 maart 2025 hebben verzoekers een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend omdat vergunninghouder is gestart met de bouwwerkzaamheden.
2.4.
Bij brief van 14 maart 2025 heeft het college aan verzoekers laten weten dat de termijn waarop op het bezwaarschrift moet zijn beslist, is verlengd met zes weken.
2.5.
Op 17 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter aan partijen medegedeeld dat er geen ordemaatregel zal worden getroffen.
2.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers met gemachtigde en de gemachtigde van het college alsmede [persoon A] en [persoon B] namens het college. Daarnaast hebben aan de zitting deelgenomen: de gemachtigde van vergunninghouder alsmede [persoon C] en [persoon D] namens vergunninghouder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
3. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
3.1.
Vergunninghouder weerspreekt de stelling van verzoekers dat zij een spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. Nu vergunninghouder is gestart met de bouw van het ziekenhuis en te kennen geeft de bouwwerkzaamheden voort te zetten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij het verzoek om een voorlopige voorziening.
Juridisch kader
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in
werking getreden. Als een aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Nu de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor 1 januari 2024 is
ingediend, is op de aanvraag de Wabo van toepassing.
4.1.
Op grond van artikel 2.1, aanhef en onder a en c, van de Wabo, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
4.2.
Op het perceel is het bestemmingsplan “Ziekenhuis 2017” van toepassing. Blijkens dit bestemmingsplan heeft het perceel de enkelbestemming “Maatschappelijk” en de dubbelbestemming “Waarde - Archeologische verwachting 3”. In het perceel ligt een bouwvlak, waarbinnen de maatvoering geldt voor een maximale bouwhoogte van 20 meter. Verder geldt de gebiedsaanduiding “Wetgevingszone - verwezenlijking in de naaste toekomst”.
Daarnaast zijn de “Parapluherziening parkeren 2018”, “Parapluherziening Externe veiligheid 2020” en “Parapluherziening Archeologie met waarde archeologie 4, 5 en 6”, van toepassing op het perceel.
4.3.
Uit artikel 3.1 van de planregels volgt dat de voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden bestemd zijn voor:
a. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend gericht op medische zorgverlening en daaraan gerelateerde nutsvoorzieningen, de omvang bedraagt maximaal 40.000 m2 b.v.o.;
b. aan zorg gerelateerde voorzieningen en aan zorg gerelateerde detailhandel en restauratieve voorzieningen; de omvang bedraagt maximaal 5.000 m2 b.v.o., waarvan maximaal 1.500 m2 b.v.o. voor aan zorg gerelateerde detailhandel en restauratieve voorzieningen;
c. water en groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen; ontsluitingswegen, mede ten behoeve van omliggende functies;
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.4.
In artikel 3.2.2 van de planregels zijn de regels voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken opgenomen. Zo is onder f van dit artikel bepaald dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maat aangegeven met de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)”.
4.5.
In artikel 3.4, onder b, van de planregels is bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, onder f, in die zin dat voor maximaal 15% van het b.v.o. van de gebouwen als bedoeld in artikel 3.1, onder a en b, de bouwhoogte maximaal 26 meter mag bedragen.
Hierbij geldt de voorwaarde dat deze hogere bouwhoogte aantoonbaar nodig is om een functiestapeling te realiseren die voor de logistiek binnen het ziekenhuis gewenst is. Hiermee wordt een extra bouwlaag mogelijk gemaakt welke terugliggend moet worden uitgevoerd.
Is er een reden voor het treffen van een voorlopige voorziening?
Bouwhoogte
5. Volgens verzoekers is onvoldoende gemotiveerd waarom aan de toepassingscriteria uit de afwijkingsmogelijkheid van artikel 3.4, onder b, van de planregels is voldaan.
6. De voorzieningenrechter overweegt dat in het bestreden besluit is gemotiveerd dat om logistieke redenen is gekozen voor de ligging van de verdiepingen en de technische ruimten daarboven. Deze technische ruimten zorgen voor de overschrijding van de bouwhoogte op het deel dat vier verdiepingen hoog is. Op zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat het ziekenhuis op de huidige locatie meerdere keren te maken heeft gehad met wateroverlast op de begane grond. Gelet op deze ervaring en mogelijke toekomstige problemen door klimaatverandering, is er voor gekozen is om de technische ruimten niet op de begane grond maar hogerop te plaatsen. Het college heeft vervolgens de afwijking van de bouwhoogte getoetst aan de bepalingen van het bestemmingsplan en deze afwijking goed gevonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat het om een beperkte afwijking die past binnen de bepalingen van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om op basis hiervan een voorlopige voorziening te treffen.
Helikopter platform
7. Verzoekers betogen dat op enkele tekeningen van het ziekenhuis een aanduiding van een helikopter platform is opgenomen. Dit helikopter platform is niet aangevraagd maar het lijkt er op dat het college hiervoor wel impliciet een vergunning heeft verleend. Dit heeft grote gevolgen voor het woon- en leefklimaat van verzoekers. Zij betwisten dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
8. Op zitting heeft vergunninghouder bevestigd, zoals dat ook tijdens de hoorzitting van de commissie bezwaarschriften aan de orde is geweest, dat er geen aanvraag is ingediend voor een helikopter platform en dat het ook niet de bedoeling is dat er een permanente landingsplaats komt. Het ziekenhuis moet de mogelijkheid hebben om zeer incidenteel een helikopter te laten landen en vergunninghouder heeft daarvoor op één van de tekeningen een plek naast het ziekenhuis ingetekend. Vergunninghouder heeft, om verdere onduidelijkheden te voorkomen, toegezegd het helikopter platform uit deze tekening te verwijderen en te vervangen voor een gewijzigde tekening. De voorzieningenrechter stelt vast dat de bezwaarschriftenprocedure zich bij uitstek leent om een dergelijke omissie te herstellen. Nu er geen permanente landingsplaats is beoogd en deze bovendien ook niet is vergund, ziet de voorzieningenrechter ook op dit punt geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Parkeren
9. Verzoekers vrezen voor ernstige parkeeroverlast als het ziekenhuis in gebruik genomen zal worden, temeer nu er nog veel onduidelijkheden zijn rondom het parkeren. Vergunninghouder heeft er namelijk voor gekozen om later een vergunning voor parkeervoorzieningen aan te vragen. Het college heeft in het bestreden besluit weliswaar een voorschrift voor parkeervoorzieningen opgenomen, maar dit voorschrift is rechtsonzeker en biedt verzoekers onvoldoende duidelijkheid.
10. Vast staat dat de parkeervoorzieningen geen onderdeel uitmaken van de vergunningaanvraag en evenmin van het bestreden besluit. De benodigde parkeervoorzieningen zullen op een later moment door vergunninghouder in een separate aanvraag worden aangevraagd. Het college heeft aanleiding gezien om in de voorliggende vergunning een voorwaarde ten aanzien van het parkeren op te nemen, namelijk het ziekenhuis kan niet eerder in gebruik worden genomen dan als aan de parkeernorm wordt voldaan. Ook op zitting heeft vergunninghouder verklaard dat het onbestaanbaar is dat het ziekenhuis in gebruik genomen gaat worden zonder te zorgen voor parkeervoorzieningen die voldoen aan de norm. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met het voorschrift voldoende verzekerd is dat het ziekenhuis niet in eerder gebruik kan worden genomen zonder dat de benodigde parkeervoorzieningen aanwezig zijn. Bovendien kan er niet aan worden voorbij gegaan dat, zoals ter zitting is aangegeven, de opening en in gebruik name van het ziekenhuis pas in de zomer van 2027 is gepland. Gelet op al het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Ontsluiting ziekenhuis
11. Verzoekers maken zich zorgen over de ontsluiting van het ziekenhuis op de openbare weg en de verkeersdruk die dat met zich brengt.
12. Vergunninghouder en het college hebben op zitting het belang van een goede ontsluiting op de openbare weg erkend. Er is regelmatig overleg met de Provincie Gelderland omdat de ontsluiting van het ziekenhuis onderdeel uitmaakt van een groter project aan de [weg] . De Provincie Gelderland, die de wegbeheerder is, is bezig met een definitief ontwerp van de herinrichting van de weg. Het zal enige tijd vergen voordat dit project is afgerond. Nu het ziekenhuis voorlopig nog niet in gebruik zal worden genomen, ziet de voorzieningenrechter in dit stadium evenmin aanleiding om vanwege die reden een voorlopige voorziening te treffen.
Landschappelijke inpassing
13. Verzoekers betogen dat de landschappelijke inpassing zoals voorgeschreven in het bestemmingsplan niet wordt gevolgd. Het college stelt dat dit op detailniveau mag afwijken maar negeert hiermee een dwingend geformuleerde bestemmingsplanregel. Deze voorwaardelijke verplichting ziet niet alleen op het gebruiken, maar ook op het realiseren. Het had op de weg van het college gelegen om dit nader te toetsen en niet alleen te verwijzen naar een nog volgende aanvraag voor een omgevingsvergunning.
14. De voorzieningenrechter begrijpt het belang van verzoekers bij een goede landschappelijke inpassing, met name daar waar verzoekers wonen. De landschappelijke inpassing komt echter pas veel later in het bouwproject aan bod. Bovendien gaat het om afwijkingen op detailniveau. De voorzieningenrechter ziet hierin geen reden om de bouw van het ziekenhuis nu stil te leggen.
Kappen bomen
15. Verzoekers betogen dat er weliswaar vergunning is verleend voor het kappen van bomen, maar dat een evident privaatrechtelijke belemmering hieraan in de weg staat.
16. Door het college en vergunninghouder is op zitting erkend dat boom 50 in eigendom is van verzoekers. Deze boom zal dan ook niet worden gekapt. Dit betekent dat er sprake is van een gebrek in het besluit maar dit kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de beslissing op bezwaar worden hersteld.
Belangenafweging
17. De voorzieningenrechter ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de betrokken belangen, geen reden voor schorsing van het bestreden besluit ten aanzien van de bouw van het ziekenhuis. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat het belang van vergunninghouder bij het voortzetten van de werkzaamheden zwaarder weegt dan het belang van verzoekers bij het beëindigen van deze werkzaamheden.
Verzoekers erkennen dat sinds het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Ziekenhuis 2017” de bouw van een ziekenhuis naast hun huis een gegeven is. Zij maken zich zorgen over hun woon- en leefomgeving. De voorzieningenrechter erkent dat het een ingrijpende verandering voor verzoekers en hun woon- en leefomgeving is en begrijpt dat zij eerst duidelijkheid wensen van het college en vergunninghouder over wat er wordt gebouwd en wat er komen gaat.
Tegenover het belang van verzoekers staat het belang van vergunninghouder en het college, namelijk een groot maatschappelijk belang om het ziekenhuis te realiseren en de nodige zorg in een deel van de regio te verzekeren. Het stilleggen van de werkzaamheden levert een aanzienlijke vertraging en aanmerkelijk hogere kosten op en betekent ook dat het huidige, verouderde, ziekenhuis langer open moet worden gehouden. Deze belangen van vergunninghouder en het college weegt de voorzieningenrechter zwaarder dan het belang van verzoekers bij meer duidelijkheid.

Conclusie en gevolgen

18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse-Hageman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).