ECLI:NL:RBGEL:2025:281

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
ARN 23_2554
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag op basis van persoonlijke omstandigheden en uitzicht op inkomensverbetering

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 21 januari 2025, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het college van burgemeester en wethouders van Wageningen de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. De eisers, een echtpaar, hebben een aanvraag ingediend op 8 augustus 2022, die door het college op 20 oktober 2022 werd afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 24 maart 2023. De rechtbank oordeelt dat eisers, ondanks hun langdurige lage inkomen, niet voldoen aan de voorwaarde van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. De rechtbank wijst erop dat de beoordeling van deze voorwaarde moet plaatsvinden op basis van de individuele omstandigheden van de eisers. De rechtbank stelt vast dat eiseres, die als schoonmaakster werkt, en eiser, die sinds 2011 niet meer werkt, niet voldoende hebben aangetoond dat eiser niet bekwaam is om te werken. De rechtbank concludeert dat de enkele omstandigheid dat eiser al meerdere jaren werkloos is, niet voldoende is om te concluderen dat er geen uitzicht is op inkomensverbetering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2554

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser, en

[eiseres],eiseres,
uit [plaats 1], samen: eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Wageningen, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag om in aanmerking te komen voor een individuele inkomenstoeslag.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 20 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 maart 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eisers om een individuele inkomenstoeslag heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiseres werkt sinds 12 augustus 2002 als schoonmaakster. Eiser heeft Biotechnologie gestudeerd aan de universiteit in [plaats 1] en werkt sinds (ongeveer) 2011 niet meer. Eisers hebben een eigen woning. Op 8 augustus 2022 hebben eisers een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een individuele inkomenstoeslag. Bij besluit van 20 oktober 2022 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 maart 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Mocht het college eisers aanvraag om individuele inkomenstoeslag afwijzen?
5. Eisers betogen dat het college ten onrechte aan hen geen individuele inkomenstoeslag heeft verleend. Eisers hebben al langdurig een laag inkomen en leven onder het sociaal minimumniveau en daarom hebben zij de individuele inkomenstoeslag hard nodig. Hoewel eiser een hogere opleiding heeft genoten, is hij inmiddels al langere tijd niet actief op de arbeidsmarkt. Eiser heeft veel gezondheidsproblemen (onder andere vanwege de leefomstandigheden onder het sociaal minimumniveau) waardoor zij meer zorgkosten hebben. Ook de corona- en energiecrisis en de hoge inflatie hebben hier aan meegeholpen. Eiser heeft geen geld voor een medisch onderzoek, maar dat betekent niet dat hij geen medische problemen heeft. Eisers gezondheidsproblemen beperken zijn mogelijkheden om een baan te vinden en om in dienst te worden genomen. Hij heeft vanaf 2016 tevergeefs meerdere keren een individuele inkomenstoeslag aangevraagd. Eiser heeft inmiddels nog steeds geen werk, de financiële situatie is niet veranderd en de gezondheidsproblemen worden erger. Eisers wijzen in dit verband nog op een website waaruit zou volgen dat uit onderzoek blijkt dat bijstandsgerechtigden vaak weinig perspectief hebben op betaald werk (per jaar vindt 1 op de 10 werk en na drie jaar is die kans geslonken tot minder dan 1 op de 20). Verder wijzen eisers nog op twee nieuwsartikelen van 2022 en 2023 in Trouw waaruit zou blijken dat volgens landelijke gegevens mensen in de bijstand ondanks hulp van gemeenten nog weinig aan het werk komen.
5.1.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) kan het college op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
In het tweede lid is bepaald dat tot de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval worden gerekend:
a. de krachten en bekwaamheden van de persoon en;
b. de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
5.2.
De individuele inkomenstoeslag is een tegemoetkoming voor diegenen die langdurig in de bijstand zitten (dan wel een inkomen hebben op of onder het bijstandsniveau) en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers langdurig een laag inkomen hebben. Alleen - zoals het college terecht heeft aangevoerd - is dat niet de enige voorwaarde waaraan eisers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de individuele inkomenstoeslag. Daarvoor moet, zoals in dit geding tussen partijen in geschil is, er ook sprake van zijn dat ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’ bestaat. De beoordeling of hier sprake van is, dient aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval plaats te vinden. [1]
5.3.
Het college hanteert bij deze beoordeling de ‘Verordening individuele inkomenstoeslag ([plaats 1] 2016)’ (hierna: de Verordening). Ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Verordening is de peildatum: de datum waarop een persoon de individuele inkomenstoeslag aanvraagt (in dit geval: 9 augustus 2022). Hierin is verder niet weergegeven hoe de vraag of er in een concreet geval uitzicht is op inkomensverbetering wordt beoordeeld. Het college heeft hierover verder ook geen beleidsregels vastgesteld.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn krachten en bekwaamheden, en de inspanningen die hij heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, op de peildatum niet voldoet aan de voorwaarde: ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’. Daarom mocht het college de aanvraag van eisers om individuele inkomenstoeslag afwijzen. Voorop staat dat eisers zijn gehuwd en daarom gezamenlijk moeten voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 van de Pw. Dat eiseres aan deze voorwaarde voldoet is dan ook niet voldoende. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt, ook niet in beroep, dat eiser niet bekwaam is om te werken. Eisers hebben namelijk geen stukken overgelegd (terwijl aan eisers meermaals de gelegenheid is geboden om dit te doen) waaruit volgt dat eiser vanwege gezondheidsredenen geen uitzicht heeft op inkomensverbetering. Het eerder overgelegde verwijzingsformulier van [instantie] (zonder datum, bij de brief van 7 oktober 2022 overgelegd), waaruit volgt dat eiser pijn heeft na een val van een maand geleden, is daartoe onvoldoende. Dat geldt ook voor het overgelegde stuk in bezwaar van de huisartsenpraktijk van 23 september 2022, waaruit volgt dat eiser een radioloog in het ziekenhuis in [plaats 2] heeft bezocht voor pijn in zijn rechter pols naar aanleiding van die val. Verder heeft eiser niet aangetoond welke inspanningen hij heeft verricht in de afgelopen jaren om tot een inkomensverbetering te komen. Het college stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat de enkele grond dat eiser al meerdere jaren werkloos is niet wil zeggen dat er geen uitzicht is op inkomensverbetering. Met de verwijzing naar de algemene stukken in beroep is ook niet aannemelijk gemaakt dat eiser geen uitzicht (meer) heeft op inkomensverbetering. De beroepsgrond slaagt niet.
5.5.
Zoals hiervoor is overwogen neemt de rechtbank aan dat eisers al langdurig over een laag inkomen beschikken. Het college heeft eisers in dat verband gewezen op hun mogelijkheid om (aanvullende) algemene bijstand aan te vragen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Zij krijgen hun griffierecht niet terug. Het verzoek van eisers om schadevergoeding (wettelijke rente) wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst af het verzoek om schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 3 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2008.