ECLI:NL:RBGEL:2025:2776

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
05/173930-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van een verkeersongeval

Op 21 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beginnend bestuurder die op 6 december 2023 betrokken was bij een verkeersongeval op de A2 bij Zaltbommel. De verdachte, die als bestuurder van een bedrijfsauto reed, heeft door onoplettendheid en vermoeidheid een aanrijding veroorzaakt met een vrachtwagen, waarbij zijn bijrijder, [Slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet aan de verkeersregels heeft gehouden, met name artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en dat hij niet de nodige voorzichtigheid heeft betracht. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 80 uur en een ontzegging van 10 maanden op, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het letsel van het slachtoffer. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke ontzegging werd ook toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een verkeersdelict.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/173930-24 en 96-003989-22 (tul)
Datum uitspraak : 21 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedag] 2003 in [Geboorteplaats] , wonende aan de [Adres] , [Postcode] [Woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. K.C.A. Ariëns, advocaat in Oss.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 december 2023 te Zaltbommel, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de A2 ter hoogte van hectometerpaal 103.0 rechter rijbaan, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij vermoeid was en/of
- terwijl de laagstaande zon het zicht belemmerde, althans in het gezicht van verdachte scheen, niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de A2) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- zonder tijdig te remmen, althans zonder tijdig (sterk) snelheid te verminderen, en/of uit te wijken is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem (uit) rijdend ander voertuig,
En aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waar door een ander (genaamd [Slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering n de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 december 2023 te Zaltbommel, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de A2 ter hoogte van hectometerpaal 103.0 rechter rijbaan,
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij vermoeid was en/of
terwijl de laagstaande zon het zicht belemmerde, althans in het gezicht van verdachte scheen,
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de A2) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- zonder tijdig te remmen, althans zonder tijdig (sterk) snelheid te verminderen, en/of uit te wijken is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem (uit) rijdend ander voertuig (vrachtauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 december 2023 te Zaltbommel, althans in Nederland als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A2 ter hoogte van hectometerpaal 103.0 rechter rijbaan, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem (uit) rijdend ander voertuig (vrachtauto).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 december 2023 heeft op de A2 bij Zaltbommel ter hoogte van hectometerpaal 103.0 op de rechter rijbaan in de richting van Den Bosch een ongeval plaatsgevonden. [2] Verdachte, die beginnend bestuurder is, reed in een bedrijfsauto over die weg en reed achterop een vrachtwagen. Daarna heeft de vrachtwagen een bakwagen geraakt, die aan het invoegen was op de invoegstrook. [3] De bijrijder van verdachte, [Slachtoffer] , heeft door het ongeval een gebroken dijbeen en een wond op zijn hoofd opgelopen. Er is een pen aangebracht in verband met de beenbreuk. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat verdachte een moment van onoplettendheid heeft gehad. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er, naast het knikkebollen van verdachte, geen aanwijzingen van gevaarlijk rijgedrag zijn en omdat de weersomstandigheden uitzonderlijk waren.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW 1994). Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van dit artikel komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval (zie het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:470). Het gedrag van verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Dit toetsingskader brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Verdachte heeft verklaard dat de zon weerkaatste op het wegdek en in zijn ogen scheen. Hij had een zonnebril op sterkte op en de zonneklep van de auto was naar beneden. Verdachte kon goed zien, maar hij vond het niet prettig. Verder is hij de dag voor het ongeluk ziek geweest, was hij daar nog niet helemaal van hersteld op 6 december 2023 en is hij kort voor het ongeluk gaan knikkebollen. Verdachte reed ongeveer rond de toegestane snelheid van 100 kilometer per uur; de bedrijfsauto stond ingesteld op cruise control. Voordat hij het wist, zat hij met zijn auto tegen de vrachtwagen aan. [5]
Gelet op vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte vermoeid was toen hij reed, dat hij is gaan knikkebollen, dat hij last had van de weerkaatsing van de zon op het wegdek, dat hij niet tijdig heeft geremd en dat hij tegen de vrachtwagen aan is gereden. Verdachte heeft ervoor gekozen als bestuurder met zijn bedrijfsauto te gaan rijden en te blijven rijden, terwijl hij vermoeid was en last had van de zon. Ook heeft hij zijn snelheid niet aangepast aan de omstandigheden. Dit deed hij als beginnend bestuurder, van wie mag worden verwacht dat hij zich extra voorzichtig opstelt in het verkeer. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte ter hoogte van een invoegstrook reed en dan wordt van een bestuurder verwacht dat hij extra oplettend is en zijn snelheid zo nodig aanpast om invoegend verkeer de ruimte te geven.
Gelet op de hiervoor genoemde verkeersfouten en het geheel van de gedragingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat verdachte zich hiermee in een situatie heeft gebracht waar een ongeval, zoals dat heeft plaatsgevonden, niet onvoorzienbaar was.
Ruim een jaar na het ongeluk is het slachtoffer nog niet helemaal hersteld en blijft hij last houden van zijn heup, bovenbeen en knie. Hij kan nog niet veel tillen en bekeken wordt of hij nog een keer geopereerd moet worden. [6] Gezien de aard van het letsel en de duur van het herstel is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorafgaand aan het ongeval niet de bij de omstandigheden passende voorzichtigheid heeft betracht en derhalve verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld en dat daardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan [Slachtoffer] . De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 december 2023 te Zaltbommel,
in elk geval in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de A2 ter hoogte van hectometerpaal 103.0 rechter rijbaan,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en
/of
- terwijl hij vermoeid was en
/of
- terwijl de laagstaande zon het zicht belemmerde, althans in het gezicht van verdachte scheen, niet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte
(n)van die weg
(de A2
)en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/ofde
(verkeers
)situatie ter plaatse en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
- zonder tijdig te remmen
, althans zonder tijdig (sterk) snelheid te verminderen, en/of uit te wijken is gebotst tegen,
althans in aanrijding gekomen met,een voor hem
(uit)rijdend ander voertuig,
Een aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waar door een ander
(genaamd [Slachtoffer]
)zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering n de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 120 uur taakstraf en 6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat vanwege de persoonlijke omstandigheden en het schuldbewustzijn van verdachte geen onvoorwaardelijke rijontzegging dient te worden opgelegd, maar een geldboete.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft als beginnend bestuurder een verkeersongeval veroorzaakt, terwijl hij vermoeid was en last had van de weerkaatsing van het zonlicht. Het slachtoffer heeft hierdoor ernstig letsel aan zijn been opgelopen. De verdachte heeft door aldus te handelen zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd en heeft daarmee de verkeersveiligheid voor andere verkeersdeelnemers, waaronder de bijrijder, in gevaar gebracht. De omstandigheden hadden verdachte moeten aansporen tot meer voorzichtigheid en oplettendheid dan hij uiteindelijk heeft getoond.
Het verkeersongeval heeft grote gevolgen gehad voor het slachtoffer, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Het slachtoffer kan niet veel tillen en als hij dat wel doet, voelt het alsof er iemand met een mes in zijn knie loopt te steken. Verder heeft het slachtoffer slaapproblemen, gaat hij naar een psycholoog en is hij bezig met EMDR-therapie.
De rechtbank weegt ook mee dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder is veroordeeld voor verkeersovertredingen en dat hij een gewaarschuwd mens was.
Bij het bepalen van de duur en modaliteit van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De LOVS-oriëntatiepunten gaan bij het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en aanmerkelijke schuld uit van 120 uur taakstraf en 6 maanden ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden passend en geboden. Gelet op de jeugdige leeftijd en de justitiële documentatie van verdachte, zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De rechtbank legt deze voorwaardelijke straf op als waarschuwing. Aangezien de rechtbank in totaal een langere ontzegging van de rijbevoegdheid oplegt dan 6 maanden, zal de rechtbank een lagere taakstraf opleggen dan is genoemd in de LOVS-oriëntatiepunten. Alles overwegende, legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 80 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren op.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 96-003989-22)

De politierechter van de Rechtbank Oost-Brabant heeft verdachte op 13 januari 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat het een feit uit 2021 betreft en de uitspraak en dus ook de ingangsdatum van de proeftijd lang op zich heeft laten wachten.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, dat wederom een verkeersfeit betreft. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 (tien) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, te weten 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 13 januari 2023 door de kantonrechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden (parketnummer 96-003989-22).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. A. de Gooijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [Verbalisant] en [Verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023562616, gesloten op 3 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, p. 34, het proces-verbaal van verhoor van getuige, p. 36, het schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel van de RDW-gegevens van verdachte, p. 48 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2025.
4.Het schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring, p. 42 en het schriftelijk bescheid, te weten een brief van [Arts] werkzaam als arts bij UMC Utrecht, p. 45.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2025.
6.Het schriftelijk bescheid, te weten de schriftelijke slachtofferverklaring van [Slachtoffer] .