ECLI:NL:RBGEL:2025:2769

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
C/05/436951 / FA RK 24-1917
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring geregistreerd partnerschap wegens wilsonbekwaamheid van vader

In deze zaak hebben de verzoekers, de zonen van de vader, verzocht om het geregistreerde partnerschap tussen hun vader en de verweerster nietig te verklaren. Zij stellen dat hun vader ten tijde van het aangaan van het partnerschap niet in staat was zijn wil te bepalen en de gevolgen van zijn keuzes te overzien. De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen, omdat uit de overgelegde verklaring van de specialist ouderengeneeskunde niet blijkt dat de vader ten tijde van het aangaan van het partnerschap een delier had en daardoor niet in staat was zijn wil te bepalen. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de ambtenaar van de burgerlijke stand betrouwbaar is en dat de vader op het moment van de registratie helder van geest was. De rechtbank concludeert dat de beslissing van de vader om het partnerschap aan te gaan geen impulsieve beslissing was, maar een bestendiging van een jarenlange wens om de verweerster verzorgd achter te laten. De verzoekers hebben onvoldoende bewijs geleverd voor hun stelling van wilsonbekwaamheid, en de rechtbank wijst hun verzoeken af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/436951 / FA RK 24-1917
Datum uitspraak: 1 april 2025
beschikking verzoek tot nietigverklaring geregistreerd partnerschap
in de zaak van
[naam verzoeker 1](hierna: [verzoeker 1] ),
wonende te [woonplaats] ,
en
[naam verzoeker 2](hierna: [verzoeker 2] ),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] worden hierna samen ‘verzoekers’ genoemd,
zij worden bijgestaan door advocaten mr. N.M.A. Deckers en mr. C. Hokken te Eindhoven,
tegen
[naam verweerster](hierna: verweerster),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.J. Germs te Nijmegen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 30 mei 2024;
  • het F9-formulier van verzoekers van 5 juli 2024;
  • het F9-formulier van verzoekers van 2 augustus 2024;
  • het verweerschrift, ingekomen bij de griffie op 17 september 2024;
  • het F9-formulier van verzoekers van 29 november 2024 met aanvullende producties;
  • het F9-formulier van verweerster van 2 december 2024 met aanvullende producties;
  • het F9-formulier van verweerster van 3 februari 2025 met aanvullende producties.
1.2.
Tijdens de meervoudige besloten mondelinge behandeling van 14 februari 2025 zijn gehoord:
  • verzoekers, bijgestaan door hun advocaten;
  • verweerster, bijgestaan door haar advocaat.
Mr. Germs heeft tijdens de mondelinge behandeling spreekaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn geboren uit het huwelijk van [naam] (hierna: moeder) en [naam] (hierna: vader).
2.2.
Moeder is op 31 juli 2008 overleden.
2.3.
Op 30 oktober 2012 hebben vader en verweerster een samenlevingsovereenkomst gesloten.
2.4.
Vader heeft op 14 juli 2017 bij testament verweerster benoemd tot zijn enig erfgenaam en executeur.
2.5.
Op 25 maart 2022 heeft vader een notarieel levenstestament opgemaakt, waarbij hij verweerster ter zake zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen een algemene, notariële volmacht heeft verleend.
2.6.
Op 25 december 2022 is vader opgenomen in het ziekenhuis vanwege letsel door een val.
2.7.
Op 6 januari 2023 zijn vader en verweerster in het ziekenhuis een geregistreerd partnerschap aangegaan, nadat door het openbaar ministerie vrijstelling is verleend van de voorgeschreven wachttijd.
2.8.
Op 11 januari 2023 is vader ontslagen uit het ziekenhuis, waarna hij thuis op
14 januari 2023 is overleden.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoekers verzoeken, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat:
I. het op 6 januari 2023 gesloten geregistreerde partnerschap tussen vader en
verweerster nietig te verklaren, althans een bepaling op te nemen met gelijke
strekking;
II. te verklaren dat verweerster ten aanzien van het geregistreerd partnerschap te
kwader trouw, althans niet te goeder trouw heeft gehandeld, zodat de
nietigheid terugwerkt tot het moment van aangaan van het geregistreerd
partnerschap, althans een bepaling op te nemen van gelijke strekking;
III. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [gemeente] te
gelasten om de beschikking in te schrijven in de registers van de burgerlijke
stand en toe te voegen aan de akte van partnerschapsregistratie, althans
een bepaling op te nemen van gelijke strekking;
IV. verweerster te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de
nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van de
beschikking, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen
de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over
de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Verweerster voert verweer en verzoekt om niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de verzoeken onder veroordeling van verzoekers in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de beschikking.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
Deze rechtbank is bevoegd omdat één van verzoekers en verweerster binnen het rechtsgebied van de rechtbank Gelderland wonen.
Wettelijk kader
4.2.
Artikel 1:80a lid 5 en 6 BW bepaalt dat de vereisten voor het aangaan van een huwelijk en het nietig verklaren van een huwelijk ook gelden bij het aangaan en nietig verklaren van een geregistreerd partnerschap. Artikel 1:32 BW bepaalt dat een huwelijk (en dus ook een geregistreerd partnerschap) niet mag worden aangegaan als de geestesvermogens van een partij (tijdelijk) zodanig zijn verstoord, dat deze niet in staat is om zijn wil te bepalen, of om de betekenis van zijn verklaring te begrijpen.
4.3.
Op grond van artikel 1:69 lid BW kan worden verzocht om de nietigverklaring van een huwelijk (en dus ook geregistreerd partnerschap), indien de partners niet aan de vereisten voldeden om het huwelijk te kunnen aangaan. De nietigverklaring kan worden verzocht door de bloedverwanten in de verticale (opgaande en neerdalende) lijn van een der echtgenoten of geregistreerd partners.
4.4.
Artikel 1:77 lid 1 BW bepaalt dat de nietigverklaring terugwerkt tot het moment van het aangaan van het geregistreerd partnerschap, tenzij de partner te goeder trouw was (lid 2).
De inhoudelijke beoordeling
Uitgangspunt
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat iemand die handelingsbekwaam is, geacht moet worden zijn belangen te kunnen behartigen. Verder geldt als uitgangspunt dat een partnerschap, dat conform de wettelijke vereisten is aangegaan, moet worden geacht rechtsgeldig tot stand te zijn gekomen.
4.6.
Om de conclusie van wilsonbekwaamheid voor het geregistreerd partnerschap te kunnen trekken, moet gesteld en voldoende onderbouwd worden dat vader op de dag van de registratie van het partnerschap niet voldoende in staat was zijn wil te bepalen en de betekenis van het partnerschap te begrijpen. Gezien de ingrijpende implicaties van de beslissing dat sprake is van wilsonbekwaamheid voor de partnerschapsregistratie, worden aan deze stelplicht volgens vaste rechtspraak hoge eisen gesteld. [1]
Gesteldheid vader
4.7.
Verzoekers stellen dat vader ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap als gevolg van zijn lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring en de gevolgen daarvan te begrijpen en te overzien. Volgens verzoekers was vader slecht aanspreekbaar, verward en niet meer in staat om zelf zijn handtekening onder de partnerschapsakte te zetten. Ook was bij vader al zestig jaar lang sprake van alcoholmisbruik, wat een negatief effect had op het functioneren van zijn hersenen. Omdat verweerster gemotiveerd heeft betwist dat vader wilsonbekwaam was, ligt het op de weg van verzoekers om met concrete feiten te onderbouwen dat vader niet in staat was zijn wil te bepalen ten aanzien van het partnerschap. [2]
4.8.
Ter onderbouwing van hun standpunt hebben verzoekers een verklaring overgelegd van specialist ouderengeneeskunde, de heer [naam specialist] (hierna: [naam specialist] ). [naam specialist] heeft op basis van een deel van het medisch dossier van vader achteraf geconcludeerd dat vader op
6 januari 2023 door vastgestelde cognitieve stoornissen in de vorm van een delier volgens de geldende professionele richtlijnen niet voldoende in staat moet worden geacht zijn zaken en belangen naar behoren te behartigen. Daaruit volgt dat vader op 6 januari 2023, en de omliggende periode waarin het delier tevens aanwezig was, wilsonbekwaam zou zijn geweest omtrent het aangaan van een geregistreerd partnerschap, aldus [naam specialist] .
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaring van [naam specialist] onvoldoende dat vader ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap een delier had én dat hij hierdoor niet meer in staat was zijn wil te bepalen ten aanzien van het geregistreerd partnerschap. Immers, zelfs als sprake zou zijn geweest van een delier dan is de ernst van dat delier niet objectief vastgesteld. Ook betekent dit niet dat vader hierdoor per definitie niet in staat was zijn wil te bepalen, meer in het bijzonder ten aanzien van de partnerschapsregistratie. Dit hangt immers af van de aard en de ernst van de klachten, die kunnen fluctueren en tijdsgebonden zijn. Ook hangt het af van de beoordeling ter zake. Dit houdt in dat de wilsbekwaamheid voor iedere beslissing apart dient te worden beoordeeld. Uit het ziekenhuisverslag blijkt dat vader in de dagen vóór 6 januari 2023 helder en adequaat van geest was. Het behandelende medische personeel heeft geregistreerd dat vader op
6 januari 2023 rond het middaguur delierachtige klachten had. Onduidelijk is wat deze klachten waren en wat de ernst van deze klachten was. Kennelijk waren deze klachten echter niet van zodanige aard dat de ambtenaar van de burgerlijke stand of (een van) de zes getuigen aanleiding zagen om in te grijpen. Weliswaar heeft een van de getuigen verklaard dat vader niet in staat was om zelf de partnerschapsakte te ondertekenen, maar deze verklaring wordt weersproken door de verklaring van de ambtenaar van de burgerlijke stand die stelt dat vader zelf de akte heeft ondertekend.
4.10.
Verder hebben verzoekers een foto overgelegd van vader en verweerster, die kennelijk vlak na de ceremonie is genomen. Op de foto ligt vader in bed met (half)gesloten ogen en heeft hij een zuurstofslangetje in zijn neus. Voor het bed staat verweerster met in haar handen de partnerschapsakte. Volgens verzoekers zegt deze foto meer dan duizend woorden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze foto niet dat vader wilsonbekwaam was. Weliswaar oogt vader vermoeid, maar de onbetwiste fysieke achteruitgang van vader in zijn laatste dagen zegt niets over zijn wilsbekwaamheid ten aanzien van de partnerschapsregistratie.
4.11.
Tot slot trekken verzoekers de verklaring van de ambtenaar van de burgerlijke stand in twijfel, omdat hij spreekt over een huwelijk terwijl sprake was van een geregistreerd partnerschap. Naar het oordeel van de rechtbank maakt deze verkeerde benaming in de verklaring niet dat daardoor de verklaring niet meer betrouwbaar is. Een huwelijk of een geregistreerd partnerschap verschillen in de praktijk nauwelijks en worden vaker verwisseld. Ook verder is niet gebleken dat deze verklaring niet betrouwbaar zou zijn. Uit de verklaring van de ambtenaar blijkt dat hij vader op 4 en 6 januari 2023 heeft gesproken, waarbij hij op de hoogte was van de (medische) spoed voor het partnerschap. De ambtenaar heeft verklaard dat voor hem duidelijk was dat vader niet wilsonbekwaam was, waardoor er voor de ambtenaar geen belemmering was om ‘het koppel in de echt te verbinden’. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van de wilsbekwaamheid door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Bovendien hecht de rechtbank meer waarde aan deze verklaring dan aan de verklaring van [naam specialist] , omdat de ambtenaar – in tegenstelling tot [naam specialist] – vader op 6 januari 2023 zelf gezien en gesproken heeft.
Bestendige wens
4.12.
Verder betrekt de rechtbank bij haar beoordeling het zogeheten proportionaliteitsvereiste: naarmate een beslissing belangrijker is, moeten hogere eisen aan de beslisvaardigheid worden gesteld.
4.13.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de beslissing om een geregistreerd partnerschap aan te gaan met verweerster geen impulsieve beslissing was maar een bestendiging van een reeds jarenlange door vader geuite wens om verweerster verzorgd achter te laten. Hierbij doet niet ter zake of de relatie tussen vader en verweerster louter vriendschappelijk was, zoals verzoekers stellen, of dat sprake was van een affectieve relatie. Immers, voor het aangaan van een geregistreerd partnerschap is niet vereist dat sprake is van een (monogame) liefdesrelatie.
4.14.
Dat vader de wens had om verweerster verzorgd achter te laten, is door verzoekers niet betwist. Verzoekers vragen zich echter af of hij wel een goede beslissing kon nemen gezien zijn jarenlange alcoholgebruik. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij, omdat verzoekers deze stelling onvoldoende hebben onderbouwd. Uit het dossier blijkt dat vader en verweerster eerder, namelijk in 2012, een samenlevingscontract hebben gesloten. Ook heeft vader verweerster in 2017 in zijn testament tot enig erfgenaam en executeur benoemd en wordt in dat testament al gesproken over het geregistreerd partnerschap. Op 3 januari 2023 heeft vader tegenover het ziekenhuispersoneel de wens geuit om een geregistreerd partnerschap met verweerster te gaan. Tussen partijen staat niet ter discussie dat vader op dat moment helder van geest was, hetgeen ook wordt bevestigd in de verslaglegging van het ziekenhuis. Vervolgens hebben vader en verweerster deze wens in werking gezet via een spoedprocedure. Op 4 januari 2023 heeft vader met de ambtenaar van de burgerlijke stand gesproken. Uit dat gesprek bleek dat vader nog steeds graag wilde trouwen met zijn partner, aldus de verklaring van de ambtenaar. Ook de chirurg van het ziekenhuis bevestigt in zijn brief van 4 januari 2023 dat het gezien de acute (zeer urgente) verslechtering in de gezondheidstoestand van vader zijn wens was om zijn partner als zijnde te registreren.
4.15.
De beslissing van vader op 6 januari 2023 was, gelet op deze context, het onbetwiste feit dat vader al jarenlang geen contact meer had met zijn kinderen (verzoekers) en de bestendige wens had om verweerster verzorgd achter te laten, niet zo ingrijpend en complex. Bovendien heeft vader ook naderhand in lijn met deze bestendige lijn verklaard. Immers, uit de verklaring van de huisartsen van vader blijkt dat vader na thuiskomst uit het ziekenhuis heeft verklaard dat het gesloten partnerschap in overeenstemming was met zijn wens. Volgens de huisartsen was vader in zijn laatste dagen weliswaar sterk verzwakt, vermoeid, soms verward en had hij pijn, maar was hij altijd eenduidig en duidelijk in zijn wensen.
Conclusie
4.16.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verzoekers hun stelling dat vader ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap wilsonbekwaam was, onvoldoende hebben onderbouwd. De rechtbank wijst de verzoeken van verzoekers op dit punt af. Daarom komt de rechtbank ook niet toe aan de beoordeling van de vraag of verweerster te kwader trouw was ten aanzien van de gestelde wilsonbekwaamheid. Ook komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering op grond van artikel 150 Rv. Daarom passeert de rechtbank het bewijsaanbod van verzoekers, nog daargelaten dat beide voorgedragen getuigen al een verklaring hebben afgelegd die door verzoekers is overgelegd.
De proceskosten
4.17.
Verzoekers en verweerster hebben beiden verzocht de ander in de kosten van de procedure te veroordelen. De rechtbank ziet daartoe vanwege de achtergrond van het geschil in beide gevallen onvoldoende aanleiding. De kosten zullen op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de verzoeken van verzoekers af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Krijnen, voorzitter, en mr. dr. E.L. de Jongh en
mr. M.A.M. Kools-de Vries , rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

2.Artikel 150 Rv.