ECLI:NL:RBGEL:2025:2399

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
443714
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van statutair bestuurder met bewijsopdracht aan werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 maart 2025 een tussenbeschikking gegeven in een geschil tussen [verzoekende partij] en [verwerende partij] over een ontslag op staande voet. [verzoekende partij] was statutair bestuurder en in dienst bij [verwerende partij]. Het ontslag vond plaats na een handgemeen op de werkvloer op 26 juli 2024, waarbij [verzoekende partij] zich ziek meldde. [verwerende partij] stelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was vanwege de dringende reden van de fysieke aanval door [verzoekende partij]. De rechtbank heeft de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet beoordeeld en [verwerende partij] in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren dat [verzoekende partij] de aanval heeft gepleegd. De rechtbank heeft ook de verzoeken van [verzoekende partij] tot vernietiging van het ontslag en ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst op 26 juli 2024 was geëindigd. De zaak betreft ook vorderingen van [verzoekende partij] voor transitievergoeding, billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding, die eveneens zijn afgewezen. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden en partijen in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: C/05/443714 / HA RK 24-166
Beschikking van 28 maart 2025
in de zaak van
[verzoekende partij],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij in het verzoek,
verwerende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekende partij] ,
advocaat: mr. S. Yadegari,
tegen
[verwerende partij],
te [woonplaats] ,
verwerende partij in het verzoek,
verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna te noemen: [verwerende partij]
advocaat: mr. T.T. Robijn.

1.De procedure

1.1.
Deze zaak is bij beschikking van 7 november 2024 (zaaknummer
11303164 \ HA VERZ 24-72) door de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Zutphen, verwezen naar de kamer voor handelszaken van deze rechtbank, locatie Arnhem.
In deze beschikking is het verloop van de procedure tot die beschikking als volgt weergegeven:
- het op 13 september 2024 ter griffie ontvangen verzoekschrift van [verzoekende partij] ,
- het verweerschrift van [verwerende partij] , met daarin een (deels voorwaardelijk) tegenverzoek,
- het verweerschrift van [verzoekende partij] ,
- de door [verwerende partij] nagezonden productie 7,
- de akte houdende wijziging van eis van [verwerende partij] ,
- de mondelinge behandeling van 17 oktober 2024, bij welke gelegenheid door de gemachtigden spreekaantekeningen zijn voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen verder ter zitting is besproken.
1.2.
Vervolgens is door de kantonrechter bepaald dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Deze heeft plaatsgevonden op 31 januari 2025.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.
2. De feiten
2.1.
In november 2019 is [verzoekende partij] , geboren op [datum] , in dienst getreden bij de door [naam 1] gedreven eenmanszaak [verwerende partij] , in de functie van “bedrijfsleidster en activiteit begeleidster”.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
(...)
5. Salaris en vakantietoeslag
5.1
Het salaris van Werknemer bij indiensttreding bedraagt Euro 2276,56 bruto per mand exclusief vakantietoeslag. Werkgever zal het salaris steeds aan het eind van elke maand met inachtneming van de wettelijk verplichte inhoudingen aan Werknemer uit te betalen.
5.2
Jaarlijks zal in de maand mei de vakantietoeslag worden uitbetaald gelijk aan de wettelijke minimumpercentage, bij het aangaan van deze arbeidsovereenkomst bepaald op 8% van het bruto jaarsalaris.
5.3
Werknemer heeft recht op een eindejaarsuitkering, jaarlijks te betalen in de maand December.

6.Overwerk

6.1
Werknemer wordt geacht overwerk te verrichten indien een goede invulling van zijn functie zulks noodzakelijk maakt. Werknemer is voorts verplicht om binnen redelijke grenzen op verzoek van Werkgever overwerk te verrichten.
6.2
Vergoeding van overwerk vind plaats in de vorm van extra vrij uren.

7.Vakantiedagen

7.1
Werknemer heeft recht op 112 uur wettelijke vakantiedagen per kalenderjaar (4x gemiddeld aantal uren per week) of een pro-ratagedeelte daarvan indien deze arbeidsovereenkomst niet een geheel kalenderjaar heeft bestaan.
7.2.
Vakantiedagen dienen in overleg met Werkgever te worden opgenomen. Vakantiedagen dienen te worden opgenomen in het jaar waarin zij zijn opgebouwd. Werknemer dient per jaar tenminste 56 uur vakantiedagen aaneengesloten op te nemen.
(…)
8. Reis- en onkosten
8.1
Voor woon-/werkverkeer ontvangt Werknemer geen reiskosten.
8.2
Werknemer heeft recht op vergoeding door Werkgever van door haar te maken zakelijke onkosten, voor zover deze kosten redelijkerwijs voor een goede vervulling van de dienstbetrekking noodzakelijk zijn gemaakt en door Werkgever vooraf zijn goedgekeurd. Vergoeding vindt plaats op basis van maandelijks door Werknemer bij Werkgever in te dienen declaraties die zijn voorzien van deugdelijke bewijsstukken.
8.3
Werknemer heeft recht op een vergoeding van Euro 0,19 per kilometer bij de door haar extra te maken kilometers buiten de stad Zwolle.
Dit alleen, mits door Werkgever vooraf te zijn goedgekeurd.
(…)
13. Geheimhouding
13.1
Werknemer zal geheimhouding betrachten met betrekking tot alle bijzonderheden betreffende de onderneming van Werkgever en daarmee gelieerde ondernemingen, waarvan Werknemer geacht kan worden te beseffen dat die gegevens van vertrouwelijke aard zijn.
13.2
Het is de Werknemer verboden, hetzij gedurende de dienstbetrekking, hetzij na beëindiging daarvan, op enigerlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm dan ook en in welke voege dan ook, uitingen op sociale media daar uitdrukkelijk onder begrepen, enige mededeling te doen van of aangaande enige gegevens van de onderneming van Werkgever en daarmee gelieerde ondernemingen betreffende.
13.3
Werknemer is verplicht vooraf schriftelijke toestemming van Werkgever te vragen en te verkrijgen voor publicaties in woord of geschrift, die de belangen van Werkgever op enigerlei wijze kunnen raken.
13.4
Bedrijfseigendommen, alsmede alle correspondentie, aantekeningen, geautomatiseerde bestanden etc., betrekking hebbende op de bedrijfsaangelegenheden moeten op eerste verzoek van Werkgever, doch in elk geval bij het einde van de dienstbetrekking, uiterlijk op de laatste dag van het dienstverband, onverwijld door Werknemer bij Werkgever worden ingeleverd.
13.5
Overtreding door Werknemer genoemd onder punt 13 kan voor Werkgever aanleiding vormen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, al dan niet op grond van een dringende reden tot ontslag op staande voet.
(…)
15. Concurrentie/relatie/ronselbeding
15.1
Het is Werknemer tijdens de arbeidsovereenkomst verboden om zonder schriftelijke toestemming van Werkgever, binnen Nederland/binnen een straat van 25 kilometer van de standplaats van Werkgever, direct noch indirect, noch voor zichzelf, noch voor derden, in enigerlei vorm werkzaamheden of betrokken te zijn in of bij enige onderneming met activiteiten die gelijk, gelijksoortig, aanverwant of op enig andere wijze concurrerend zijn aan of met de activiteiten van Werkgever of die van met Werkgever gelieerde ondernemingen, hieronder onder meer begrepen het financieel of op andere wijze deelnemen aan en/of het hebben van directe of indirecte zeggenschap over een dergelijke onderneming.
15.2
Mocht de arbeidsovereenkomst korter dan zes maanden hebben geduurd, dan zal de duur van het concurrentiebeding tenminste zes maanden zijn en indien de arbeidsovereenkomst langer dan zes maanden heeft geduurd, zal de duur gelijk zijn aan de duur van de arbeidsovereenkomst met een maximum van 12 maanden.
15.3
Werknemer verbindt zich gedurende 1 jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst zich ervan te zullen onthouden contacten te (doen) leggen en/of te (doen) onderhouden, zowel direct als indirect, zowel voor zichzelf als voor derden, met klanten (bedrijven, ondernemingen en/of instellingen in wier opdracht; al dan niet direct, Werkgever gedurende de laatste twaalf maanden van het dienstverband met Werknemer werkzaamheden heeft verricht) of andere relaties van Werkgever en de haar gelieerde ondernemingen, een en ander voor zover met als doel om daarmee commerciële relaties te onderhouden of aan te gaan.
15.4
Bij overtreding van het in punt 15 benoemde is Werknemer een direct opeisbare boete ten gunste van Werkgever verschuldigd van Euro 5.000,-- per overtreding, vermeerderd met Euro 1.000,-- voor iedere dag waarop zodanige overtreding voortduurt, zonder dat enige schade over verlies behoeft te worden aangetoond en onverminderd het recht van werkgever om volledige schadevergoeding te vorderen.
(...)
2.3.
Bij akte van 9 maart 2023 is [verwerende partij] opgericht. [verzoekende partij] is tot statutair bestuurder benoemd. [naam 1] (oprichter en enig aandeelhouder van de besloten vennootschap) heeft de hiervoor onder 2.1 vermelde eenmanszaak ingebracht. [verzoekende partij] en [naam 1] zijn schoonzussen van elkaar.
2.4.
Op 26 juli 2024 heeft zich op de werkvloer een handgemeen voorgedaan tussen [verzoekende partij] en [naam 1] .
2.5.
Bij e-mailbericht van 26 juli 2024 om 10.22 uur heeft [verzoekende partij] [verwerende partij] als volgt bericht:
(...)
Ik wil me ziek melden.
Ik heb al een paar maanden last van carpaal tunnelsyndroom en een tennisarm. Word binnenkort ook eraan geopereerd.
(...)
Het antwoord daarop van [verwerende partij] (verstuurd om 10.39 uur) luidt als volgt:
(...)
Dit is niet de reden want je hebt me geslagen en bent vreselijk tekeer gegaan waar op ik jou op staande voet heb ontslagen dus de ziektewet zal niet lukken
(...)
2.6.
Bij e-mailbericht van 28 juli 2024 heeft [verwerende partij] aan [verzoekende partij] geschreven:
(…)
Hierbij bevestigen ik dat ik u op 26-07-2024 om 10:03 op staande voet heb ontslagen.
De redenen voor dit ontslag zijn, zoals ik u ook op 26-07-2024 om 10:03 hebben meegedeeld
Het conflict die wij samen kregen die zo erg uit de hand liep dat jij mij fysiek hebt aangevallen.
Daar heb ik ook zichtbare en pijnlijke verwondingen van opgelopen.
(...)
Wij zullen per 27-07-2024 een correcte eindafrekening opstellen van het salaris, vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen.
(...)
Hierbij maken wij aanspraak op de door u aan ons verschuldigde gefixeerde schadevergoeding. Wij zullen dit bedrag € 4815,15 inhouden bij de nog op te stellen eindafrekening.
(...)
Ook wil ik u er op wijzen dat u in uw contract tevens hebt getekend voor zwijgplicht en u dit niet hebt nageleefd. Gezien u gelijk een personeelslid heb gebeld en het hebt besproken met een cliënt er bij. (...)
3. Het verzoek en het verweer
3.1.
[verzoekende partij] verzoekt om bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen,
ii. de arbeidsovereenkomst te ontbinden per datum uitspraak,
iii. [verwerende partij] te veroordelen tot (door)betaling van:
a. € 8.436,28 aan transitievergoeding,
b. € 134.362,00 aan billijke vergoeding,
c. € 11.113,52 aan gefixeerde schadevergoeding,
d. € 8.177,10 aan niet genoten salaris, vermeerderd met emolumenten over de periode september 2022 tot juli 2023,
e. het maandelijks salaris inclusief emolumenten vanaf de datum van het ontslag tot op de dag van beëindiging van de arbeidsovereenkomst alsmede de opgebouwde 288,37 plus/vakantieuren,
f. de wettelijke verhoging over de bedragen onder d. en e., te rekenen vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van de algehele voldoening,
g. de wettelijke rente over de bedragen onder a. tot en met e. vanaf de datum van het ontslag, althans de dag van het verzoek tot aan de dag van de algehele voldoening,
iv. [verwerende partij] te veroordelen om binnen 14 dagen na uitspraak tot afgifte van een deugdelijke specificatie van de te betalen bedragen in de vorm van een schriftelijke eindafrekening over te gaan, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 20.000,00,
v. [verwerende partij] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Volgens [verzoekende partij] is zij door [naam 1] aangevallen, niet andersom. Zelfs al zou het zo zijn dat zij zou zijn begonnen, dan levert dat nog geen dringende reden op. Bovendien heeft het incident op 26 juli 2024 plaatsgevonden, waarbij zij zich ziek heeft gemeld, en is zij vervolgens op 28 juli 2024 ontslagen. Volgens [verzoekende partij] is het ontslag op staande voet dan ook onterecht gegeven. Verder had zij met ingang van september 2022 recht op een hoger salaris (in verband met haar statutair bestuurderschap), maar is dat pas vanaf juli 2023 uitbetaald, aldus [verzoekende partij] .
3.3.
[verwerende partij] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig en van achterstallig en/of door te betalen salaris is geen sprake, aldus [verwerende partij] .

4.Het (voorwaardelijk) tegenverzoek en het verweer

4.1.
[verwerende partij] verzoekt de rechtbank om bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voorwaardelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst niet al rechtsgeldig is geëindigd op 26 juli 2024
i. de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens de daarvoor aangevoerde redelijke grond,
ii. bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de opzegtermijn en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden, nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekende partij] dan wel, indien en voor zover anders wordt geoordeeld, bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de duur van de ontbindingsbeschikking,
onvoorwaardelijk
iii. voor recht te verklaren dat [verzoekende partij] het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen relatie-/ronselbeding en geheimhoudingsbeding schendt,
iv. [verzoekende partij] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.000,00 terzake van de verbeurde boete voor het schenden van het relatie-/ronselbeding, eventueel te verrekenen met wat [verzoekende partij] tegoed heeft,
v. [verzoekende partij] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.000,00 terzake van de verbeurde boete voor het schenden van het geheimhoudingsbeding, eventueel te verrekenen met wat [verzoekende partij] tegoed heeft,
vi. [verzoekende partij] te veroordelen in de proceskosten, met rente.
4.2.
[verwerende partij] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat indien de rechtbank de opzegging wegens een dringende reden zou vernietigen en aldus de arbeidsovereenkomst niet reeds op 26 juli 2024 is geëindigd, deze dient te worden ontbonden primair wegens verwijtbaar handelen (artikel 7:671b lid 1 sub a BW juncto artikel 7:669 lid 3 sub e BW) en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:671b lid 1 sub a BW juncto artikel 7:669 lid 3 sub e BW). Daarnaast heeft [verzoekende partij] gehandeld in strijd met het geheimhoudings- en relatie/ronselbeding en is daarom een boete aan [verwerende partij] verschuldigd.
4.3.
[verzoekende partij] voert verweer en concludeert tot ongegrondverklaring dan wel afwijzing of vermindering van het verzoek met veroordeling van [verwerende partij] in de kosten van de procedure.

5.De beoordeling van het verzoek en het (voorwaardelijk) tegenverzoek

Samenhang verzoek en (voorwaardelijk) tegenverzoek
5.1.
Omdat het verzoek en het (voorwaardelijk) tegenverzoek nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de rechtbank deze gezamenlijk.
Ontslagbesluit
5.2.
De rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit valt, gelet op de stellingen van [verzoekende partij] (punt 15 verweerschrift op het zelfstandig tegenverzoek), buiten het bestek van deze procedure. Een vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit leidt in de regel ook tot het einde van de arbeidsovereenkomst met de bestuurder, tenzij sprake is van een opzegverbod. [1] Volgens [verzoekende partij] is in casu sprake van een opzegverbod, omdat zij (ook al ten tijde van het ontslag op staande voet) arbeidsongeschikt was wegens ziekte. Deze stelling gaat niet op, nu zij niet (afdoende) heeft onderbouwd dat toentertijd sprake was van (arbeidsongeschiktheid wegens) ziekte (7:629 BW). Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat in geval van zogenaamde “situatieve arbeidsongeschiktheid” geen sprake is van een opzegverbod.
5.3.
Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] is geëindigd op 26 juli 2024. De verzoeken tot vernietiging van het ontslag op staande voet en ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden dan ook afgewezen. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het voorwaardelijk tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Transitievergoeding, billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding
5.4.
[verzoekende partij] verzoekt om toekenning van de transitievergoeding, een billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. In de eerste plaats dient daarom beoordeeld te worden of het door [verwerende partij] op 26 juli 2024 gegeven ontslag op staande voet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
5.5.
Het ontslag op staande voet is geregeld in artikel 7:677 lid 1 BW. In dit artikel staat dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Er zijn dus drie vereisten voor een geldig ontslag op staande voet:
- De arbeidsovereenkomst moet onverwijld worden opgezegd;
- Er moet sprake zijn van een dringende reden;
- Deze dringende reden moet onverwijld worden meegedeeld.
Onverwijlde opzegging
5.6.
De stelling van [verzoekende partij] dat geen sprake is geweest van een onverwijlde opzegging gaat niet op. In het proces-verbaal van haar aangifte is immers vermeld dat zij “ [naam 2] hoorde gillen” (tijdens het handgemeen, kantonrechter) dat zij op staande voet ontslagen was.
Dringende reden
5.7.
Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad moeten bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet kan dragen, alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daaronder vallen in de eerste plaats de aard en de ernst van wat de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
5.8.
Partijen zijn het er niet over eens wie de fysieke vechtpartij is “begonnen”: volgens [verwerende partij] heeft [verzoekende partij] [naam 1] fysiek aangevallen waardoor laatstgenoemde zichtbare en pijnlijke verwondingen heeft opgelopen. Volgens [verzoekende partij] is het echter juist [naam 1] geweest die haar aanviel en heeft zij zich slechts verdedigd. Gelet op dit verweer van [verzoekende partij] staat vooralsnog niet vast dat zij het handgemeen is begonnen door [naam 1] fysiek aan te vallen. De rechtbank stelt [verwerende partij] daarom in de gelegenheid te bewijzen dat [verzoekende partij] [naam 1] fysiek heeft aangevallen.
Niet genoten salaris september 2022 tot juli 2023
5.9.
[verzoekende partij] verzoekt veroordeling van [verwerende partij] tot betaling van een bedrag van € 8.177,10 aan niet genoten salaris, vermeerderd met emolumenten, over de periode van september 2022 tot juli 2023. Volgens [verzoekende partij] is zij met terugwerkende kracht per september 2022 als bestuurder tewerkgesteld en heeft zij vanaf dat moment recht op het ter zake overeengekomen salaris.
5.10.
Nog daargelaten dat van een “tewerkstelling als bestuurder” geen sprake kan zijn voorafgaand aan de oprichting van de vennootschap (op 9 maart 2023) geldt dat de door [verzoekende partij] gestelde afspraak met betrekking tot (de ingangsdatum van) het hogere salaris, als door [verwerende partij] betwist en door [verzoekende partij] in het geheel niet onderbouwd, niet is komen vast te staan. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Doorbetaling salaris vanaf 28 juli 2024
5.11.
De vordering tot doorbetaling van het salaris inclusief emolumenten “vanaf de datum van het ontslag tot op de dag van beëindiging van de arbeidsovereenkomst” zal eveneens worden afgewezen. Zoals hiervoor (onder 5.2 en 5.3) is overwogen, is met het vennootschapsrechtelijk ontslag op 26 juli 2024 ook de arbeidsovereenkomst geëindigd.
Uitbetaling opgebouwde plus/vakantie-uren
5.12.
[verzoekende partij] maakt, onder verwijzing naar haar productie 5, aanspraak op uitbetaling van 288,37 plus/vakantie-uren. Volgens haar heeft zij de door haar opgebouwde en opgenomen uren in een schriftje bijgehouden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft
[verwerende partij] te kennen gegeven dat zij “niet doet aan uitbetaling van verlofuren” en dat zij geen overzicht heeft (bijgehouden) van [verzoekende partij] plus/vakantie-uren; dit was volgens haar aan [verzoekende partij] zelf. Van het door [verzoekende partij] gestelde tegoed aan uren kan geen sprake zijn, aldus [verwerende partij] .
5.13.
De rechtbank stelt vast dat [verzoekende partij] in haar overzicht niet heeft vermeld op welke dagen de gestelde plusuren zouden zijn opgebouwd en op welke dagen zij plus- of vakantie-uren heeft opgenomen. Verder heeft geen van partijen zich uitgelaten over de vraag of in casu een (algemeen verbindend verklaarde) cao van toepassing is (een cao bevat immers doorgaans bepalingen over plusuren). De rechtbank zal [verzoekende partij] in de gelegenheid stellen zich bij akte over deze punten uit te laten, waarna [verwerende partij] mag reageren. Het is niet uitgesloten dat vervolgens een bewijsopdracht volgt.
Schending relatie-/ronselbeding en geheimhoudingsbeding
5.14.
[verwerende partij] verzoekt voor recht te verklaren dat [verzoekende partij] het in de arbeidsovereenkomst opgenomen overeengekomen relatie-ronselbeding en geheimhoudingsbeding schendt, met veroordeling van [verzoekende partij] tot betaling van boetes. Volgens [verwerende partij] heeft [verzoekende partij] contact opgenomen met oud-cliënten, waarbij zij informatie deelt over de kwestie tussen [verwerende partij] en haarzelf.
5.15.
Uit de door Zorg in het Hart in dit verband overgelegde productie 6 kan worden opgemaakt dat [verzoekende partij] een (gewezen) cliënte ( [naam 3] ) van [verwerende partij] per WhatsApp heeft benaderd met het verzoek een verklaring af te leggen. Waarom met dit verzoek het geheimhoudingsbeding is geschonden, valt niet in te zien. Het ging er [verzoekende partij] immers om dat [naam 3] zou verklaren over haar ervaringen. Dat [verzoekende partij] hierbij te kennen heeft gegeven deze verklaring in te brengen in een tussen haar en [verwerende partij] lopende procedure maakt het voorgaande niet anders. Niet valt in te zien dat een dergelijke mededeling als “een gegeven van vertrouwelijke aard” als bedoeld in artikel 13.1 moet worden aangemerkt. Van schending van artikel 15.3 is evenmin sprake, op, aangezien het gelegde contact niet als doel had om met [naam 3] een commerciële relatie aan te gaan.
Dit betekent dat de verzochte verklaring voor recht zal worden afgewezen.
5.16.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

6.De beslissing

De rechtbank
in het verzoek:
6.1.
Stelt [verwerende partij] in de gelegenheid te bewijzen dat [verzoekende partij] [naam 1] fysiek heeft aangevallen;
6.2.
[verwerende partij] dient, als zij bewijs wenst te leveren dit uiterlijk op
vrijdag25 april 2025schriftelijk, onder vermelding van het zaaknummer, mede te delen, alsmede op welke wijze zij bewijs wenst te leveren.
6.3.
Als zij daartoe schriftelijk bewijs wenst te leveren dient [verwerende partij] dat
vrijdag 25 april 2025bij akte toe te sturen;
6.4.
Indien zij daartoe getuigen wil laten horen dient [verwerende partij] uiterlijk
vrijdag 25 april 2025het aantal te horen getuigen op te geven en dient zij voorts de verhinderdata van haarzelf, de wederpartij, de gemachtigden en zo mogelijk van de beoogde getuigen over de maanden mei, juni, juli en augustus 2025 op te geven;
6.5.
Stelt [verzoekende partij] in de gelegenheid zich uiterlijk
vrijdag 25 april 2025bij akte uit te laten over de hiervoor onder 5.13 vermelde punten;
6.6.
Stelt [verwerende partij] in de gelegenheid
uiterlijk vier weken na de onder 6.5. bedoelde aktedaarop bij antwoordakte te reageren;
6.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op
28 maart 2025.
520 \ 918

Voetnoten

1.Zie de arresten van de Hoge Raad van 15 april 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AS2030 en ECLI:NL:HR:2005:AS2713)