ECLI:NL:RBGEL:2025:2392

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/05/434718 / ES RK 24-160
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling gemeenschap van goederen en echtscheiding met nevenvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 maart 2025 een tussenbeschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2016 met elkaar zijn getrouwd. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, waarbij de man en de vrouw het erover eens zijn dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft echter de beslissing over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige zoon, de zorgregeling en de kinderalimentatie aangehouden tot 8 mei 2025, om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over hun verzoeken. De rechtbank heeft ook de verdeling van de gemeenschap van goederen behandeld, waarbij de man en de vrouw het erover eens zijn dat de woning aan het [adres 1] verkocht moet worden en dat de overwaarde bij helfte tussen hen moet worden verdeeld. De rechtbank heeft de man opgedragen om binnen een week drie taxateurs voor de woning aan het [adres 2] voor te stellen, waarna de vrouw er één kan kiezen voor de taxatie. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man een gebruiksvergoeding moet betalen voor de woning aan het [adres 2] en dat de man de vrouw binnen twee weken moet informeren over de status van een beleggingsrekening. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om inzage in de bankafschriften van de man afgewezen, omdat zij niet voldoende heeft onderbouwd dat er een rechtmatig belang is voor deze inzage.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/434718 / ES RK 24-160 en C/05/442857 / FA RK 24-3506
Datum uitspraak: 27 maart 2025
beschikking echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van
[naam man], hierna de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. B. Anik te Arnhem,
tegen
[naam vrouw], hierna de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. Z. Acer te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 16 april 2024;
- het betekeningsexploot van 22 april 2024;
- het verweerschrift van de vrouw met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 1 juli 2024;
- het F9-formulier van de man van 9 juli 2024;
- het verweerschrift van de man ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de vrouw, ingekomen op 30 augustus 2024;
- het F9-formulier van de man van 15 oktober 2024 met inkomensgegevens;
- het F9-formulier van de man van 22 oktober 2024 met draagkrachtberekening;
- het F9-formulier van de vrouw van 24 oktober 2024 met geconcretiseerd petitum en draagkrachtberekening;
- het F9-formulier van de vrouw van 31 januari 2025 met akte en aanvullende verzoeken;
- het F9-formulier van de man van 3 februari 2025 met brief en productie 10 t/m 12;
- het F9-formulier van de vrouw van 7 februari 2025 met aanvullende producties.
1.2.
De rechtbank heeft partijen op 11 oktober 2024 bericht dat de verzoeken van de vrouw die betrekking hebben op de verhuizing, zoals genoemd in haar verweerschrift onder V en VI, niet in deze procedure in behandeling worden genomen, omdat deze verzoeken onvoldoende samenhang vertonen met het verzoek tot echtscheiding. De mondelinge behandeling van de verzoeken die betrekking hebben op de verhuizing staat gepland op 27 maart 2025 bij de meervoudige kamer van deze rechtbank
.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van 13 februari 2025 zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. B. Anik;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Z. Acer;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2016 in [huwelijksplaats] met elkaar getrouwd. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Partijen hebben een minderjarige zoon:
[naam kind], geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 januari 2025 zijn de volgende voorlopige voorzieningen getroffen:
[kind] is aan de vrouw toevertrouwd,
er is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij [kind] bij de man verblijft:
wekelijks
  • de eerste twee weekenden een dagdeel van 09.00 uur tot 13.00 uur, en wel op zaterdag of zondag in de omgeving van [plaats 1] ;
  • het derde weekend, de zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur en de zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur, zonder overnachting;
tweewekelijks
  • het vierde en vijfde weekend, de zaterdag van 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, dus met overnachting;
  • vanaf het zesde weekend, van vrijdag na werktijd van de man tot zondag 18.00 uur waarbij [kind] al bij de man heeft gegeten,
en waarbij het wisselmoment plaatsvindt om en nabij het station in [plaats 1] ;
3. de man moet met ingang van 6 januari 2025 met € 348 per maand bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] .

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de echtscheiding uit te spreken,
II. te bepalen dat [kind] zijn hoofdverblijfplaats bij de man heeft,
III. het door partijen ondertekende ouderschapsplan te bekrachtigen en aan de beschikking te hechten,
IV. indien partijen niet tot een gezamenlijk ondertekend ouderschapsplan komen, een zorgregeling tussen [kind] en de vrouw vast te stellen,
V. de vaststelling en de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap conform de nader in te dienen verzoeken van de man te bepalen en partijen in de gelegenheid te stellen voorafgaand aan de mondelinge behandeling bewijsstukken en een verdelingsvoorstel alsmede aanvullende stukken in het geding te brengen.
3.2.
De vrouw:
I. refereert zich ten aanzien van het echtscheidingsverzoek,
II. verzoekt de overige verzoeken van de man af te wijzen dan wel hem niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.
Zij verzoekt zelfstandig (na wijziging/concretisering), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
III. de echtscheiding uit te spreken,
IV. de hoofdverblijfplaats van [kind] bij haar vast te stellen,
V. te bepalen dat de man iedere maand bij vooruitbetaling € 434 voor de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] aan de vrouw betaalt, per datum indiening verzoekschrift,
VI. te bepalen dat de overwaarde van de echtelijke woning aan de [adres 1] in [woonplaats] , bij helfte dient te worden verdeeld,
VII. te bepalen dat de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] wordt getaxeerd door een gezamenlijk te benoemen onafhankelijke taxateur,
VIII. te bepalen dat de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] , na taxatie door de man wordt overgenomen, dan wel wordt verkocht aan derden middels een gezamenlijk te benoemen makelaar, waarbij de overwaarde tussen partijen bij helfte wordt verdeeld, althans de vrouw haar aandeel in de overwaarde volledig ontvangt,
IX. te bepalen dat de beleggingsrekening bij Nationale Nederlanden tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld,
X. te bepalen dat de man inzage in de bankrekeningen verleend zodat na inzage een verdeling van het saldi op de peildatum bij helfte kan plaatsvinden,
althans een beslissing te nemen als de rechtbank juist acht.
3.3.
De man voert verweer en verzoekt de verzoeken van de vrouw af te wijzen.
3.4.
De vrouw heeft bij aanvullend verzoek verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man op grond van artikel 843a Rv te verplichten de genoemde documenten binnen een door de rechtbank te bepalen termijn in het geding te brengen dan wel rechtstreeks aan de vrouw te verstrekken onder verbeurte van een dwangsom van € 50 per dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 25.000 dat hij binnen 14 dagen na de beschikking hieraan niet voldoet,
II. te bepalen dat de man voor het gebruik van de woning gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] een vergoeding dient te voldoen ter hoogte van 3% (per jaar) van het aandeel van de vrouw (50% in de overwaarde van de woning; verkoopwaarde minus de hypothecaire geldlening), welke vergoeding de man ten tijde van de overdracht van de woning dient te voldoen aan de vrouw,
althans een beslissing te nemen als de rechtbank juist acht.

4.De beoordeling

Ouderschapsplan (ontvankelijkheid)
4.1.
In de wet staat dat ouders in beginsel pas een verzoek tot echtscheiding kunnen doen, als zij een ouderschapsplan hebben gemaakt waarin zij afspraken hebben gemaakt over hun kind(eren). In dat ouderschapsplan moeten in ieder geval afspraken zijn opgenomen over:
  • de manier waarop zij de zorg over hun kind(eren) zullen verdelen;
  • hoe zij elkaar over hun kind(eren) zullen informeren en elkaar raadplegen over belangrijke zaken over de kinderen, en;
  • hoe zij de kosten van de kinderen zullen delen.
4.2.
Partijen hebben geen ouderschapsplan gemaakt voor [kind] . De door hen gedane echtscheidingsverzoeken voldoen daardoor niet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Toch vindt de rechtbank dat partijen hier het verzoek tot echtscheiding mogen doen. Tussen partijen loopt een procedure over de verhuizing van de vrouw met [kind] naar [plaats 2] . Zij zijn het er niet over eens in welke omgeving [kind] het best opgroeit en tot ontwikkeling komt en hoe de zorgregeling met de andere ouder eruit zou moeten zien. In zo’n geval kan moeilijk van ouders worden verlangd dat zij een ouderschapsplan opstellen waarin zij tot onderlinge afspraken komen. De rechtbank zal daarom het verzoek tot echtscheiding hierna beoordelen.
4.3.
Het verzoek van de man om het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten, wijst de rechtbank af, omdat er geen gezamenlijk ondertekend ouderschapsplan is ingediend.
Echtscheiding
4.4.
De rechtbank zal op verzoek van beide partijen de echtscheiding uitspreken. In de wet staat dat je mag scheiden als je huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarvan is sprake als het niet meer mogelijk is om met elkaar samen te leven en dat het er niet naar uitziet dat het beter wordt. De vrouw en de man zijn het erover eens dat dit zo is.
Hoofdverblijfplaats, zorgregeling en kinderalimentatie
4.5.
De rechtbank zal de beslissing over de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kinderalimentatie aanhouden. Het is nog niet mogelijk om een definitieve beslissing te nemen over deze onderwerpen, zolang er geen duidelijkheid is over de verzoeken van de vrouw om met [kind] te verhuizen naar [plaats 2] ( [provincie] ) en hem in te schrijven bij de gemeente [plaats 2] op haar adres.
4.6.
De rechtbank heeft met partijen afgesproken dat zij zich
uiterlijk 8 mei 2025zullen uitlaten over:
  • of zij hun verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, zorgregeling en kinderalimentatie handhaven, wijzigen of intrekken,
  • hoe zij de verdere voortgang van de procedure wensen. Indien een nieuwe mondelinge behandeling gewenst wordt, wordt verzocht om verhinderdata over de daarop volgende drie maanden mee te sturen.
De rechtbank zal vervolgens een beslissing nemen over de wijze van voortzetting van de procedure.
4.7.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat de getroffen voorlopige voorzieningen uit de beschikking van 21 januari 2025 in de tussentijd gewoon doorlopen.
De verdeling van de gemeenschap van goederen
4.8.
Partijen hebben geen huwelijkse voorwaarden laten opstellen en zij zijn vóór 1 januari 2018 getrouwd. Dat betekent dat door het huwelijk van partijen een wettelijke gemeenschap van goederen is ontstaan.
Peildatum
4.9.
Door de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding is die gemeenschap op 16 april 2024 ontbonden. [1] Dat betekent in beginsel dat de goederen die partijen op die datum (de zogenoemde ‘peildatum’) hadden, moeten worden verdeeld. Van de schulden die zij op de peildatum hadden, moet worden vastgesteld wie onderling welk deel daarvan moet betalen. Dat wordt ook wel de ‘interne draagplicht’ genoemd.
Omvang
4.10.
De rechtbank zal hierna eerst in kaart brengen welke goederen en schulden deel uitmaken van de ontbonden gemeenschap. Daarna zal de rechtbank per goed de verdeling vaststellen of de wijze van verdeling gelasten en per schuld de interne draagplicht vaststellen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat ieder van partijen recht heeft op de helft van de waarde van de goederen en ieder van hen de helft van de schulden zal moeten dragen. Voor de waarde van de goederen geldt dat de rechtbank in beginsel kijkt naar de waarde die de goederen hebben op het moment van de feitelijke verdeling.
4.11.
Partijen zijn het erover eens dat de volgende goederen en schulden tot de ontbonden gemeenschap behoren:
de woning aan het [adres 1] , met de daarop rustende hypothecaire geldlening bij de ABN AMRO Bank;
de inboedel;
de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] , met de daarop rustende hypothecaire geldlening bij de ING Bank;
het saldo op de bankrekeningen:
 ABN AMRO Direct Kwartaal Sparen [nummer] ,
 ING betaalrekening [nummer] ,
 ABN AMRO privérekening [nummer] .
4.12.
Partijen zijn het er niet over eens of er nog schulden zijn vanuit de eenmanszaak [naam eenmanszaak] die tot de ontbonden gemeenschap behoren. De rechtbank zal dit punt apart bespreken.
4.13.
Partijen hebben een beleggingsrekening gehad bij Nationale Nederlanden met kenmerk [nummer] . De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat deze rekening nog voor de peildatum is opgeheven en daarom niet tot de te verdelen gemeenschap behoort. Met partijen is afgesproken dat de man de vrouw hier nog een schriftelijk bewijs van stuurt. De rechtbank zal bepalen dat de man dit binnen twee weken na de datum van deze beschikking dient te doen. Als uit dit bewijsstuk blijkt dat de rekening niet was opgeheven voor de peildatum, dan behoort de beleggingsrekening tot de gemeenschap en heeft ieder van partijen recht heeft op de helft van het saldo.
4.14.
Partijen zijn het er ook over eens dat de rekening op naam van de vrouw SNS Compleet [nummer] ten tijde van de indiening van het verzoek tot echtscheiding al was opgeheven en dus niet tot de te verdelen gemeenschap behoort.
De woning aan het [adres 1]
4.15.
Tussen partijen is niet in geschil dat de woning aan het [adres 1] verkocht moet worden aan een derde. Er is een koper en een getekende koopovereenkomst, maar de woning is nog niet geleverd. De termijn hiervoor is verlengd, omdat de koper de financiering nog niet rond heeft. Partijen zijn het er niet over eens of de verlenging van de termijn met of zonder instemming van de vrouw is gebeurd. De man heeft de koper al wel de sleutel van de woning gegeven om vast te klussen. De vrouw is het hier absoluut niet mee eens en wil de koopovereenkomst het liefst ontbinden. De rechtbank heeft met partijen besproken dat de huidige situatie zeer onwenselijk is en risico’s meebrengt. Deze risico’s vallen echter buiten het bereik van deze procedure.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat partijen het er in ieder geval over eens zijn dat de woning moet worden verkocht en geleverd aan een derde, waarbij de overwaarde bij helfte tussen partijen dient te worden gedeeld. De rechtbank zal dit daarom ook zo bepalen.
4.17.
De man verzoekt daarnaast dat vanuit de overwaarde eerst de huwelijkse schulden, ontstaan vanuit de inmiddels opgeheven eenmanszaak [naam eenmanszaak] , worden voldaan. De vrouw voert hier verweer tegen.
De rechtbank wijst dit verzoek van de man af. De verdeling van de overwaarde van de woning betreft de rechtsverhouding tussen partijen, waar de aflossing van schulden een geldvordering van derden betreft. Nog los van de vraag of er daadwerkelijk huwelijkse schulden zijn die te maken hebben met de eenmanszaak, is de rechtbank van oordeel dat het aan partijen zelf is om te bepalen wat zij met hun deel van de overwaarde in de woning doen.
Inboedel
4.18.
Partijen zijn het erover eens dat de inboedel onderling verdeeld is. Zij hebben geen behoefte meer aan een beslissing van de rechtbank op dit punt.
De woning aan de [adres 2]
4.19.
De man woont met zijn ouders in de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] . Partijen zijn het erover eens dat deze woning dient te worden getaxeerd en vervolgens wordt toegedeeld aan de man tegen de getaxeerde waarde, waarna de vrouw recht heeft op de helft van de overwaarde. De man zal drie makelaars aandragen, waarvan de vrouw er volgens één uitkiest voor het uitvoeren van de taxatie.
De vrouw heeft verzocht dit vast te leggen in een zogenaamd spoorboekje. De man heeft hier geen bezwaar tegen gemaakt, zodat de rechtbank de wijze van verdeling middels een spoorboekje zal vastleggen.
Ook hier geldt dat de rechtbank het verzoek van de man om te bepalen dat vanuit de overwaarde eerst de huwelijkse schulden worden voldaan, wordt afgewezen.
Gebruiksvergoeding voor de [adres 2]
4.20.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man voor het gebruik van de woning gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] een vergoeding dient te voldoen ter hoogte van 3% (per jaar) van het aandeel van de vrouw (50% in de overwaarde van de woning: verkoopwaarde minus de hypothecaire geldlening), welke vergoeding de man ten tijde van de overdracht van de woning dient te voldoen aan de vrouw.
4.21.
De man voert verweer. Hij acht het verzoek van de vrouw te onbepaald. Bovendien bestaat er volgens hem geen aanleiding voor het betalen van een gebruiksvergoeding. De vrouw draagt namelijk geen kosten voor deze woning en heeft nooit aangegeven dat zij de woning zou willen gebruiken.
4.22.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen, met dien verstande dat de rechtbank de gebruiksvergoeding baseert op de taxatiewaarde in plaats van de verkoopwaarde. De rechtbank zal bepalen dat de man de gebruiksvergoeding verschuldigd is vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk tot aan de datum van de notariële levering van de woning aan de man.
4.23.
Omdat partijen samen eigenaar zijn van de woning, zouden zij ieder gebruik mogen maken van de woning. [2] In dit geval maakt echter alleen de man (met zijn ouders) gebruik van de woning en daardoor mist de vrouw het gebruik en genot van die woning. Dat de vrouw nooit heeft aangegeven gebruik te willen maken van de woning en niet bijdraagt in de lasten van deze woning, is voor het vaststellen van een gebruiksvergoeding niet relevant. De vrouw is mede-eigenaar van de woning en wordt door de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypotheek die op deze woning rust beperkt in haar mogelijkheden om zelf een andere woning te kopen.
4.24.
Een vergoeding is daarom op zijn plaats. De rechtbank acht het verzoek van de vrouw voldoende concreet, omdat de exacte hoogte van het bedrag berekend kan worden nadat de woning getaxeerd is. De rechtbank acht het verzoek van de vrouw ook redelijk. Te meer omdat ook de overdracht van de andere woning aan de koper nog niet heeft plaatsgevonden, hetgeen niet aan de vrouw te wijten is.
Bankrekeningen
4.25.
Partijen zijn het erover eens dat de volgende twee bankrekeningen van [kind] zijn en daarom buiten de te verdelen gemeenschap vallen:
  • ABN AMRO Jongerengroeirekening [nummer] , en
  • ABN AMRO KinderToekomst Spaarrekening [nummer] .
4.26.
Partijen zijn het er ook over eens dat ten aanzien van de hiervoor bij 4.11 onder d genoemde bankrekeningen geldt dat ieder de rekening op zijn of haar naam zal voortzetten, partijen elkaar inzage geven van het saldo op hun rekening op de peildatum en dat saldo bij helfte zullen delen. De rechtbank zal dit vastleggen in het dictum.
Artikel 843a Rv
4.27.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man inzicht dient te geven in de bankafschriften van zijn bankrekeningen over de periode van 12 april 2023 tot 12 april 2024 van de rekeningen:
  • [nummer] ,
  • [nummer] , en
  • [nummer] .
De vrouw wenst inzage om uit te sluiten dat de man de gemeenschap heeft benadeeld.
4.28.
Op grond van artikel 843a Rv gelden verschillende voorwaarden voor inzage in of afgifte van bescheiden. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser (hier de vrouw) een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en moet hij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden over een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.
4.29.
De voorwaarden ‘rechtmatig belang’ en ‘bepaalde bescheiden’ moeten in samenhang worden beoordeeld: eiser moet de bescheiden zo concreet mogelijk omschrijven, zodat duidelijk is waarop hij aanspraak maakt en getoetst kan worden of hij een rechtmatig belang bij die bescheiden heeft. Het is niet nodig dat de stukken waarvan afgifte wordt gevorderd stuk voor stuk omschreven worden, maar wel dat deze voldoende concreet in de vordering aangewezen worden (ECLI:NL:HR:2012:BW9244).
4.30.
Wie inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, moet gemotiveerd stellen en met eventueel beschikbaar bewijsmateriaal onderbouwen dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251).
4.31.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw niet aan dit vereiste heeft voldaan. De vrouw heeft haar vermoeden van een mogelijke benadeling op geen enkele wijze concreet gemaakt of onderbouwd, zodat de rechtbank het verzoek zal afwijzen.
De schulden van de eenmanszaak
4.32.
De man stelt dat er huwelijkse schulden zijn, ontstaan vanuit [naam eenmanszaak] . Dit was een eenmanszaak op naam van de vrouw. Partijen zijn het er niet over eens wie van hen de werkzaamheden feitelijk uitvoerde. De eenmanszaak is op 19 maart 2024, dus voor de peildatum, uitgeschreven bij de KvK. De vrouw betwist dat er schulden zijn. Net voor de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding worden er forse facturen uitgeschreven, waarbij de schuldeiser een bedrijf is van familie van de man. Bovendien blijkt niet dat er nu nog schulden openstaan bij de Belastingdienst. De man handhaaft zijn standpunt dat er huwelijkse schulden zijn.
4.33.
De rechtbank kan uit de stukken van de man niet afleiden of en hoe de eenmanszaak is afgewikkeld en of er nog schulden openstaan. De rechtbank heeft bij de bespreking van de verdeling van de woningen al bepaald dat eventuele schulden niet vanuit de overwaarde voldaan hoeven te worden. De man heeft in zijn stukken geen ander verzoek geformuleerd ten aanzien van de schulden. Ter zitting heeft de man verzocht te bepalen dat als hij meer dan de helft aflost op de huwelijkse schulden hij een regresvordering krijgt op de vrouw. Nu dit al uit de wet volgt, heeft de man geen belang bij een beslissing door de rechtbank.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, die met elkaar gehuwd zijn op [huwelijksdatum] 2016 in de gemeente [huwelijksplaats] ;
5.2.
bepaalt dat de man over de periode van ontbinding van het huwelijk tot aan de datum van de notariële levering aan de man, voor het gebruik van de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] een bedrag van 3% (per jaar) van het aandeel van de vrouw dient te vergoeden bij de notariële levering van de woning aan hem, welk aandeel bestaat uit 50% in de overwaarde van de woning, zijnde de taxatiewaarde minus de hypothecaire geldlening;
5.3.
gelast de wijze van verdeling van de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] als volgt:
  • de woning dient te worden verkocht en geleverd aan een derde, en
  • met de verkoopopbrengst dient de daarop rustende hypothecaire geldlening te worden afgelost en de aan de verkoop verbonden kosten te worden betaald, waarna partijen de resterende opbrengst bij helfte delen;
5.4.
gelast de wijze van verdeling van de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] als volgt:
  • de man noemt binnen één week na de datum van deze beschikking drie erkende taxateurs aan de vrouw, van wie de vrouw er binnen één week daarna één uitkiest die belast wordt met de taxatie van de woning. Indien de man niet binnen de termijn van één week drie makelaars voorstelt, is de vrouw gerechtigd zelf een makelaar te kiezen. Indien omgekeerd de vrouw niet binnen één week uit de drie voorgestelde makelaars een keuze maakt, is de man gerechtigd om zelf een van de drie makelaars uit te kiezen;
  • partijen zullen binnen een week nadat de vrouw haar keuze aan de man kenbaar heeft gemaakt opdracht geven aan de taxateur de woning (bindend) te taxeren tegen de actuele waarde. Indien slechts een van de partijen binnen deze termijn een opdracht aan de makelaar heeft verstrekt, dan is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht aan de makelaar te verstrekken;
  • ieder van partijen draagt de helft van de kosten van de taxatie;
  • de woning wordt vervolgens toegedeeld aan de man tegen de getaxeerde waarde, en onder de ontbindende voorwaarde dat de man de op de woning rustende hypothecaire geldlening bij de hypotheekverstrekker geheel voor zijn rekening zal nemen en als eigen schuld zal voldoen en de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening;
  • de notariële overdracht van de woning aan de man dient plaats te vinden binnen één maand na opmaken van het taxatierapport,
  • waarbij de vrouw recht heeft op de helft van de overwaarde van de woning, bestaande uit de taxatiewaarde met aftrek van de hypothecaire schuld op het moment van de notariële overdracht, en de man dit bedrag aan de vrouw zal vergoeden bij de notariële overdracht van de woning aan de man;
5.5.
stelt de verdeling van de bankrekeningen vast als volgt:
 deelt de op naam van de man staande rekening(en) toe aan de man en de op naam van de vrouw staande rekening(en) toe aan de vrouw,
 bepaalt dat partijen elkaar inzage geven in het saldo op de peildatum,
 bepaalt dat partijen de saldi op de peildatum bij helfte zullen delen;
 bepaalt dat de man de vrouw binnen twee weken na de datum van deze beschikking een bewijs dient te sturen dat de beleggingsrekening bij Nationale Nederlanden met kenmerk [nummer] op de peildatum reeds was opgeheven. Als uit dit bewijsstuk blijkt dat de rekening niet was opgeheven voor de peildatum, dan behoort de beleggingsrekening tot de gemeenschap en heeft ieder van partijen recht heeft op de helft van het saldo;
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behalve de beslissing over de echtscheiding;
5.7.
houdt de beslissing over de hoofdverblijfplaats, zorgregeling en kinderalimentatie aan, met het verzoek aan de advocaten om de rechtbank en de Raad uiterlijk
8 mei 2025te informeren zoals vermeld in 4.6;
5.8.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Koopman, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:99 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 3:169 van het Burgerlijk Wetboek