ECLI:NL:RBGEL:2025:2318

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
AWB 23-7951
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het invorderingsbesluit van dwangsommen in het bestuursrecht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen het invorderingsbesluit van 7 juli 2023, waarbij een bedrag van € 30.000 aan dwangsommen is opgelegd. Eiseres verhuurt delen van haar bedrijfspanden voor onderhoud van motorvoertuigen en huisvesting van arbeidsmigranten, activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Ondanks overleg met het college van burgemeester en wethouders, heeft eiseres geen omgevingsvergunning aangevraagd en zijn er geen afspraken gemaakt over legalisatie. De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden het invorderingsbesluit heeft gehandhaafd en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die afdoen aan de noodzaak van invordering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het invorderingsbesluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/7951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. Uijttewaal),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats] (derde-partij)
(gemachtigde: mr. Tj.P. Grünbauer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het invorderingsbesluit van 7 juli 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit van 3 november 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft een verweerschrift ingediend en eiseres heeft nadere stukken ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college, [persoon B] namens de derde-partij en de gemachtigde van de derde-partij.

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseres verhuurt aan de [locatie 1]/[locatie 2] in [plaats] (hierna: het perceel) deel van de bedrijfspanden op het perceel als werkplaats voor onderhoud/reparatie van motorvoertuigen en een ander deel van de bedrijfspanden als huisvesting van arbeidsmigranten. Op 20 december 2022 heeft het college een handhavingsbesluit genomen omdat beide activiteiten in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan en er geen omgevingsvergunning is verleend. [1] Dit handhavingsbesluit strekt tot:
  • het beëindigen van de exploitatie van de werkplaats aan de [locatie 1] in [plaats] (verhuur aan [bedrijf]) uiterlijk zes weken na de verzenddatum van het handhavingsbesluit (vervaldatum 31 januari 2023), onder oplegging van een dwangsom van € 15.000 ineens,
  • het beëindigen van huisvesting van personen aan de [locatie 1]([locatie 2]) in [plaats], uiterlijk twaalf weken na de verzenddatum van het handhavingsbesluit (vervaldatum 14 maart 2023), onder oplegging van een dwangsom van € 15.000 ineens.
Vast staat dat dit handhavingsbesluit onherroepelijk is. Op 7 juli 2023 heeft het college een invorderingsbesluit genomen tot een bedrag van in totaal € 30.000. Daartegen heeft eiseres bezwaar en beroep ingesteld.
2.1.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting is besproken, blijkt dat partijen al langere tijd met elkaar in gesprek zijn over de invulling van het perceel van eiseres. Eind 2021 is door de gemeenteraad de keuze gemaakt het perceel van eiseres buiten het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2022 Geldermalsen’ te laten, waarbij het college is verzocht om een (maatwerk) bestemmingsplan te maken waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van omwonenden en omliggende bedrijven.
Vervolgens heeft het college er bij eiseres op aangestuurd dat zij een totaalplan voor het perceel indient zodat alle aspecten in een keer beoordeeld kunnen worden. Dit overleg heeft ertoe geleid dat eiseres op 23 mei 2023 een principeverzoek voor het gehele perceel heeft ingediend. Het verzoek is een aantal keer aangepast, voor het laatst op 31 mei 2024. Het verzoek voorziet in een plan voor het fruithandelsbedrijf, de huisvesting van arbeidsmigranten in een zelfstandig gebouw en komt tegemoet aan derde-partij doordat de uitrit wordt verlegd om zo de geluidsoverlast die derde-partij ervaart te verminderen. Het college heeft op 1 oktober 2024 besloten principemedewerking te verlenen aan het ontwikkelingsplan van eiseres via een uitgebreide procedure buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Het is verder de bedoeling dat eiseres na overleg met het college uiteindelijk een aanvraag voor een omgevingsvergunning indient.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden het invorderingsbesluit heeft gehandhaafd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake bijzondere omstandigheden om van invordering af te zien?
5. Eiseres betoogt dat er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het college had moeten afzien van invordering. Eind 2021 heeft de gemeenteraad het perceel van eiseres buiten het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2022 Geldermalsen’ gelaten en is aan eiseres gelegenheid geboden met een plan voor de locatie te komen. Dat heeft geleid tot een principeverzoek met zicht op legalisatie van de werkplaats en huisvesting van arbeidsmigranten, uitbreiding van de bebouwing en een verlegde rijroute. Het overleg met het college dateert van vóór het verstrijken van de begunstigingstermijnen. Met het overleg is de verwachting gewekt dat er niet handhavend opgetreden zou worden. Dat maakt dat invordering van de dwangsommen in strijd met het evenredigheidsbeginsel is.
5.1.
Het college voert aan een handhavingsbesluit te hebben genomen op verzoek van de derde-partij. Het geldende bestemmingsplan staat de exploitatie van de werkplaats en de huisvesting van arbeidsmigranten niet toe en een ruimtelijk onderzoek naar de mogelijkheden is geen reden om niet te voldoen aan het geldende bestemmingsplan. Er is nooit een garantie gegeven dat de activiteiten zouden worden gelegaliseerd. Het principeverzoek voorziet verder in de huisvesting van arbeidsmigranten in een ander gebouw. Het feit dat de geconstateerde overtredingen mogelijk in de toekomst (in een andere vorm) weer worden toegestaan, geeft eiser niet het recht om de overtredingen in de tussentijd te laten voortduren. Derde-partij heeft recht op naleving van de voorschriften uit het bestemmingsplan.
5.2.
Bij een besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom moet aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht worden toegekend. [2] Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat moet uitgaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Steun voor dit uitgangspunt is te vinden in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [3] Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college heeft kunnen besluiten tot invordering van de dwangsommen. Dat bepaalde activiteiten in de toekomst mogelijk worden toegestaan leidt niet tot bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden beoordeeld dat invordering onevenredig is. Weliswaar hebben partijen overleg gevoerd maar niet is aangetoond dat er afspraken of toezeggingen zijn over het strijdige gebruik van eiseres. De last onder dwangsom dateert van december 2022 en sindsdien overtreedt eiseres het geldende bestemmingsplan. Het principeverzoek van eiseres dateert van na het verstrijken van de begunstigingstermijnen en heeft ook thans nog niet geleid tot een concreet zicht op legalisering van de strijdige activiteiten. Derde-partij ervaart al langer overlast en heeft belang bij naleving van het geldende bestemmingsplan. Het college heeft kunnen concluderen dat invordering van de dwangsommen doelmatig zijn om eiseres te bewegen zich te houden aan de geldende regels. De invordering van de dwangsommen is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het invorderingsbesluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 2.1 lid 1 aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.ABRvS 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:466.