ECLI:NL:RBGEL:2025:2240
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling en de ingangsdatum in het kader van een minnelijk traject
Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor een verzoekster. De verzoekster had een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij zij verzocht om de ingangsdatum van de regeling te bepalen op 1 januari 2024. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat zij vanaf die datum aflossingen had gedaan aan een schuldeiser op basis van een door deze schuldeiser gelegd loonbeslag. Tijdens de zitting werd echter duidelijk dat het minnelijk traject pas in december 2024 was gestart, en dat er geen stabilisatiefase was geweest. De schuldhulpverlener verklaarde dat de situatie van de verzoekster al stabiel was, en dat er direct een verzoek was ingediend omdat de beslaglegger niet bereid was mee te werken aan een minnelijk traject.
De rechtbank overwoog dat volgens de Hoge Raad in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:1913) de term 'buitengerechtelijke schuldregeling' in artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet verwijst naar het minnelijke traject van schuldhulpverlening. De rechtbank concludeerde dat de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling kan worden bepaald op 13 december 2024, omdat dit de datum was waarop de eerste aflossing in het kader van het minnelijk traject was gedaan. De rechtbank sprak de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit en benoemde mr. J.H. Steverink tot rechter-commissaris. De termijn van de schuldsaneringsregeling werd vastgesteld op achttien maanden, te rekenen vanaf de datum van de eerste aflossing.