4.2.Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d van de Wav weigert de minister een gecombineerde vergunning:
ls voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig is;
indien het een arbeidsplaats betreft waarvan de beschikbaarheid niet ten minste vijf weken voor het indienen van de aanvraag aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is gemeld;
indien de werkgever niet kan aantonen voldoende inspanningen te hebben gepleegd de arbeidsplaats door prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt te vervullen:
indien van de te vervullen arbeidsplaats de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen of arbeidsomstandigheden beneden het niveau liggen dat wettelijk is vereist of in de desbetreffende bedrijfstak gebruikelijk is;
Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wav kan de minister een gecombineerde vergunning weigeren als door de werkgever anderszins belemmeringen zijn opgeworpen waardoor de arbeidsplaats niet overeenkomstig het bij of krachtens de Wav bepaalde door aanbod op de arbeidsmarkt vervuld kon worden.
5. Om na te gaan of eiser voldoet aan de voorwaarden Wav heeft de minister advies
gevraagd aan het UWV. Het UWV heeft op 6 februari 2024 negatief geadviseerd over de toelating van eiser tot de arbeidsmarkt als Credit Analyst bij [bedrijf] omdat meerdere weigeringsgronden uit de Wav van toepassing zijn, namelijk die uit artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d en die uit artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f. Bij het primaire besluit heeft minister de aanvraag van eiser afgewezen. Daaraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat uit het advies van het UWV van 6 februari 2024 de conclusie volgt dat eiser niet voldoet aan de Wav, als gevolg waarvan hij niet voldoet aan de beperking verband houdend met het doel waarvoor hij wil verblijven als bedoeld in artikel 3.31 van het Vb 2000. Bij dit besluit heeft de minister ook besloten de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘Het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’ niet te verlengen. Het bezwaarschrift van eiser tegen het primaire besluit heeft de minister aan het UWV voorgelegd voor advies. Bij advies van 24 juni 2024 heeft de Raad van Bestuur van het UWV hierover een advies uitgebracht. Deze adviseert (wederom) negatief. De Raad van Bestuur van het UWV adviseert de minister om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de GVVA niet te verlenen omdat de aanvraag niet voldoet aan artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d en artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wav. In het bestreden besluit blijft de minister bij de afwijzing van de aanvraag van eiser omdat eiser niet voldoet aan de in artikel 3.31 van het Vb 2000 genoemde voorwaarden. Hiertoe verwijst de minister naar het advies van de Raad van Bestuur van het UWV van 24 juni 2024. De minister stelt zich op het standpunt dat dit advies een deskundigenadvies is dat hij aan zijn besluit ten grondslag mag leggen omdat gebleken is dat het onderzoek dat aan dit advies ten grondslag ligt zorgvuldig tot stand is gekomen en de conclusies die in het advies zijn getrokken logisch en concludent zijn. Omdat artikel 8 van de Wav dwingendrechtelijk van aard is, is artikel 3.31, eerste lid, van het Vb 2000 dat ook gelet waarop voor een belangenafweging op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht geen ruimte is, aldus de minister.
UWV-adviezen en afwijzingsgronden uit de Wav
6. Eiser is het niet met het bestreden besluit eens. Allereerst betoogt eiser daartoe dat
de minister niet heeft onderkend dat het onderzoek door het UWV onzorgvuldig is geweest, waardoor de minister zijn besluitvorming niet op de adviezen van het UWV kan baseren. Het UWV is bij het onderzoek namelijk van een verkeerde functie uitgegaan. Het UWV is uitgegaan van de functie ‘credit controller’, ook wel ‘medewerker debiteurenbeheer’ met bijbehorend(e) opleidingsniveau, werkervaring, functie-eisen en werkzaamheden. De functie, met bijbehorende functie-eisen en werkzaamheden, waarop eiser heeft gesolliciteerd is echter van fundamenteel andere aard. Deze is te vergelijken met een functie als ‘KYC Investigator’, zijnde fraude-onderzoeker/bestrijder, waarvoor een ander opleidingsniveau en andere kennis en ervaring nodig zijn. Eiser wijst ter onderbouwing van het voorgaande op de vacaturetekst van de door hem beoogde functie en overlegt twee vacatures als voorbeeld. Omdat het UWV onderzoek heeft gedaan naar een verkeerde functie, komt volgens eiser een (groot) deel van de adviezen te vervallen. Het UWV kan dan immers niet beoordelen of de gestelde functie-eisen reële eisen zijn. Verder heeft het UWV volgens eiser ten onrechte de conclusie getrokken dat prioriteitgenietend aanbod beschikbaar is. Ook is eiser weldegelijk gekwalificeerd voor de functie en aangenomen omdat hij over de relevante kennis en ervaring beschikt. Hiertoe overlegt eiser stukken. Eiser wijst er daarbij op dat het vinden van vloeiend Franssprekende medewerkers die ervaring hebben met fraudebestrijding moeizaam is en de vacature nog altijd openstaat. Tot slot bevat het UWV-advies van 6 februari 2024 volgens eiser een tegenstrijdigheid daar waar het UWV concludeert dat niet zou zijn aangetoond dat eiser beschikt over de vaardigheden om de functie te kunnen uitvoeren, maar ook concludeert dat bij de bepaling van het loon onvoldoende rekening is gehouden met de kwaliteiten van eiser.