ECLI:NL:RBGEL:2025:2207

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11486942
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake arbeidsovereenkomst en ontbindingsverzoek

In deze zaak heeft de kantonrechter op 21 maart 2025 een tussenbeschikking gegeven in een geschil tussen [verzoeker] en de besloten vennootschap Denkavit Nederland B.V. [verzoeker] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij Denkavit, die eindigde op 30 november 2024. Denkavit had eerder een aanbod gedaan om de arbeidsovereenkomst te verlengen, maar trok dit aanbod later weer in. [verzoeker] stelde dat de arbeidsovereenkomst was verlengd en dat de brief van Denkavit van 21 november 2024 een opzegging was. De kantonrechter oordeelde dat het aanbod van Denkavit om de arbeidsovereenkomst te verlengen een onherroepelijk aanbod was, waardoor de arbeidsovereenkomst na 30 november 2024 was verlengd. De kantonrechter oordeelde verder dat de brief van 21 november 2024 geen opzegging was, maar een misvatting van Denkavit. Hierdoor was er geen sprake van een verstoorde arbeidsverhouding en werd het ontbindingsverzoek van Denkavit afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11486942 \ HA VERZ 25-3 \ 53854 \ 48073
Tussenbeschikking van 21 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het voorwaardelijk ontbindingsverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. R. van der Mark,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DENKAVIT NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Voorthuizen,
verwerende partij,
verzoekende partij in het voorwaardelijk ontbindingsverzoek,
hierna te noemen: Denkavit,
gemachtigde: mr. R. van der Stap.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift vernietiging ex artikel 7:681 BW ingediend, tevens houdende een incidentele vordering ex artikel 223 Rv, tevens verzoek tot toekenning onregelmatige opzegvergoeding, transitievergoeding en billijke vergoeding met producties 1 tot en met 11, dat op 2 januari 2025 door de griffie van de rechtbank is ontvangen.
1.2.
Denkavit heeft op 28 januari 2025 een verweerschrift ingediend, tevens houdende een voorwaardelijk verzoek ex artikel 7:671b lid 1 BW tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met producties 1 tot en met 7. Op 11 februari 2025 heeft Denkavit aanvullende producties 8 en 9 ingediend.
1.3.
[verzoeker] heeft op 10 februari 2025 een verweerschrift ingediend tegen het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van Denkavit.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft op 14 februari 2025 plaatsgevonden.
Hierbij was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door mr. R. van der Mark en mr. A.J. Verweij.
Namens Denkavit waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig, bijgestaan door
mr. R. van der Stap.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun verzoeken toegelicht, spreekaantekeningen voorgedragen en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.6.
Ten slotte is de datum van beschikking op heden bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 1 december 2023 is [verzoeker] voor gemiddeld 38 uur per week bij Denkavit in dienst getreden in de functie van productiemedewerker, en in het bijzonder operator, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao Graanbe- en verwerkende bedrijven (hierna: de cao) van toepassing.
2.3.
Per 1 maart 2024 is de arbeidsomvang van [verzoeker] , op zijn verzoek, gewijzigd naar
30 uur per week en sindsdien bekleedt hij de functie van medewerker expeditie en in het bijzonder heftruckchauffeur.
2.4.
Op 21 augustus 2024 stuurt [verzoeker] aan een manager van Denkavit via WhatsApp het volgende bericht:
“Hé [naam 3] goedenavond ik zag in mijn administratie dat mijn contract ook bijna afloopt zou jij er even naar willen kijken en eventueel ook een doorkijkje voor de toekomst willen geven bedankt alvast gr [verzoeker] ”
2.5.
Op enig moment tussen 21 augustus 2024 en 16 oktober 2024 vindt tussen [verzoeker] en zijn leidinggevende de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) een gesprek plaats (hierna: het gesprek). Tijdens het gesprek is gesproken over de verlenging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] .
2.6.
Op 16 oktober 2024 stuurt [verzoeker] aan [naam 2] het volgende WhatsApp-bericht:
“Goedemiddag [naam 2] even een vraag over mijn contract wordt dat opgestuurd of moet ik daar keer voor langskomen op kantoor? Groeten [verzoeker]
[naam 2] reageert daarop als volgt:
“Krijg je opgestuurd!”
2.7.
Denkavit heeft in haar brief van 28 oktober 2024 aan [verzoeker] geschreven:
“(…)
De tussen u en onze vennootschap afgesloten arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd eindigt van rechtswege per 30 november 2024.
Volgens het door de Wet Werk en Zekerheid gewijzigde artikel 7:668 BW informeert de werkgever de werknemer schriftelijk, uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst resp. over de voorwaarden waaronder hij (de werkgever) de arbeidsovereenkomst wil voortzetten.
Aan deze verplichting wordt bij deze voldaan: de arbeidsovereenkomst wordt, wederom voor een bepaalde tijd, voortgezet gedurende een periode van 1 jaar t/m 30-11-2025, onder handhaving van de bestaande voorwaarden.
(…)
2.8.
In een brief van 21 november 2024 heeft Denkavit aan [verzoeker] geschreven:
(…)
Onder verwijzing naar onze brief dd. 28-10-2024 delen wij u het volgende mede:
Wegens de afloop per 30-11-2024 van de tussen u en onze vennootschap afgesloten
arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd, hebben wij u in onze voormelde brief
dd. 28-10-2024 medegedeeld, dat wij de arbeidsovereenkomst wilden voortzetten voor wederom een periode van 1 jaar, nl. t/m 30-11-2025.
Aan de hand van een nadere analyse van de bezetting van onze productieafdelingen
komen wij echter tot de conclusie, dat wij op grond van uw beperkte inzetbaarheid
alsnog afzien van de voortzetting van uw arbeidsovereenkomst na 30-11-2024.
Deze wijziging van ons standpunt is in overeenstemming met de wettelijke voorschriften, maar leidt wel tot de toekenning, aan u, van een (pro rata) aanzegvergoeding in de zin van art. 7:668 lid 3 BW (vgl. JAR 2016/121).
Dit betekent, dat de arbeidsovereenkomst definitief eindigt per 30-11-2024.
Als gevolg van deze wijziging van de situatie heeft u recht op 21/30 x uw bruto maandsalaris wegens de vertraagde aanzegging (art. 7:668 lid 3 BW), alsmede op 1/3 x uw bruto maandsalaris inclusief vaste additionele looncomponenten als transitievergoeding (art. 7:673 BW). In totaal bedragen deze vergoedingen dan [21/30 x (€ 2.405,93 + € 360,89)] + 1/3 x [(13,96 / 12 x € 2.405,93) + € 360,89] = € 2.990,03
Deze vergoedingen worden u in december 2024 uitbetaald.
(…)

3.De verzoeken en het verweer

3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] zijn primaire verzoeken ingetrokken, zodat slechts de subsidiaire verzoeken resteren. Die verzoeken houden allen verband met de berusting van [verzoeker] in de – volgens hem door Denkavit gedane – opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. [verzoeker] verzoekt nu na vermindering van zijn verzoeken om, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Denkavit te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van deze beschikking een bedrag van € 359,03 bruto aan onregelmatige opzegvergoeding aan [verzoeker] te betalen;
II. Denkavit te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van deze beschikking een bedrag van € 790,57 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, aan transitievergoeding aan [verzoeker] te betalen;
III. Denkavit te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van deze beschikking een billijke vergoeding van € 28.871.16 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en 15% ploegentoeslag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, aan [verzoeker] te betalen;
IV. Denkavit te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van deze beschikking de ATV-uren met een waarde van € 2.221,20 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, aan [verzoeker] te betalen;
V. Denkavit te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van deze beschikking over te gaan tot het verstrekken van bruto/netto specificaties omtrent de
niet-genoten vakantieuren, alsmede uitbetaling hiervan op straffe van een dwangsom, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. Denkavit te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van deze beschikking de wettelijke rente over de verzoeken onder I tot en met V te betalen;
VII. Denkavit te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van deze beschikking schriftelijke en deugdelijk bruto/netto specificaties aan [verzoeker] te verstrekken waarin de bedragen en betalingen van sub I tot en met VI zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag dat Denkavit hiermee in gebreke blijft, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag met een maximum van € 10.000,00;
VIII. Denkavit te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na dagtekening van deze beschikking.
3.2.
Denkavit heeft zich verweerd tegen de verzoeken van [verzoeker] en heeft een zelfstandig (voorwaardelijk) tegenverzoek ingediend waarin – voor het geval de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2024 is voortgezet – wordt verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Denkavit heeft in dat verband de kantonrechter verzocht om, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de subsidiaire verzoeken van [verzoeker] af te wijzen, dan wel deze te matigen;
II. uitsluitend voor zover de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet van rechtswege per 1 december 2024 is geëindigd, het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van Denkavit toe te staan en daarmee de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] te ontbinden zoals verzocht;
III. [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
[verzoeker] heeft zich verweerd tegen het ontbindingsverzoek van Denkavit.
Primair verweert hij zich tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en subsidiair verzoekt [verzoeker] om:
I. de arbeidsovereenkomst tussen partijen met inachtneming van de geldende opzegtermijn van ten minste één maand en daardoor niet eerder dan met ingang van 1 april 2025 te ontbinden;
II. Denkavit te veroordelen, om binnen vijf dagen na het wijzen van de beschikking, aan [verzoeker] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de resterende transitievergoeding ad € 967,18 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
III. Denkavit te veroordelen, om binnen vijf dagen na het wijzen van de beschikking, aan [verzoeker] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de billijke vergoeding ter hoogte van ad € 23.905,33 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. Denkavit te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van de beschikking, aan [verzoeker] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een eindafrekening, zijnde uitbetaling van de niet-genoten vakantieuren ad € 1.314,11 bruto, vakantietoeslag ad € 769,90 bruto en de pro rata kerstgratificatie 2025 ad € 801,97 bruto, althans door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedragen;
V. Denkavit te veroordelen, om binnen vijf dagen na het wijzen van de beschikking, aan [verzoeker] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de wettelijke rente over de verzoeken I t/m IV;
VI. Denkavit te veroordelen, om binnen vijf dagen na het wijzen van de beschikking, aan [verzoeker] schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen van sub I t/m V zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag of een gedeelte daarvan dat Denkavit hiermee in gebreke blijft, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag;
VII. Denkavit te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking.
3.4.
Op hetgeen partijen aan hun verzoeken ten grondslag hebben gelegd, alsmede het verweer dat zij gevoerd hebben, wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die is aangegaan van 1 december 2023 tot en met 30 november 2024 is verlengd of dat deze is geëindigd. [verzoeker] voert aan dat tussen partijen een opvolgende arbeidsovereenkomst is overeengekomen met een looptijd van 1 december 2024 tot en met 30 november 2025. Denkavit bestrijdt dit.
Voor het geval de kantonrechter tot het oordeel komt dat de arbeidsovereenkomst is verlengd, is tussen partijen verder in geschil of die arbeidsovereenkomst alsnog is geëindigd door een opzegging van die arbeidsovereenkomst door Denkavit. [verzoeker] voert namelijk aan dat de brief van 21 november 2024 (zie randnummer 2.8) een
opzegging is van de reeds verlengde arbeidsovereenkomst die zou ingaan per 1 december 2024, terwijl Denkavit aanvoert dat die brief slechts een
aanzegging is van het einde van de eerste overeenkomst.
Ten slotte moet worden beoordeeld of [verzoeker] recht heeft op onder meer een vergoeding voor onregelmatige opzegging, de transitievergoeding en/of een billijke vergoeding en of wordt toegekomen aan het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van Denkavit.
Is de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verlengd?
4.2.
[verzoeker] voert aan dat [naam 2] tijdens het gesprek heeft voorgesteld de arbeidsovereenkomst te verlengen. [verzoeker] was hiermee akkoord, waarna Denkavit de brief van 28 oktober 2024 heeft gestuurd en hierin de verlenging van de arbeidsovereenkomst heeft bevestigd. De arbeidsovereenkomst is volgens hem dan ook verlengd tot en met
30 november 2025. Denkavit voert als verweer aan dat tijdens het gesprek geen toezegging is gedaan om de arbeidsovereenkomst te verlengen en dat zij met haar brief van 28 oktober 2024 slechts aan haar wettelijke aanzegverplichting wilde voldoen. Hiermee is de voortzetting van de arbeidsovereenkomst nog geen feit, omdat het aanbod nog geaccepteerd moest worden door [verzoeker] . Tot het moment dat de werknemer het aanbod heeft aanvaard, kan het aanbod nog herroepen worden door de werkgever. In dit geval heeft Denkavit geen termijn voor aanvaarding gegeven, noch was sprake van een onherroepelijk aanbod. Denkavit mocht haar aanbod tot verlenging van de arbeidsovereenkomst dan ook intrekken op 21 november 2024, zodat de arbeidsovereenkomst van rechtswege per 1 december 2024 is geëindigd.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Denkavit met haar brief van 28 oktober 2024 een onherroepelijk aanbod heeft gedaan voor een nieuwe arbeidsovereenkomst met een looptijd van 1 december 2024 tot en met 30 november 2025. Aan dit oordeel ligt het volgende ten grondslag.
4.4.
Hoewel [verzoeker] in eerste instantie het standpunt heeft ingenomen dat [naam 2] in het gesprek reeds heeft aangeboden de arbeidsovereenkomst te verlengen, heeft hij niet betwist dat het hem duidelijk moet zijn geweest dat [naam 2] niet bevoegd was om een dergelijk aanbod te doen. Ter zitting is ook door [verzoeker] bevestigd dat het gesprek voor [naam 2] slechts bedoeld was om te inventariseren hoe [verzoeker] functioneerde en dat hij daarna nog naar de directie moest om de verlenging te bespreken. De kantonrechter gaat daarom ervan uit dat tijdens het gesprek geen mondeling aanbod is gedaan dat daarna door [verzoeker] is geaccepteerd en waarvan de brief van 28 oktober 2024 de bevestiging is.
Tegelijkertijd is door Denkavit niet weersproken dat [verzoeker] tijdens het gesprek heeft aangegeven dat hij een verlenging met beide handen zou aangrijpen. Die mededeling van [verzoeker] ligt ook in lijn met de WhatsApp-berichten die [verzoeker] heeft gestuurd op 21 augustus 2024 en 16 oktober 2024, omdat daaruit duidelijk blijkt dat hij wil weten waar hij aan toe is voor wat betreft de verlenging en status van zijn arbeidsovereenkomst. Na het gesprek heeft Denkavit op 28 oktober 2024 aan [verzoeker] de brief gestuurd die is geciteerd in randnummer 2.7. Denkavit voert echter aan dat die brief slechts de invulling is van de aanzegverplichting waarop zij volgens haar altijd kan terugkomen.
De kantonrechter is van oordeel dat het Denkavit niet meer vrij stond om terug te komen op haar aanbod, omdat dat de brief van 28 oktober 2024 een onherroepelijk aanbod was zoals bedoeld in artikel 6:219 lid 1 BW. Uit de WhatsApp-berichten van [verzoeker] blijkt dat hij graag wilde weten waar hij aan toe was en Denkavit heeft niet betwist dat [verzoeker] tijdens het gesprek met [naam 2] heeft gezegd dat hij een nieuwe arbeidsovereenkomst met beide handen zou aangrijpen en dat hem was gezegd dat het nieuwe contract zou worden opgestuurd. Vervolgens krijgt [verzoeker] de brief van 28 oktober 2024 waarin onomwonden wordt aangegeven dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, voor welke duur en onder handhaving van de bestaande voorwaarden zonder dat [verzoeker] wordt gevraagd om een reactie. Gelet op al deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Denkavit – gelet op de reeds uitgesproken wens van [verzoeker] om de arbeidsovereenkomst te aanvaarden – beoogde om hem een onherroepelijk aanbod te doen tot verlenging van de arbeidsovereenkomst en hoefde [verzoeker] dat dus niet nog apart te aanvaarden. Denkavit kan zich daarom niet erop beroepen dat zij eigenlijk geen onherroepelijk aanbod wilde doen.
4.5.
Naar aanleiding van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] na 30 november 2024 is verlengd voor de duur van een jaar.
Is de nieuwe arbeidsovereenkomst opgezegd door Denkavit?
4.6.
[verzoeker] heeft het standpunt ingenomen dat de brief van 21 november 2024 waarin Denkavit aangeeft dat de arbeidsovereenkomst alsnog eindigt op 30 november 2024 moet worden aangemerkt als opzegging van de arbeidsovereenkomst. Denkavit heeft zich hiertegen verweerd door aan te voeren dat zij nooit een opzegging heeft beoogd, maar slechts een aanzegging.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de brief van 21 november 2024 (zie randnummer 2.8) niet kan worden aangemerkt als opzegging. Hoewel de Hoge Raad in het Constar-arrest (HR 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2905) heeft overwogen dat een onterechte aanzegging onder omstandigheden als een opzegging kan worden beschouwd, is de kantonrechter van oordeel dat dit arrest niet zo ruim moet worden uitgelegd dat iedere aanzegging van een naderend einde van de arbeidsovereenkomst als een opzegging moet worden beschouwd. De enkele omstandigheid dat Denkavit alsnog de wil heeft geuit de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te beëindigen, is naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden onvoldoende om aan te nemen dat [verzoeker] de aanzegging als opzegging had mogen opvatten. In de brief van 21 november 2024 wordt (zelfs onder verwijzing naar relevante jurisprudentie) duidelijk verwezen naar artikel 7:668 BW en wordt ook aangekondigd dat aan [verzoeker] een pro rato aanzegvergoeding zal worden betaald ter hoogte van 21/30e van zijn bruto maandsalaris
“…wegens de vertraagde aanzegging (art. 7:668 lid 3 BW)…”. De brief is naar het oordeel van de kantonrechter dus geen opzegging, maar slechts een uiting van de misvatting aan de kant van Denkavit dat zij nog steeds in een positie verkeerde om de eerste arbeidsovereenkomst van rechtswege te laten eindigen.
4.8.
Samengevat is de kantonrechter dus van oordeel dat geen sprake is geweest van een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Gelet daarop komen geen van de verzoeken van [verzoeker] voor toewijzing in aanmerking, omdat deze allemaal zijn gebaseerd op een berusting in een opzegging van Denkavit. Omdat de arbeidsovereenkomst niet is opgezegd, duurt deze nog voort en wordt toegekomen aan het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van de arbeidsovereenkomst dat door Denkavit is ingediend.
Moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden?
4.9.
Denkavit heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, omdat volgens haar sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen die zodanig is dat van Denkavit niet in redelijkheid kan worden gevergd de overeenkomst te laten voortduren.
4.10.
Denkavit legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij niet meer verder wil met [verzoeker] , omdat hij volgens haar ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat zijn arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet. Gelet op dat standpunt en de opstelling van [verzoeker] is er bij Denkavit een ernstig gebrek aan vertrouwen ontstaan en ligt herstel van de relatie in de toekomst volgens haar ook niet in de lijn der verwachting.
4.11.
[verzoeker] heeft zich verweerd tegen het ontbindingsverzoek. Hij heeft aangevoerd dat hem niet kan worden verweten dat hij zich juridisch heeft verweerd tegen het standpunt van Denkavit dat de arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd. Dat hij dat heeft gedaan komt volgens [verzoeker] doordat Denkavit juist zijn pogingen om zijn werkzaamheden uit te mogen voeren heeft gedwarsboomd en daardoor zelf de onderhavige situatie heeft gecreëerd. Verder voert hij aan dat Denkavit geen enkele poging heeft ondernomen om de verhoudingen te herstellen en zegt [verzoeker] daarmee dat in ieder geval niet vaststaat dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Ten slotte is niet onderzocht of herplaatsing mogelijk was of in de rede lag.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van een voldragen ontslaggrond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Denkavit heeft in feite enkel en alleen het juridische geschil over de vraag of de arbeidsovereenkomst was verlengd ten grondslag gelegd aan de verstoorde arbeidsverhouding. Zoals hiervoor geoordeeld is [verzoeker] echter terecht ervan uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt na 30 november 2024. Denkavit heeft [verzoeker] dus ten onrechte kwalijk genomen dat hij zich op het standpunt heeft gesteld dat dat het geval was en heeft ten onrechte geweigerd hem zijn werkzaamheden of re-integratie aan te bieden en heeft in dat kader ook geen enkele poging ondernomen om te onderzoeken of nog een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst mogelijk was. Gelet daarop is niet komen vast te staan sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, laat staan dat die verstoring ernstig en duurzaam was.
4.13.
Hoewel ter zitting door [verzoeker] zijn eigen primaire verzoeken tot onder meer wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris zijn ingetrokken en hij de switch heeft gemaakt door te berusten in een opzegging van de arbeidsovereenkomst, heeft hij zich voor wat betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet zo duidelijk uitgesproken en heeft hij ook niet erkend dat de arbeidsverhoudingen ernstig en duurzaam zijn verstoord. Daarenboven heeft [verzoeker] onbetwist gesteld dat hij thans arbeidsongeschikt is als gevolg van ziekte. Gelet op het voorgaande zal de arbeidsovereenkomst niet worden ontbonden.
Proceskosten
4.14
Omdat beide partijen over en weer ongelijk krijgen, worden de proceskosten gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
5.2
wijst de verzoeken van Denkavit af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2025.