ECLI:NL:RBGEL:2025:2201

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
ARN 24/3226
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark in de gemeente Buren

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren verleende omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L.M.A. Schrieder, stelt dat de vergunning in strijd is met de beleidsregels en dat het zonnepark niet als klein kan worden aangemerkt. De rechtbank behandelt het beroep op 8 januari 2025 en concludeert dat het beroep gegrond is. De rechtbank oordeelt dat de vergunninghouder ten onrechte is geconcludeerd dat het zonnepark een klein zonnepark is, en dat de vergunning niet in overeenstemming is met de ruimtelijke kaders. De rechtbank vernietigt het besluit van 15 maart 2024 en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen. Eiser krijgt een vergoeding van het griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/3226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam 1], eiser

(gemachtigde: mr. L.M.A. Schrieder),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren, het college

(gemachtigde: M. Boender).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam] B.V.uit [plaatsnaam 2], vergunninghouder
(gemachtigde: mr. T.E.G. van Heukelom).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het college verleende omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het realiseren van een zonnepark op een perceel aan de [locatie] in [plaatsnaam 1].
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Vergunninghouder heeft ook een schriftelijke reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder vertegenwoordigd door M. Bent, M. Verhagen en E. Obdijn en de gemachtigde van vergunninghouder.

Totstandkoming van het besluit

1. Vergunninghouder heeft op 10 januari 2023 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een zonnepark op het perceel aan de [locatie] in [plaatsnaam 2] (het perceel) [1] waarvan 8,4 hectare aan zonnepanelen met toebehoren, onderhoudspaden en landschappelijke inpassing binnen de hekwerken en 2,6 hectare aan landschappelijke inpassing buiten de hekwerken.
1.1.
Het zonnepark is in strijd met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen ‘Bestemmingsplan Buitengebied Buren’ en ‘Reparatieplan buitengebied 2012’.
1.2.
Het college heeft, nadat hij op 12 maart een verklaring van geen bedenkingen heeft verkregen van de gemeenteraad, op 15 maart 2024 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen’ [2] , ‘het uitvoeren van werk of werkzaamheden’ [3] en een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. [4]
1.3.
Een van de voorschriften die aan de omgevingsvergunning is verbonden is dat de omgevingsvergunning eindigt op het moment dat 30 jaar is verstreken na de dag dat de exploitatie van het bouwplan is aangevangen. Na afloop van deze termijn moeten alle bouwwerken ten behoeve van het zonnepark worden verwijderd.
1.4.
Tegen deze verleende omgevingsvergunning (het bestreden besluit) heeft eiser, die in de omgeving van het perceel woont, [5] beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Crisis- en herstelwet (Chw)
4. Omdat het voorliggende project ziet op de aanleg van een productie-installatie ten behoeve van hernieuwbare elektriciteit door zonne-energie, is de Chw van toepassing. [6]
Is het beroepschrift van eisers ontvankelijk?
5. Eiser heeft op 16 mei 2024 een pro forma beroepschrift ingediend en na het verstrijken van de beroepstermijn, op 13 juni 2024, pas de (inhoudelijke) beroepsgronden aangeleverd.
5.1.
Artikel 1.6a van de Chw luidt: ‘
Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.’
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser op 16 mei 2024 beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij brief van 17 mei 2024 heeft de rechtbank eiser verzocht om binnen vier weken de gronden van beroep mee te delen. Op 13 juni 2024 heeft eiser zijn beroepsgronden ingediend.
Verder stelt de rechtbank vast dat eiser in de rechtsmiddelenverwijzing bij het bestreden besluit er niet op gewezen is dat de Chw van toepassing is en hij daarom geen gronden meer mochten indienen na het verstrijken van de beroepstermijn.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de beroepsgronden die zijn vermeld in de brief van 13 juni 2024 bij de beoordeling worden betrokken. Eiser is namelijk in de rechtsmiddelenverwijzing bij het bestreden besluit noch hangende de beroepsprocedure erop gewezen dat de Chw van toepassing is en dat hij daarom na het verstrijken van de beroepstermijn geen gronden meer mocht indienen. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 januari 2014. [7] Hierin heeft de Afdeling overwogen dat het op de weg van het bestuursorgaan ligt om duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop rechtsmiddelen tegen een onder de reikwijdte van de Chw vallend besluit kunnen worden aangewend. Indien in de rechtsmiddelenverwijzing niet is vermeld dat de Chw van toepassing is en dat daarom de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen, kan een belanghebbende, nu in de Chw wordt afgeweken van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in beginsel niet worden tegengeworpen dat hij de gronden van het beroep niet binnen de beroepstermijn heeft aangevoerd. Dit is naar het oordeel van de Afdeling slechts anders indien aannemelijk is dat de belanghebbende op een andere manier wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd. De rechtbank is van oordeel dat, nu het college heeft nagelaten eiser te informeren over de toepasselijkheid van Chw, terwijl het om essentiële informatie over rechtsbescherming in afwijking van de Awb gaat, eiser en zijn gemachtigde niet mag worden tegengeworpen dat hij gronden heeft aangevoerd buiten de beroepstermijn van zes weken.
Het beroep is dan ook ontvankelijk.
Is eiser belanghebbende?
6. Het college stelt zich op het standpunt dat eiser geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. Het college wijst erop dat de afstand van het perceel tot de woning van eiser meer dan 160 meter bedraagt en er vanuit de woning geen dan wel weinig zicht is op het zonnepark.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat bij uitspraak van 4 mei 2021 de Afdeling tegen de achtergrond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, [8] heeft overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb maar die wel een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. [9]
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. Daartegen konden zienswijzen naar voren worden gebracht door een ieder. Eiser heeft een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het beroep van eiser ontvankelijk te achten.
6.3.
Dit neemt echter niet weg dat het relativiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:69a van de Awb aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg kan staan. Artikel 8:69a van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
6.4.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt. [10]
6.5.
Het college stelt dat de beroepsgrond van eiser over het weidevogelgebied op grond van artikel 8:69a van de Awb buiten beschouwing moet worden gelaten. De rechtbank zal bij de behandeling van deze beroepsgrond beoordelen of eiser zich beroept op een norm die kennelijk niet strekt tot bescherming van zijn belangen. De rechtbank doet dat aan de hand van de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 11 november 2020 over het relativiteitsbeginsel. [11]
Onvoldoende participatie?
7. Eiser voert aan dat het college bij het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van omwonenden en draagvlak ontbreekt.
7.1.
Binnen de gemeente Buren geldt vanaf 14 november 2023 het Beleidskader zon en wind Gemeente Buren 2023 – 2025 (beleidskader). Dit beleidskader bevat informatie over de opgave en de omvang van zon- en windenergie in de gemeente Buren voor de periode 2023-2025. [12] Blijkens dit beleidskader staan de voorkeuren en uitgangspunten voor lokaal rendement van Buren in het Participatiekader Duurzame Energie van de gemeente Buren (participatiekader). Het beleidskader gaat uit van vergoedingen voor omwonenden/grondeigenaren, lokaal eigendom aan de hand van een coöperatie en een omgevingsfonds. Het Omgevingsfonds Buren is op 5 september 2023 opgericht. [13] In het participatiekader is een routekaart opgenomen. Deze routekaart is bedoeld om duidelijkheid en overzicht te geven voor inwoners en anderen. De routekaart geeft ook richting aan initiatiefnemers. [14]
7.2.
De rechtbank stelt vast dat vergunninghouder een participatieplan heeft vastgesteld, namelijk het ‘participatieplan [naam] – Buren’ (het participatieplan). In dit participatieplan heeft de vergunninghouder de uit het participatiekader afkomstige routekaart doorlopen en daarvan verslag gemaakt in het participatieplan. Zo zijn er keukentafelgesprekken gevoerd en zijn er informatiebijeenkomsten geweest voor omwonenden. Verder vindt er ook financiële participatie plaats in de vorm van een omgevingsfonds waarin door vergunninghouder geld wordt gestort.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij onderhavig project een afweging is gemaakt tussen het belang van duurzame energievoorziening in het kader van de energietransitie en de belangen van eiser en overige omwonenden. Het ontbreken van draagvlak bij eiser en andere direct omwonenden is in die belangenafweging echter niet zonder meer het meest zwaarwegend, nu de vergunninghouder voldoende inspanningen heeft verricht om draagvlak te creëren. De rechtbank merkt hierbij nog op dat het vaste rechtspraak van de Afdeling is dat het ontbreken van draagvlak bij de omwonenden op zichzelf niet betekent dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen. [15] Verder oordeelt de rechtbank dat het college, naast het voeren van participatie met de omwonenden, voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden. Zo is in het landschappelijk inrichtingsplan opgenomen dat rondom het zonnepark een optische horizon wordt aangelegd, zodat het zicht van de omwonenden op het zonnepark het gehele jaar wordt ontnomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Tijdelijke wijziging?
8. Eiser voert aan dat de ontmanteling van het zonnepark na de termijn van 30 jaar niet is geborgd in de omgevingsvergunning.
8.1.
In de omgevingsvergunning is het volgende voorschrift opgenomen:

Instandhoudingstermijn tijdelijke omgevingsvergunning
De tijdelijke omgevingsvergunning heeft een instandhoudingstermijn van 30 jaar. Deze termijn vangt aan op het moment vanaf de dag dat de exploitatie van het bouwplan is aangevangen. Als de dag waarop de exploitatie van het bouwplan is aangevangen wordt aangemerkt:
  • de dag dat het bouwplan geheel of gedeeltelijk bij CertiQ (althans de entiteit/rechtspersoon die op dat moment bevoegd is productie-installaties als het bouwplan / zonneparken te registreren) is aangemeld, of indien dit eerder is,
  • de dag gelegen vijf (5) jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning.
Na de instandhoudingstermijn dienen alle bouwwerken ten behoeve van het zonnepark te worden verwijderd.
8.2.
De rechtbank onderkent dat 30 jaar een lange periode is maar er kan niet aan worden voorbijgegaan dat de vergunning in tijdsduur beperkt is. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden die maken dat naleving van bovengenoemde voorschrift redelijkerwijs niet te verwachten valt. Dit voorschrift biedt het college de mogelijkheid om zo nodig handhavend op te treden door vergunninghouder (na de bepaalde 30 jaar) te gelasten het zonnepark van het perceel te verwijderen. Voor zover eiser vreest dat in de toekomst zal worden besloten tot verdere verlenging van de termijn, betekent niet dat het bestreden besluit niet genomen had mogen worden. Een besluit tot verdere verlenging van de termijn ligt in deze procedure niet voor en tegen een dergelijk besluit zal opnieuw kunnen worden opgekomen [16] De beroepsgrond slaagt niet.
Omgevingsvergunning prematuur?
9. Eiser voert aan dat niet dan wel onvoldoende is gebleken dat het zonnepark kan worden aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. Verder betwijfelt eiser of het zonnepark financieel uitvoerbaar is omdat niet op voorhand duidelijk is dat vergunninghouder de noodzakelijke subsidie kan verkrijgen voor het zonnepark.
9.1.
Vergunninghouder heeft in de schriftelijke reactie uiteengezet dat wanneer zou blijken dat geen subsidie kan worden verkregen voor de realisatie voor het zonnepark, het zonnepark uit de eigen middelen van vergunninghouder gefinancierd kan worden.
9.2.
De rechtbank overweegt dat in het kader van een procedure tegen een omgevingsvergunning een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van het project, waaronder ook de financieel-economische uitvoerbaarheid is begrepen, slechts kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat het college op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het project niet kan worden uitgevoerd. [17]
9.3.
In de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit zijn de volgende passages opgenomen:

Netaansluiting
Voor de netaansluiting van het zonnepark zijn twee opties mogelijk. De eerste mogelijkheid is aansluiten op het bestaande energienetwerk van de Avri te Geldermalsen. Dit netwerk wordt komende jaren uitgebreid en hier zou het zonnepark eventueel op aan kunnen sluiten. De tweede mogelijkheid om het zonnepark aan te sluiten is op de dichtstbijzijnde netaansluiting van de netbeheerder Liander. De definitieve keuze tussen de twee mogelijkheden wordt in een vervolgstadium gemaakt.’ [18]

‘6.4.2 Financiering zonnepark

De realisatie van [zonnepark] doen de initiatiefnemers voor eigen rekening en risico. Hierbij is het wel noodzakelijk dat het zonnepark in de nabijheid wordt aangesloten op het net. Hiertoe heeft afstemming plaatsgevonden en zal verdere afstemming noodzakelijk zijn. Ook is er met de huidige energiemarkt SDE++ subsidie noodzakelijk, die kan worden aangevraagd nadat een omgevingsvergunning voor de realisatie van het zonnepark is verleend.’

9.4.
De rechtbank stelt vast dat netbeheerder Liander op 22 juni 2022 een verklaring heeft afgegeven, een zogenoemde transportindicatie. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid verschaft dat het zonnepark aangesloten kan worden op het stroomnet. Verder heeft vergunninghouder uiteengezet dat het mogelijk te verkrijgen subsidiebedrag niet noodzakelijk is voor de realisatie van het zonnepark. De rechtbank ziet in hetgeen eiser hierover heeft aangevoerd geen reden om aan die uiteenzetting te twijfelen. Dit betekent dat het college op voorhand in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het project in zoverre kan worden uitgevoerd binnen de beoogde periode. De beroepsgrond slaagt niet.

Strijdig gebruik

Goede ruimtelijke ordening

10. Voordat de rechtbank op de beroepsgronden ingaat, benadrukt de rechtbank dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en het de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een ‘goede ruimtelijke ordening’. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [19]
Zonnepark in strijd met het provinciaal beleid?
11. Eiser voert aan dat het zonnepark in strijd is met de Omgevingsvisie gaaf Gelderland van de Provincie Gelderland (omgevingsvisie). In de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit is het zonnepark ten onrechte enkel getoetst aan de omgevingsvisie die gedateerd is uit 2018 en is geen acht geslagen op het feit dat een nieuwe omgevingsvisie in ontwikkeling is.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat in de ruimtelijke onderbouwing is geconcludeerd dat de realisatie van het zonnepark past binnen de regelgeving, ambities en doelstellingen van de provincie Gelderland. [20] Zo is onder meer de volgende passage opgenomen over de relatie tussen het zonnepark en de omgevingsvisie:
‘Op onderstaande afbeelding is te zien dat het plangebied niet binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO), het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of Natura 2000-gebied ligt. Ook ligt het plangebied niet in een beschermd weidevogelgebied of een rustgebied voor winterganzen. Hierdoor heeft de ontwikkeling geen negatieve invloed op het natuur- en landschapsbeleid van de Provincie Gelderland. Met de landschappelijke inrichting wordt daarnaast ingezet op de versterking van de natuur- en landschapswaarden.’ [21]
11.2.
De rechtbank stelt voorop dat het college bij de verlening van een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan niet gebonden is aan rijks- en/of provinciaal beleid. Het college moet rekening houden met dit beleid. Dat betekent dat het college dit beleid in de belangenafweging dient te betrekken. [22] Uit paragraaf 3.2.2 van de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit volgt dat het college aandacht heeft besteed aan het provinciaal beleid zoals neergelegd in de omgevingsvisie. Wat betreft de stelling van eiser dat ten onrechte geen acht is geslagen op de omstandigheid dat een nieuwe omgevingsvisie in ontwikkeling is, wat ook van deze stelling zij en daargelaten de vraag of het zonnepark in strijd is met de in ontwikkeling zijnde omgevingsvisie, overweegt de rechtbank het volgende. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was de omgevingsvisie uit 2018 het geldende beleid en daarom heeft het college terecht in de ruimtelijke onderbouwing geen acht geslagen op de nieuwe omgevingsvisie die in ontwikkeling is. De beroepsgrond slaagt niet.
Weidevogelgebied
12. Eiser voert aan dat het college de gevraagde omgevingsvergunning niet mocht verlenen omdat de beoogde locatie nabij een weidevogelgebied is gelegen en dit niet is toegestaan.
12.1.
Op het perceel dat is gelegen naast de beoogde locatie van het zonnepark rust de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogels’ op grond van het bestemmingsplan.
12.2.
In de Ruimtelijke kaders zon en wind gemeente Buren 2023 – 2025 (ruimtelijke kaders) is het volgende uitgangspunt opgenomen:
‘Verder zijn de volgende uitgangspunten van belang:
(…)
-
Bij Natura 2000 gebied en Weidevogelgebieden tot een afstand van 1000 meter mogen geen ontwikkelingen plaats vinden.’’ [23]
12.3.
In de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit is het volgende opgenomen:
‘Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
(…) Wel grenst het plangebied aan een weidevogelgebied, welke op 20 meter van het plangebied is gelegen. (…) In het kader van de aanwezigheid van een weidevogelgebied nabij voorliggend zonnepark is contact geweest tussen de initiatiefnemers en de Vereniging Agrarisch Natuur – en Landschapsbeheer Tieler- en Culumborger Waarden (VANL TWC) en de Milieuwerkgroepen Buren. Beide partijen hebben aangegeven dat voorliggende ontwikkeling voor weidevogels geen echte belemmering is. Hierbij is wel aangegeven dat beplanting aan de randen niet hoger te maken dan ca. 4 meter te maken.
Verder is ten aanzien van het weidevogelgebied een beknopte bureaustudie gedaan naar de mogelijk effecten van het zonnepark op het weidevogelgebied. (…) De afstand tussen het plangebied van [zonnepark] en het gemeentelijk aangewezen weidevogelgebied is circa 20 meter. Zonneparken zijn niet opgenomen als verstoringsobjecten, maar in de literatuur wordt uitgegaan van een verstoringsafstand van 50 meter (bron: Bureau Waardenburg, ‘weidevogels in een toekomstig energielandschap). Aan de oostelijke rand van het weidevogelgebied (op 35 meter na), ligt een bosgebied(je) van circa 1,3 hectare met ruim 4,5 meter hoge beplanting (zie afbeelding 17). Weidevogels ervaren een verstorende werking van bos (>0,5 ha) in de nabijheid van 250 meter. Dit zal ertoe leiden dat aan de westzijde van het bosgebied de weidevogels dit gebied niet naderen door de verstoring. Dit wordt bevestigd door NDFF-gegevens van weidevogeltellingen in het gebied. Tussen het bosgebied en het zonnepark ligt de Burensestraat, welke eveneens een verstorend object is voor weidevogels, met een gemiddelde verstoringsafstand.
Gezien de verstoringsafstand van het bos groter is dan die van een zonnepark, wordt een negatief effect van [zonnepark] op de weidevogelpopulatie theoretisch en door middel van expertise uitgesloten.
Hiermee vorm voorliggende ontwikkeling geen belemmering of beperking voor het nabij gelegen weidevogelgebied.’ [24]
12.4.
De rechtbank stelt vast dat, naast de hierboven genoemde bureaustudie, vergunninghouder op 13 mei 2024 door het Ecologisch Bureau Waardenburg (Waardenburg) een aanvullende beoordeling heeft laten opstellen van de mogelijke effecten van het zonnepark op het beschermde weidevogelgebied. In de beoordeling van Waardenburg is geconcludeerd dat de ontwikkeling van het [zonnepark] geen negatieve invloed heeft op de kwaliteit en het functioneren van het weidevogelgebied ten westen van de Burensestraat.
12.5.
Voor zover het college zich op het standpunt heeft gesteld dat deze beroepsgrond op grond van artikel 8:69a van de Awb buiten beschouwing moet worden gelaten, merkt de rechtbank het volgende op. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de overzichtsuitspraak van 11 november 2020 kan onder omstandigheden worden aangenomen dat het belang van een natuurlijk persoon zodanig verwezen is met het algemene belang dat deze rechtsnorm beoogt te beschermen dat niet kan worden gezegd dat de rechtsnorm kennelijk niet beoogt het belang van deze natuurlijke persoon te beschermen. Deze situatie doet zich concreet voor in geval het betreffende gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van appellant. [25] De rechtbank stelt vast dat de woning van eisers op ongeveer 130 meter van het weidevogelgebied is gelegen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het desbetreffende weidevogelgebied onderdeel vormt van de leefomgeving van eiser. De rechtbank komt daarom toe aan een inhoudelijke bespreking van bovenstaande beroepsgrond.
12.6.
De rechtbank oordeelt dat het college heeft kunnen afwijken van het uitgangspunt uit de ruimtelijke kaders over de afstand tot het weidevogelgebied. Het college heeft namelijk gemotiveerd afgeweken van het uitgangspunt onder verwijzing naar een gedaan bureauonderzoek. Verder is dit onderzoek tijdens de beroepsprocedure bevestigd door een andere deskundige. Uit beide onderzoeken blijkt dat het zonnepark geen extra belemmering is voor de weidevogels in het nabijgelegen weidevogelgebied. De beroepsgrond slaagt niet.
Onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van eiser?
13. Eiser voert aan dat het zonnepark het woon- en leefklimaat van eiser onaanvaardbaar aantast. Eiser betoogt dat zijn uitzicht wordt aangetast door het zonnepark en het zonnepark ook geluidshinder tot gevolg heeft. Verder stelt eiser dat het zonnepark nadelig kan zijn voor zijn gezondheid. Zo vreest eiser mogelijke gezondheidsrisico’s door elektromagnetische straling die afkomstig is van de opslag van de opgewekte energie.
13.1.
In de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit zijn onder meer de volgende passages opgenomen:

5.3 Geluid
(…)
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
(…)
De dichtstbijzijnde gevoelige (woon)bestemming zijn gelegen aan de overzijde van de [locatie]. De technische installaties worden op minimaal 50 meter gerealiseerd vanaf de dichtstbijzijnde woningen, waardoor er geen sprake zal zijn van geluidshinder door de installaties in het zonnepark. Een goed woon- en leefklimaat voor het aspect geluid kan worden gegarandeerd.’ [26]
‘Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat voor alle woningen en (zeer) beperkte toename van het geluid is. Geconcludeerd kan worden dat er een toename van geluidbelasting gelijk aan of lager is dan 1 dB. Verschillen gelijk aan of kleiner dan 1 dB zijn niet of nauwelijks waarneembaar voor het menselijk gehoor. Voor deze woningen wordt het reflecterend effect van de zonnepanelen als verwaarloosbaar gezien.’ [27]

‘5.11 Elektromagnetische straling

(…)
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De woningen rondom het plangebied staan op geruime afstand van het zonnepark, waarmee kan worden aangenomen dat elektromagnetische straling geen gezondheidsrisico vormt en dus niet leidt tot een belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.’
13.2.
De rechtbank oordeelt dat het college heeft kunnen besluiten dat het project het woon- en leefklimaat van eiser niet onaanvaardbaar aantast. De rechtbank acht hier van belang dat het zicht dat eiser vanaf zijn perceel heeft is beperkt door de (ruime) afstand tussen het perceel van eiser en het zonnepark. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat het zicht op het zonnepark wordt beperkt door verschillende inpassingsmaatregelen die worden genomen zoals een grondwal. Wat betreft de niet onderbouwde stellingen van eiser over de geluidshinder en de elektromagnetische straling merkt de rechtbank op het college voldoende heeft gemotiveerd dat het zonnepark geen onaanvaardbare geluidshinder dan wel dat de elektromagnetische straling afkomstig van het zonnepark, niet leidt tot onaanvaardbare gezondheidsrisico’s. De beroepsgrond slaagt niet.
Klein of groot zonnepark?
14. Eiser voert aan dat het college ten onrechte toestemming heeft gegeven voor het zonnepark, gelet op de omvang van het zonnepark, omdat het zonnepark is gesitueerd buiten de zoekgebieden. Eiser betwijfelt of de oppervlakte van het zonepark juist is berekend en derhalve de vraag of dit een lokaal zonnepark is in de zin van het beleid. Het college gaat ten onrechte uit van een omvang van 8,4 hectare.
14.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat alleen de netto-oppervlakte van het zonnepark meegenomen moet worden voor de berekening van de oppervlakte van het zonnepark.
14.2.
De vergunninghouder stelt zich op het standpunt dat de oppervlakte van het zonnepark kleiner is dan 10 hectare en tevens innovatief is. Gelet hierop is het toegestaan om het zonnepark te realiseren buiten de zoekgebieden langs de A15/Betuwelijn en het energiepark Medel. Verder stelt de vergunninghouder dat de omgevingsvergunning is verleend voor 11 hectare aan bruto oppervlakte. In die 11 hectare zitten de landschappelijke inpassing, ruimte voor een batterij, de hekwerken om het zonnepark om schade en diefstal aan het zonnepark te voorkomen en de zonnepanelen met bijbehorende installaties. Het netto-oppervlak van de zonnepanelen met bijbehorende installaties is 6,4 hectare. Het op deze manier vaststellen van de grootte van het zonnepark ligt volgens vergunninghouder voor de hand omdat het enkel realiseren van de landschappelijke inpassing vergunningsvrij is.
14.3.
In de ruimtelijke kaders zijn als bijlage 4 de volgende zoekgebieden opgenomen:
14.4.
De rechtbank stelt vast dat in de ruimtelijke kaders een scheiding is opgenomen tussen zonneparken die groter zijn dan 10 ha (grote zonneparken) en lokale of innovatieve zonneparken die kleiner zijn dan 10 ha (kleine zonneparken). Uitgangspunt van de ruimtelijke kaders is dat de grote zonneparken in de bovengenoemde zoekgebieden worden gesitueerd en dat de kleine zonneparken ook buiten de zoekgebieden worden gesitueerd.
14.5.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of voor de beoordeling van de omvang van het zonnepark in het kader van de ruimtelijke kaders alleen de oppervlakte van de zonnepanelen moet worden meegerekend of dat bij de berekening ook de overige onderdelen van het zonnepark moeten worden meegerekend, zoals de landschappelijke inpassing.
14.6.
In de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit is het volgende opgenomen:

Om de bestaande kavelstructuur te behouden omslaat het plangebied iets meer dan 10 hectare, namelijk bijna 11 hectare, waarbij 6,4 hectare gebruikt wordt voor de opstelling van de pv-panelen. [28]
14.7.
In de ruimtelijke kaders is de volgende vuistregel opgenomen:
’Hier geldt verder de vuistregel dat van elke 10 ha, 2,5 ha vrije ruimte voor natuur moeten zijn, uitgaande van de eerder genoemde gedragscode.’ [29]
14.8.
De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte heeft vastgesteld dat het zonnepark een klein zonnepark is in de zin van het beleid zoals neergelegd in de Ruimtelijke kaders zon en wind gemeente Buren. De zonnepanelen met toebehoren en de landschappelijke inpassing zijn naar het oordeel van de rechtbank als één project aan te merken. Vergunninghouder heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark van bijna 11 hectare. De stelling dat de landschappelijke inpassing niet behoort bij het zonnepark volgt de rechtbank niet omdat het zonnepark niet gerealiseerd kan worden zonder de landschappelijke inpassing. Verder is in de ruimtelijke kaders geen onderscheid gemaakt tussen een netto en bruto oppervlakte van een zonnepark, hetgeen ook door het college ter zitting is erkend. Weliswaar heeft de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) afgegeven waarin is ingestemd met het totale plan op deze locatie. Hierbij is echter niet onderkend dat dit zonnepark in de zin van de ruimtelijke kaders als een zogenoemd groot zonnepark moet worden aangemerkt en derhalve staat niet vast dat de gemeenteraad bewust is afgeweken van de in de kaders vastgelegde zoekgebieden. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de ruimtelijke kaders en daar niet onderbouwd van is afgeweken. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Daarover overweegt de rechtbank, in het geval het college alsnog toestemming wil verlenen voor dit zonnepark, de benodigde (gewijzigde) vvgb van de gemeenteraad ontbreekt.
15.1.
De rechtbank draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
15.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 maart 2024;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd dezeuitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het betreft de kadastrale percelen: BRN00-Q-405, BRN00-Q-451, BRN00-Q-580 en BRN00-Q-603.
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.Artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo
4.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid aanhef, onder a, en onder 3, van de Wabo.
5.Betreft ongeveer 150 meter.
6.Op grond van artikel 1.1, eerste lid aanhef en onder a, van de crisis- en herstelwet (Chw) in samenhang met artikel 1.1 van bijlage 1 van de Chw.
7.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:230, r.o. 5.1.
8.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7 (Stichting Varkens in Nood).
9.Uitspraak van 4 mei 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2021:953, onder 4.3 tot en met 4.8.
10.Uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1025.
11.Uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706.
12.Beleidskader zon en wind Gemeente Buren 2023 – 2025, par.1.
13.Beleidskader zon en wind Gemeente Buren 2023 – 2025, par.3.1
14.Participatiekader Duurzame Energie, Buren, mei 2021, p. 6.
15.. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:340, r.o. 14.1.
16.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3292, r.o. 3.
17.Uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, r.o. 13.1.
18.Ruimtelijke onderbouwing ‘[zonnepark]’, p. 13.
19.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1596, r.o. 3.
20.Ruimtelijke onderbouwing ‘[zonnepark]’, p. 26.
21.Ruimtelijke onderbouwing ‘[zonnepark]’, p. 24.
22.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5432, waarin de Afdeling dit overwoog met betrekking tot de vaststelling van een bestemmingsplan.
23.Ruimtelijke kaders zon en wind gemeente Buren 2023-2025, p. 6.
24.Ruimtelijke onderbouwing ‘[zonnepark]’, p. 35 – 36.
25.Uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 7.1.
26.Ruimtelijke onderbouwing ‘[zonnepark]’, p. 50.
27.Ruimtelijke onderbouwing ‘[zonnepark]’, p. 51.
28.Ruimtelijke onderbouwing ‘[zonnepark]’, p. 33.
29.Ruimtelijke kaders zon en wind gemeente Buren 2023-2025, p. 3.