ECLI:NL:RBGEL:2025:2167

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
C/05/444878 / FZ RK 24-2954
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vervangende toestemming voor verhuizing en schoolwissel in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 maart 2025 een tussenbeschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen een moeder en een vader over de verhuizing van hun minderjarige kinderen. De moeder had verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar een nieuwe woonplaats en om hen in te schrijven op nieuwe scholen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de noodzaak voor de verhuizing niet was komen vast te staan en de verhuizing niet goed doordacht was, de moeder het recht had om met de kinderen bij haar huidige echtgenoot te gaan wonen. De rechtbank weigerde echter het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag over de kinderen, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit in het belang van de kinderen zou zijn. De rechtbank heeft ook een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de vader verblijven, en heeft een raadsonderzoek gelast om de situatie verder te onderzoeken. De moeder is verplicht om de vader op de hoogte te houden van belangrijke ontwikkelingen van de kinderen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/444878 / FZ RK 24-2954
Datum uitspraak: 20 maart 2025
beschikking ex artikel 1:253a BW
in de zaak van
[naam moeder](hierna: de moeder),
voorheen wonende te [vorige woonplaats moeder] , nu wonende te [nieuwe woonplaats moeder] ,
advocaat mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Vaassen,
tegen
[naam vader](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat mr. K.R.E. Blanken te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift ingekomen bij de griffie op 10 december 2024, met producties 1 tot en met 8;
- het gewijzigde verzoekschrift met bijlagen ingekomen bij de griffie op 6 februari 2025, met producties 9 tot en met 11;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek ingekomen bij de griffie op 10 februari 2025, met producties 1 tot en met 9.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 13 februari 2025 zijn gehoord:
- de moeder, vergezeld van een tolk en bijgestaan door mr. De Blieck-Willemsen;
- de vader, vergezeld van een tolk en bijgestaan door mr. Blanken;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft het hierna te noemen kind [kind 1] naar zijn mening gevraagd. De kinderrechter heeft op 13 februari 2025 een gesprek gevoerd met [kind 1] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind 1] heeft gezegd.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn op [datum] 2011 te [plaats] , Syrië, met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 3 januari 2022 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Het huwelijk is op 6 mei 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk van de ouders zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [naam kind 1], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 1] ;
  • [naam kind 2], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 2] .
2.3.
De vader heeft de Syrische nationaliteit. De moeder, [kind 1] en [kind 2] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind 1] en [kind 2] . Zij hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.5.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 september 2022 een regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) over de kinderen vastgesteld, die inhoudt dat de kinderen met ingang van 24 september 2022 bij de vader verblijven:
- zolang de vader geen woning heeft waar de kinderen kunnen overnachten: om de week op zaterdag van 13.00 uur tot 19.00 uur en de daaropvolgende zondag vanaf 10.00 uur tot 17.00 uur;
- zodra de vader een woning heeft waar de kinderen kunnen overnachten: om het weekend van zaterdag 13.00 uur tot zondag 18.00 uur,
waarbij de vader telkens zorgdraagt voor het ophalen en terugbrengen van de kinderen.
2.6.
Bij vonnis in kort geding van 30 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de moeder veroordeeld om deze zorgregeling na te komen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat partijen aanvullende afspraken hebben gemaakt over de zorgregeling. Deze luiden als volgt:
- de zorgregeling zal worden hervat op 18 januari 2025;
- omdat de vader nog geen woning heeft geldt als zorgregeling: om de week op zaterdag van 13.00 tot 19.00 uur en de daaropvolgende zondag vanaf 10.00 uur tot 17.00 uur;
- de moeder zorgt ervoor dat de kinderen zaterdag om 13.00 uur of zondag om 10.00 uur op het treinstation in [woonplaats vader] zijn;
- de vader zorgt ervoor dat de kinderen zaterdag om 19.00 uur of zondag om 17.00 uur op het treinstation in [nieuwe woonplaats moeder] zijn.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter als informatieregeling vastgesteld dat de moeder de vader iedere eerste week van de maand per e-mail informeert over de ontwikkelingen van [kind 1] en [kind 2] .
De moeder en de vader zijn beiden niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van de over en weer door hen ingetrokken vorderingen met betrekking tot de verhuizing van de moeder met de kinderen van [vorige woonplaats moeder] naar [nieuwe woonplaats moeder] . De door de moeder verzochte vervangende toestemming voor het uitschrijven van de kinderen van de scholen in [vorige woonplaats moeder] en [woonplaats vader] en het inschrijven van de kinderen op de scholen in [nieuwe woonplaats moeder] is afgewezen, omdat de vader tijdens de mondelinge behandeling van 16 januari 2025 toestemming heeft gegeven voor de inschrijving van [kind 1] op de [naam school] in [nieuwe woonplaats moeder] en de inschrijving van [kind 2] op basisschool [naam school] in [nieuwe woonplaats moeder] zodat de kinderen gedurende deze bodemprocedure naar school kunnen.

3.Het verzoek en het verweer met zelfstandige verzoeken

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank, na wijziging van haar verzoeken, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] te verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] , en te bepalen dat deze toestemming in de plaats treedt van de benodigde toestemming van de vader;
II. de moeder vervangende toestemming te verlenen om de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] uit te schrijven van de huidige basisschool van [kind 2] ‘ [naam school] ’ te [vorige woonplaats moeder] en de huidige school van [kind 1] ‘ [naam school] ’ te [woonplaats vader] en hen in te schrijven op scholen in [nieuwe woonplaats moeder] , en te bepalen dat deze toestemming in de plaats treedt van de benodigde toestemming van de vader.
III. te bepalen dat de moeder met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] wordt belast;
IV. te bepalen dat de zorgregeling conform de beschikking van deze rechtbank van 19 september 2022 voorlopig, in afwachting van de uitkomst van de provisionele voorziening, wordt gewijzigd in die zin dat de vader om het weekend van vrijdag uit school tot zondag 18:00 uur omgang met de minderjarigen heeft, waarbij de vader zorgdraagt voor het halen en brengen van de minderjarigen;
V. kosten rechtens.

4.Het verweer

4.1.
De vader heeft een verweerschrift ingediend, met daarin zelfstandige verzoeken. De vader verzoekt de rechtbank om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verzoeken van de moeder zoals verwoord in het gewijzigde verzoekschrift af te wijzen;
bij wijze van zelfstandig verzoeken
II. te bepalen dat de zorg- en contactregeling zoals bepaald bij beschikking van deze rechtbank van 19 september 2022 wordt gewijzigd inhoudende dat de kinderen bij de vader zullen verblijven:
o zo lang de vader geen woning heeft waar de kinderen kunnen overnachten: om de week op zaterdag van 13.00 uur tot 19.00 uur en de daaropvolgende zondag van 10.00 tot 17.00 uur;
o zodra de vader een woning heeft waar de kinderen kunnen overnachten: om het weekend van zaterdag 13.00 uur tot zondag 18.00 uur,
waarbij de moeder telkens zorgdraagt voor het ophalen en terugbrengen van de kinderen;
III. een verdeling van de vakanties en de feestdagen te bepalen voor ieder jaar inhoudende dat de kinderen bij de vader zullen verblijven zodra de vader over een zelfstandige woonruimte beschikt conform het hiernavolgende schema:
o in de voorjaarsvakantie verblijven de kinderen bij de vader;
o in de meivakantie verblijven de kinderen de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
o in de zomervakantie verblijven de kinderen de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
o in de herfstvakantie verblijven de kinderen bij de moeder;
o verder verblijven de kinderen in principe de eerste week tijdens de kerstvakantie bij de moeder en de tweede week bij de vader;
o tijdens oud en nieuw verblijven de kinderen in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
o dan wel een vakantie- en feestdagenregeling door de rechtbank nader te bepalen;
waarbij de kinderen door de moeder zullen worden gebracht en door de vader zullen worden teruggebracht;
IV. de moeder te verbieden om met de kinderen naar [nieuwe woonplaats moeder] te verhuizen op straffe van een dwangsom;
V. als de moeder is verhuisd de moeder te gebieden om binnen primair een maand, subsidiair binnen een jaar na deze beschikking, dan wel een termijn die de rechtbank juist acht, terug te verhuizen naar [vorige woonplaats moeder] op straffe van een dwangsom;
VI. een informatie- en consultatieregeling te bepalen inhoudende dat de moeder de vader iedere eerste week van de maand per e-mail informeert over de ontwikkelingen van de kinderen;
VII. een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
4.2.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

5.De mening van [kind 1]

5.1.
heeft de kinderrechter laten weten dat hij het jammer en moeilijk vindt dat hij zijn vader al lang niet heeft gezien. Aan de ene kant zegt [kind 1] dat hij zijn vader graag weer wil zien. Hij wil dan ook graag wat langer bij zijn vader zijn dan voorheen en eventueel een nachtje blijven slapen. Ook laat hij weten dat hij iets leuks met zijn vader wil doen als hij bij hem is en niet alleen maar bij zijn vader thuis wil zijn. Maar aan de andere kant zegt hij dat hij dat pas over een paar maanden wil doen, omdat zijn vader hem ook lang niet heeft gezien.

6.Het advies van de Raad

6.1.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat duidelijk is dat de communicatie tussen partijen niet goed is en dat het voor de kinderen belangrijk is dat ouders hieraan gaan werken. De problemen in de communicatie en het gegeven dat de vader in 2023 eenmalig geen toestemming heeft gegeven voor een vakantie van de moeder met de kinderen vindt de Raad onvoldoende voor beëindiging van het gezamenlijk gezag. De Raad merkt op dat het juist de moeder is die heeft gehandeld in strijd met het gezamenlijke gezag door zonder toestemming van de vader of vervangende toestemming van de rechtbank met de kinderen te verhuizen van [vorige woonplaats moeder] naar [nieuwe woonplaats moeder] . Maar nu de moeder al is verhuisd, de huur van de woning in [vorige woonplaats moeder] is opgezegd en de kinderen al van school zijn gewisseld, vindt de Raad het in het belang van de kinderen dat zij hun leven in [nieuwe woonplaats moeder] kunnen gaan vormgeven en niet weer met een onzekere periode en een verhuizing worden geconfronteerd. Daarom adviseert de Raad de rechtbank om de moeder niet te verplichten om terug te verhuizen naar [vorige woonplaats moeder] . Aangezien de vader nog geen zelfstandige woonruimte heeft, adviseert de Raad de in de kort geding procedure bevestigde zorgregeling voort te zetten. Omdat de moeder zonder toestemming is verhuisd en verder weg is gaan wonen, kan de Raad zich daarbij wel voorstellen dat de moeder het halen en brengen van de kinderen voor haar rekening moet nemen. Aan de andere kant vindt de Raad ook dat het halen en brengen een verantwoordelijkheid van beide ouders is. Verder wijst de Raad er op het belangrijk is dat de in kort geding vastgelegde informatieregeling door de moeder wordt nagekomen.
6.2.
De Raad heeft aanvankelijk tijdens de mondelinge behandeling voorgesteld dat partijen via het Uniform Hulp Aanbod een communicatietraject zouden gaan volgen. Maar toen bleek dat de moeder hiertoe niet bereid was omdat zij is getrouwd met een andere man en zij niet met de vader wil afspreken, heeft de Raad een raadsonderzoek geadviseerd. De Raad maakt zich zorgen over het gegeven dat de kinderen plotseling uit [vorige woonplaats moeder] zijn weggerukt zonder dat duidelijk was waar zij naartoe zouden verhuizen (naar opa en oma of naar de nieuwe echtgenoot van moeder) en naar welke school zij zouden gaan, over het niet verstrekken van informatie over de kinderen door de moeder aan de vader, de gebrekkige communicatie tussen de ouders en het ontbreken van bereidheid om hieraan te werken. De Raad merkt op dat in het raadsonderzoek kan worden bezien of het onderzoek uitgebreid moet worden naar een kinderbeschermingsmaatregel.

7.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

7.1.
Omdat de vader de Syrische nationaliteit heeft, zitten er internationale aspecten aan deze zaak. De rechtbank moet daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.
7.2.
[kind 1] en [kind 2] hadden op het moment dat het verzoekschrift werd ingediend hun gewone verblijfplaats in Nederland (en hebben dat overigens nog steeds). Daarom heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 7, eerste lid, Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende kinderontvoering (Brussel II-ter).
7.3.
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, is Nederlands recht van toepassing op grond van artikel 15 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (verdrag van 19 oktober 1996, Trb. 1997, 299, Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
Gezag
7.4.
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, als de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van een eerdere beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In dat geval bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt. Artikel 1:251a lid 1 en 3 BW zijn van overeenkomstige toepassing.
7.5.
De rechter kan het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:251a BW toewijzen als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of als wijziging van het gezag om andere redenen in het belang van het kind noodzakelijk is.
7.6.
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag af. Uit de overgelegde stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank onvoldoende gebleken dat beëindiging van het gezamenlijk gezag in het belang van [kind 1] en [kind 2] is. Er is ook geen sprake van dat [kind 1] en [kind 2] klem en/of verloren raken tussen de ouders. Niet is gebleken dat partijen niet in staat zijn om beslissingen in het belang van [kind 1] en [kind 2] te nemen.
7.7.
In 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank vervangende toestemming aan de moeder verleend om met de kinderen op vakantie naar Oostenrijk te gaan, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat de vader – zoals de moeder stelt – nergens aan wil meewerken. De vader zag op dat moment onder meer veiligheidsrisico’s voor de kinderen omdat de moeder pas recent haar rijbewijs had gehaald en geen Duits spreekt. Alhoewel de voorzieningenrechter in die zorgen geen reden zag om vervangende toestemming te weigeren, was er toen naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie dat de vader zonder reden niet meewerkte. Bovendien heeft de vader in 2024 wel toestemming gegeven voor een vakantie van de moeder en de kinderen naar Oostenrijk.
7.8.
Ook het gegeven dat de vader de kinderen al meer dan een half jaar niet heeft gezien, is geen reden voor een wijziging van het gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag. Niet alleen is niet gebleken dat de vader als gevolg hiervan niet (meer) in staat zou zijn om gezagsbeslissingen over de kinderen te nemen. Maar belangrijker nog, beide partijen willen dat de vader en de kinderen weer contact met elkaar hebben, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de vader en de kinderen elkaar snel weer zullen zien.
7.9.
Wel constateert de rechtbank dat partijen vanaf mei 2024 niet meer met elkaar hebben gecommuniceerd, maar dit komt doordat de moeder de vader heeft geblokkeerd op haar telefoon. Dit kan de vader dus niet worden verweten. Tot in mei 2024 was de communicatie tussen partijen blijkens de overgelegde WhatsApp-gesprekken naar het oordeel van de rechtbank goed genoeg. In januari 2025 zouden partijen naar aanleiding van het kort geding telefoonnummers met elkaar uitwisselen, maar tijdens de mondelinge behandeling in deze procedure heeft de moeder verklaard dat zij niet haar eigen telefoonnummer heeft gegeven. Voor zover de vader dus niet (tijdig) met de moeder communiceert over de kinderen heeft de moeder het in eigen hand om die situatie te veranderen.
7.10.
De rechtbank constateert tot slot dat de moeder het afgelopen jaar zonder toestemming van de vader of vervangende toestemming van de rechtbank met de kinderen is verhuisd van [vorige woonplaats moeder] naar [nieuwe woonplaats moeder] . De moeder gedraagt zich daarmee alsof zij het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft en zij zet de vader volledig buiten spel. De rechtbank acht dit zorgelijk en kwalijk. Hiermee schaadt de moeder niet alleen het belang van de vader, maar ook de belangen van de kinderen. De kinderen hebben er namelijk recht op en belang bij dat hun beide ouders zijn betrokken bij hun verzorging en opvoeding en bij belangrijke beslissingen in hun leven, zodat de rechtbank het ook om die reden van belang vindt dat partijen het gezamenlijk gezag over de kinderen houden. De rechtbank benadrukt hierbij nogmaals uitdrukkelijk dat de moeder verplicht is om de vader voortaan tijdig te betrekken bij te nemen beslissingen over de kinderen. Als partijen het over een te nemen beslissing ten aanzien van de kinderen niet eens worden, dient de rechtbank om vervangende toestemming te worden verzocht. Wat niet kan, is dat de moeder zonder toestemming van de vader haar eigen zin doordrukt, zoals zij nu heeft gedaan ten aanzien van de verhuizing.
Vervangende toestemming verhuizing / gebod terugverhuizing
7.11.
Op grond van artikel 1:253a BW kan in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag een geschil tussen de ouders hierover op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt de beslissing die haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
7.12.
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat de ouders samen belast zijn met het gezag over [kind 1] en [kind 2] maakt dat de moeder voor het veranderen van de woonplaats van [kind 1] en [kind 2] toestemming van de vader nodig heeft.
7.13.
Volgens vaste rechtspraak worden door de rechtbank – onder meer – de volgende omstandigheden en belangen meegenomen/afgewogen:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie in overleg;
  • de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van het kind, zijn/haar mening en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
7.14.
Bij haar beslissing neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat iedere ouder in principe het recht heeft om zijn of haar leven met een kind in te richten op de manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt ook de vrijheid om op een andere plek met een kind te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder, dan kan de ouder die met de kinderen wil verhuizen aan de rechtbank vervangende toestemming voor die verhuizing vragen. De rechtbank brengt dan alle omstandigheden in kaart en maakt dan een belangenafweging. Het belang van het kind staat daarbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen (Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).
7.15.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [kind 1] en [kind 2] te verhuizen van [vorige woonplaats moeder] naar [nieuwe woonplaats moeder] toewijzen en het verzoek van de vader om de moeder te gebieden terug te verhuizen naar [vorige woonplaats moeder] afwijzen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen. Het verzoek van de vader om de moeder te verbieden met de kinderen naar [nieuwe woonplaats moeder] te verhuizen, heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken omdat de moeder en de kinderen al zijn verhuisd. Op dit verzoek hoeft dus niet langer te worden beslist.
De noodzaak tot verhuizing
7.16.
De rechtbank is van oordeel dat er voor de moeder geen noodzaak was om met [kind 1] en [kind 2] te verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] . Dat de kinderen het niet leuk zouden hebben in [vorige woonplaats moeder] en geen vriendjes daar hadden, is niet komen vast te staan. Maar ook als dit wel vast stond, zou het niet zonder meer betekenen dat er een noodzaak tot verhuizen zou zijn. Bijkomende omstandigheden die dit anders maken, zijn niet gebleken. De moeder heeft hierover wel gesteld dat er problemen met de buren in [vorige woonplaats moeder] waren en dat de vader de buren tegen haar zou hebben opgestookt. Maar alhoewel de rechtbank wel ziet dat er contact is tussen de buren en vader, is niet gebleken dat het contact met de buren daardoor zodanig is dat van de moeder niet langer kan worden verwacht dat zij naast hen blijft wonen en zelfs [vorige woonplaats moeder] verlaat. Ook het gegeven dat de huidige echtgenoot van de moeder in [nieuwe woonplaats moeder] woont, betekent niet automatisch dat er een noodzaak tot verhuizen is. Niet is gebleken dat de echtgenoot van de moeder niet naar [vorige woonplaats moeder] zou kunnen verhuizen. De moeder heeft gesteld dat haar echtgenoot de enige zoon is die zijn zieke vader naar het ziekenhuis in [nieuwe woonplaats moeder] kan brengen, maar niet is gebleken dat hij dit niet vanuit [vorige woonplaats moeder] zou kunnen doen. Ook is niet gebleken dat de echtgenoot van de moeder niet vanuit [vorige woonplaats moeder] naar zijn werk in de omgeving van [nieuwe woonplaats moeder] zou kunnen gaan.
De mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, geboden alternatieven en onderlinge communicatie
7.17.
De rechtbank is ook van oordeel dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid. Vast staat dat de moeder via een brief van haar advocaat van 27 september 2024 de vader om toestemming heeft verzocht voor een verhuizing met de kinderen naar haar ouders in [nieuwe woonplaats moeder] en voor inschrijving van de kinderen op een school in [nieuwe woonplaats moeder] . Ondanks dat de moeder dus heel goed wist dat zij toestemming van de vader nodig had, is zij vervolgens in de kerstvakantie 2024 met de kinderen verhuisd naar [nieuwe woonplaats moeder] zonder dat zij die toestemming had ontvangen. Daarbij is de moeder niet verhuisd naar de woning van haar ouders, maar is zij met de kinderen bij haar echtgenoot gaan wonen. Dit plan is dus óf pas kort van tevoren ontstaan óf de moeder heeft de vader eind september 2024 onjuist voorgelicht. In beide gevallen acht de rechtbank dit zeer kwalijk en in beide gevallen getuigt het van een onzorgvuldige voorbereiding, waarbij de moeder het gezag van de vader heeft ondermijnd en hem ook niet heeft ingelicht over de toekomstige woonsituatie van de kinderen. Dat de verhuizing niet goed is doordacht en voorbereid, blijkt ook uit het gegeven dat de moeder is verhuisd nog voordat de inschrijving van de kinderen op scholen in [nieuwe woonplaats moeder] was geregeld. Het is de moeder vervolgens wel gelukt om [kind 2] zonder toestemming van de vader in te schrijven op de door de moeder gewenste school in [nieuwe woonplaats moeder] , maar de beoogde school van [kind 1] was hiertoe niet bereid. Dit heeft tot gevolg gehad dat [kind 1] in januari 2025 gedurende twee weken niet naar school kon gaan. Dit acht de rechtbank zeer kwalijk. Daarnaast heeft de moeder de vader geen alternatieven geboden voor het gegeven dat de reisafstand tussen de woonplaats van de vader en die van de kinderen langer is geworden door de verhuizing. Sterker nog, in deze procedure verzocht de moeder tot de mondelinge behandeling nog steeds dat de vader volledig zorgdraagt voor het halen en brengen van de kinderen.
Het contact met de andere ouder en de extra kosten van de omgang
7.18.
Anders dan de vader stelt, heeft de verhuizing naar het oordeel van de rechtbank maar zeer beperkt invloed op het contact tussen de kinderen en de vader. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de vader niet in [vorige woonplaats moeder] woont, maar in [woonplaats vader] . Dat betekent dat de vader dus al niet in dezelfde woonplaats woonde als de kinderen en dat de kinderen ook niet zelfstandig naar hem toe gingen. Ook is niet gebleken dat de vader de kinderen sinds zijn vertrek uit [vorige woonplaats moeder] buiten de afgesproken zorgregeling zag. Weliswaar ligt [nieuwe woonplaats moeder] op ongeveer 25 kilometer afstand van [vorige woonplaats moeder] en [woonplaats vader] op ongeveer 14 kilometer afstand van [vorige woonplaats moeder] , maar de rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat een extra afstand van ruim 10 kilometer het contact dat de vader tot nu toe alleen in de weekenden met de kinderen had negatief zal beïnvloeden. Wel zal dit extra vervoerskosten met zich brengen, maar de rechtbank zal hierna bij de zorgregeling bepalen dat de moeder de kinderen naar [woonplaats vader] moet brengen en daar weer moet ophalen. Dat betekent dat die extra kosten door de moeder zullen worden gedragen.
Mening, leeftijd en geworteld zijn kind
7.19.
Alhoewel de rechtbank wel met [kind 1] heeft gesproken over de verhuizing, kwam hieruit niet een duidelijke mening over de verhuizing naar voren. Uit de Basisregistratie Personen blijkt dat [kind 1] in [vorige woonplaats moeder] is komen wonen toen hij vijf jaar oud was en dat hij hier bijna acht jaar heeft gewoond, zodat aannemelijk is dat hij hier geworteld was. Hetzelfde geldt voor [kind 2] , die haar hele leven in [vorige woonplaats moeder] heeft gewoond. Tegelijkertijd staat vast dat de familie van de moeder in [nieuwe woonplaats moeder] woont, dat de moeder en de kinderen daar regelmatig kwamen en dat de kinderen daar dus ook contacten in de familiekring hebben. Ook gaan de kinderen inmiddels in [nieuwe woonplaats moeder] naar school.
Slotsom
7.20.
Ook al is de noodzaak van de verhuizing niet komen vast te staan, heeft de moeder de verhuizing niet goed doordacht en voorbereid, heeft de moeder niet goed gecommuniceerd over de verhuizing en heeft de moeder onvoldoende alternatieven aan de vader geboden, toch is de rechtbank van oordeel dat de moeder met de kinderen in [nieuwe woonplaats moeder] mag blijven wonen. Dit omdat de verhuizing afgezien van een iets langere reistijd geen gevolgen heeft voor het contact tussen de vader en de kinderen. Onder die omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat de moeder het recht heeft om ervoor te kiezen om met de kinderen bij haar huidige echtgenoot in [nieuwe woonplaats moeder] te gaan wonen. Bovendien is de rechtbank met de Raad van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is dat zij weer zouden moeten (terug) verhuizen naar [vorige woonplaats moeder] naar een voor hen onbekende woning en opnieuw van school zouden moeten wisselen. Dit nog los van de vraag of het de moeder zou lukken om een andere woning in [vorige woonplaats moeder] te vinden, aangezien zij is aangewezen op sociale huurwoningen en haar huurwoning aldaar per 2 januari 2025 heeft opgezegd.
7.21.
Het gegeven dat de moeder achteraf alsnog vervangende toestemming voor de verhuizing krijgt, betekent niet dat haar handelwijze achteraf wordt goedgekeurd. Wat overeind blijft staan, is dat zij de vader volledig buiten spel heeft gezet. Dit rekent de rechtbank de moeder aan en de rechtbank benadrukt nogmaals met klem dat de moeder dit in de toekomst echt anders zal moeten doen.
Vervangende toestemming inschrijving school
7.22.
De moeder heeft haar verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen op scholen in [nieuwe woonplaats moeder] tijdens de mondelinge behandeling aangevuld en verduidelijkt, in die zin dat zij vervangende toestemming vraagt om [kind 1] in te schrijven op de [naam school] in [nieuwe woonplaats moeder] en [kind 2] in te schrijven op basisschool [naam school] in [nieuwe woonplaats moeder] . Dit zijn de scholen die de kinderen op dit moment ook bezoeken.
7.23.
De uit- en inschrijving van kinderen op scholen betreft ook de gezamenlijke uitoefening van het gezag, zodat het geschil hierover ook op grond van artikel 1:253a BW aan de rechtbank kan worden voorgelegd en de rechtbank ook hierover de beslissing zal nemen die haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
7.24.
Voor zover de moeder [kind 1] nog niet heeft uitgeschreven van de [naam school] in [woonplaats vader] en [kind 2] van de basisschool [naam school] in [vorige woonplaats moeder] zal de rechtbank haar hiervoor vervangende toestemming geven. Er is namelijk geen belang meer bij het voortzetten van die inschrijving, aangezien de moeder met de kinderen in [nieuwe woonplaats moeder] kan blijven wonen en de kinderen daar ook naar school gaan.
7.25.
De vader heeft in kort geding al toestemming gegeven voor de inschrijving van [kind 1] bij de [naam school] in [nieuwe woonplaats moeder] en van [kind 2] bij basisschool [naam school] in [nieuwe woonplaats moeder] , zodat zij gedurende deze procedure al daar naar school konden gaan. De vader heeft nu geen verweer gevoerd tegen de inschrijving bij deze scholen, anders dan dat de vader vindt dat de kinderen in [vorige woonplaats moeder] moeten wonen en in [woonplaats vader] / [vorige woonplaats moeder] naar school zouden moeten gaan. Zoals hiervoor is overwogen is die situatie niet aan de orde. De vader heeft geen inhoudelijke bezwaren geuit tegen de door de moeder genoemde scholen. Voor het geval de eerder door de vader gegeven toestemming voor de inschrijving van [kind 1] en [kind 2] op de scholen in [nieuwe woonplaats moeder] slechts is gegeven voor de duur van deze procedure, zal de rechtbank vervangende toestemming geven voor de definitieve inschrijving van de kinderen op de door de moeder genoemde scholen. Niet is gebleken dat het niet in het belang van de kinderen zou zijn om naar deze scholen te gaan.
Informatieregeling
7.26.
Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechtbank een informatieregeling vaststellen. Daarbij is het belang van het kind leidend.
7.27.
In het vonnis in kort geding van 30 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter als informatieregeling vastgesteld dat de moeder de vader iedere eerste week van de maand per e-mail informeert over de ontwikkelingen van [kind 1] en [kind 2] . Tijdens de mondelinge behandeling van 13 februari 2025 heeft de moeder laten weten dat zij de informatieregeling in februari 2025 niet is nagekomen. Alhoewel zij wel over het e-mailadres van de vader beschikt, stelt zij de informatie niet te hebben verstrekt omdat de vader dit liever per telefoon zou willen ontvangen en zij hieraan niet wilde meewerken.
7.28.
De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de vader wordt geïnformeerd over de ontwikkelingen van [kind 1] en [kind 2] . Niet alleen heeft hij hier recht op, het zal hem ook helpen om goed invulling te geven aan de contactmomenten met de kinderen. Het verzoek van de vader om een informatieregeling vast te leggen zal daarom worden toegewezen. Daarbij constateert de rechtbank dat de vader zelf verzoekt om per e-mail door de moeder te worden geïnformeerd, zodat hij in ieder geval volgens zijn verzoek niet langer de wens heeft om per telefoon te worden geïnformeerd. En zelfs als de vader die wens bij de moeder zou uiten, geldt dat de beslissing van de rechtbank is dat de moeder de vader per e-mail zal informeren. Hiervan kan alleen worden afgeweken als partijen het daarover eens worden. De vader kan de moeder dus niet tegen haar wil verplichten om hem op een andere manier te informeren over de kinderen. Enige uitzondering hierop is als er sprake is van een spoedeisende situatie waarin onmiddellijk contact nodig is. In zo’n geval (bijvoorbeeld bij een plotselinge opname van een van de kinderen in het ziekenhuis) mag van de moeder worden verwacht dat zij zo snel mogelijk telefonisch contact met de vader opneemt of laat opnemen.
Zorg-/omgangsregeling
7.29.
Op grond van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank onder meer op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang of een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of als bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
7.30.
Zoals hiervoor is overwogen, is de moeder met de kinderen verhuisd van [vorige woonplaats moeder] naar [nieuwe woonplaats moeder] . Ook heeft de vader van de zomer van 2024 tot in ieder geval de datum van de mondelinge behandeling (13 februari 2025) geen contact met de kinderen gehad. De rechtbank is van oordeel dat dit relevante wijzigingen van omstandigheden zijn die een herbeoordeling van de zorgregeling rechtvaardigen.
7.31.
Zoals de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling met partijen heeft besproken, heeft zij grote zorgen over de houding van de ouders en zowel over hoe zij met elkaar als hoe zij met [kind 1] en [kind 2] omgaan. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt al dat de moeder zonder de benodigde toestemming van de vader met de kinderen is verhuisd, dat de moeder het contact met de vader afhoudt en dat zij de door de voorzieningenrechter bepaalde informatieregeling niet nakomt. Daarnaast heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij in 2024 haar huidige echtgenoot heeft ontmoet en dat de kinderen hem nu al papa noemen, wat de rechtbank ook zorgwekkend vindt. De vader op zijn beurt is de in kort geding gemaakte afspraken over hervatting van de zorgregeling direct al niet nagekomen. Dit omdat zijn auto kapot zou zijn en de moeder niet bereid was om de kinderen ook weer op te halen in [woonplaats vader] . Niet alleen heeft de vader de kinderen hiermee enorm teleurgesteld, ook laat hij hiermee zien dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn aandeel in de zorg van de kinderen. Als de auto van de vader kapot was en de moeder niet of niet positief reageerde op zijn verzoek om de kinderen ook weer op te halen, was het aan de vader om alternatief vervoer te regelen. Ook ziet de rechtbank dat de vader [kind 1] in WhatsApp-berichten betrekt in communicatie die met de moeder zou moeten worden gevoerd en dat hij daarbij verwijten over de moeder uit. Dit is schadelijk voor [kind 1] .
7.32.
Voor de rechtbank staat vast dat er sprake is van een zorgelijke situatie. Om meer duidelijkheid te krijgen over de gehele situatie en te onderzoeken wat het meest in het belang is van [kind 1] en [kind 2] , acht de rechtbank een onderzoek door de Raad noodzakelijk. De rechtbank zal een raadsonderzoek gelasten en aan de Raad verzoeken te rapporteren en te adviseren over de volgende vragen:
  • Is een wijziging van de zorgregeling, zoals enerzijds door de vader en anderzijds door de moeder is verzocht, in het belang van [kind 1] en [kind 2] ?
  • Zijn er omstandigheden die de zorgregeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit [kind 1] en [kind 2] en welke vanuit de ouder(s)? Hoe en op welke termijn zijn deze omstandigheden op te heffen?
  • Hoe zou een zorgregeling (vorm en frequentie) er in het belang van [kind 1] en [kind 2] uit moeten zien?
  • Op welke wijze kunnen de ouders hun gezamenlijk ouderschap verder vormgeven?
  • In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in voornoemde vragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de te nemen beslissing?
De Raad kan het onderzoek, zo nodig, uitbreiden met een beschermingsonderzoek.
7.33.
De rechtbank acht het van belang om in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek als
voorlopigezorgregeling te bepalen dat [kind 1] en [kind 2] bij de vader zullen verblijven om de week op zaterdag van 13.00 uur tot 19.00 uur en de daaropvolgende zondag van 10.00 tot 17.00 uur. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de vader nog geen zelfstandige woonruimte heeft, waardoor de kinderen nog niet bij hem kunnen overnachten. Om die reden zal geen voorlopige regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen worden bepaald. Omdat de moeder heeft besloten te verhuizen zonder de vader hierin te betrekken, acht de rechtbank het redelijk dat zij de kosten van het vervoer van de kinderen van en naar [woonplaats vader] voor haar rekening neemt. Wel zal de rechtbank er rekening mee houden dat de moeder niet naar de woning van de vader wil komen. Daarom zal worden bepaald dat de wisseling van de kinderen tussen de ouders zal plaatsvinden op het station in [woonplaats vader] . Deze voorlopige zorgregeling zal ingaan op zaterdag 29 maart 2025; de kinderen zullen dus op die zaterdag contact met de vader hebben. De rechtbank brengt de vader in herinnering dat [kind 1] in het gesprek met de rechtbank heeft laten weten dat hij het leuk zou vinden om tijdens de contactmomenten iets te ondernemen met de vader en niet alleen bij de vader thuis te zijn.
7.34.
In afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek zal de rechtbank iedere verdere beslissing over de zorgregeling (inclusief verdeling van de vakanties en feestdagen) en over de proceskosten aanhouden tot uiterlijk
18 september 2025 pro forma. Aan de Raad wordt verzocht om de raadsrapportage uiterlijk op deze datum beschikbaar te stellen aan de rechtbank en partijen. Aan de advocaten wordt verzocht om binnen twee weken na ontvangst van het raadsrapport schriftelijk te reageren op de inhoud ervan en zo nodig een standpunt in te nemen over het verdere verloop van de procedure, zo nodig onder vermelding van de verhinderdata.

8.De beslissing

De rechtbank
8.1.
wijst af het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag over de kinderen;
8.2.
verleent de moeder vervangende toestemming om met de minderjarigen:
  • [naam kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
  • [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ;
te verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] ;
8.3.
wijst af het verzoek van de vader om de moeder te gebieden terug te verhuizen naar [vorige woonplaats moeder] ;
8.4.
verleent de moeder vervangende toestemming om [kind 1] uit te schrijven bij de [naam school] en om [kind 2] uit te schrijven bij de basisschool [naam school] te [vorige woonplaats moeder] ;
8.5.
verleent de moeder vervangende toestemming om [kind 1] in te schrijven bij de [naam school] [nieuwe woonplaats moeder] en om [kind 2] in te schrijven bij de basisschool [naam school] te [nieuwe woonplaats moeder] ;
8.6.
stelt vast als informatieregeling dat de moeder de vader iedere eerste week van de maand per e-mail informeert over alle belangrijke ontwikkelingen van [kind 1] en [kind 2] , zoals hun gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten en schoolprestaties, en dat zij daarbij ook schoolrapporten en dergelijke van [kind 1] en [kind 2] naar de vader stuurt;
8.7.
verzoekt de Raad onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren, zoals hiervoor in 7.32 is overwogen;
8.8.
bepaalt in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek als
voorlopigezorgregeling dat [kind 1] en [kind 2] met ingang van zaterdag 29 maart 2025 bij de vader zijn:
  • om de week op zaterdag van 13.00 uur tot 19.00 uur; en
  • de daaropvolgende zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
waarbij de moeder de kinderen op de betreffende zaterdagen om 13.00 uur en zondagen om 10.00 uur naar het treinstation in [woonplaats vader] brengt en hen daar aan de vader overdraagt, waarna de vader de kinderen op de betreffende zaterdagen om 19.00 uur en zondagen om 17.00 uur naar het station in [woonplaats vader] brengt en hen daar aan de moeder overdraagt;
8.9.
verklaart de beslissingen onder 8.2, 8.4, 8.5, 8.6 en 8.8 uitvoerbaar bij voorraad;
8.10.
houdt iedere verdere beslissing over de zorgregeling en de proceskosten aan tot
18 september 2025 pro forma;
8.11.
verzoekt de Raad om het raadsrapport uiterlijk op deze pro forma datum aan de rechtbank en partijen beschikbaar te stellen;
8.12.
verzoekt de advocaten om binnen twee weken na ontvangst van het raadsrapport schriftelijk te reageren op de inhoud ervan en een standpunt in te nemen over het verdere verloop van de procedure, zo nodig onder vermelding van de verhinderdata.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I. Geerling, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. V.P. Bosch als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.