ECLI:NL:RBGEL:2025:2113

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
11068022
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de overname van een chocoladewinkel en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen [eiser in conv] en [gedaagde in conv] naar aanleiding van de verkoop van een chocoladewinkel. De overname vond plaats op 6 oktober 2023, waarbij [eiser in conv] zijn onderneming overdroeg aan [gedaagde in conv]. De overeenkomst stipuleerde dat de koopprijs €155.000,- bedroeg, te betalen in termijnen. [eiser in conv] vorderde betaling van de resterende termijnen, terwijl [gedaagde in conv] zich op het standpunt stelde dat [eiser in conv] zijn verplichtingen niet was nagekomen, wat leidde tot een tegenvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen passiva zijn overgedragen en dat [gedaagde in conv] de termijnen moet betalen, maar ook dat [eiser in conv] schadevergoeding moet betalen voor gebrekkige overdracht van inventaris en intellectuele eigendommen. De kantonrechter heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld en een uitspraak gedaan over de betalingsverplichtingen en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11068022 \ CV EXPL 24-1378
Vonnis van 21 februari 2025
in de zaak van
[eiser in conv],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conv] ,
gemachtigde: mr. R.H.P. van de Venne,
tegen
[gedaagde in conv],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conv] ,
vertegenwoordigd door [naam 1] , enig aandeelhouder en bestuurder,
(voorheen [naam 2] , onttrokken per 6 december 2024).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2024
- de akte aanvullende productie 21 van [gedaagde in conv]
- de akte aanvullende producties 5a tot en met 10 van [eiser in conv]
- de akte aanvullende producties 6a, 6b en 10a tot en met 13 van [eiser in conv] .
1.2.
Op 17 december 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigde van [eiser in conv] heeft daar het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. De griffier heeft bijgehouden wat verder besproken is. Daarna is vonnis bepaald.
1.3.
De rechtbank is ermee bekend dat [gedaagde in conv] op 30 december 2024 failliet is verklaard. Gelet op artikel 30 faillissementswet staat dit niet aan het wijzen van het vonnis in de weg.

2.De feiten

2.1.
Op 6 oktober 2023 heeft [eiser in conv] zijn winkel met atelier (hierna: chocoladewinkel) in [vestigingsplaats] verkocht aan [gedaagde in conv] . In de Overname Overeenkomst van die datum (hierna: overnameovereenkomst) die partijen met elkaar hebben gesloten en waarbij [eiser in conv] “partij 1” en [gedaagde in conv] “partij 2” wordt genoemd staat, voor zover hier van belang:

(…)
1. Tijdstip overgang
Partij 1 draagt haar volledige onderneming, bestaande uit de materiele vaste activa, voorraden, arbeidsovereenkomsten en huurovereenkomst alsmede alle intellectuele eigendommen (waaronder onder andere, doch niet limitatief, “ [website1] .nl” en “ [website2] .nl”) met terugwerkende kracht per 1 oktober 2023 over aan partij 2;

2.Inspanning

Partij 1 zal zich inspannen de onderneming op een goede manier over te dragen aan partij 2 met hiertoe een passende periodieke begeleiding.

3.Arbeidsovereenkomsten

(…) Voorts zal de heer [eiser in conv] (…) op basis van een arbeidsovereenkomst in loondienst treden van partij 2 op basis van een dienstverband van 0,8 fte (…)

5.Koopprijs en betaling

De koopprijs van de onderneming bedraagt EUR 155.000,- (…) vermeerderd met drie maandelijkse termijnen van € 4.500 (…)

6.Betaling Koopprijs

Van de Koopprijs zal een bedrag ter hoogte van EUR 155.000,- worden betaald direct na ondertekening van deze overeenkomst op een door partij 1 aan te geven bankrekening, de drie maandelijkse termijnen zullen op deze zelfde bankrekening worden betaald, waarvan de eerste vervalt op 31 oktober 2023;

7.Grondslag vergoeding

De koopprijs zoals vermeld in artikel 5. Van deze overeenkomst is als volgt samengesteld:
a. Overname complete inventaris en inrichting (…), met inbegrip van nadien plaats gehad hebbende vervangingen en uitbreidingen, (…)
b. Voorraden gereed product, grondstoffen, verpakkingsmaterialen e.d.
c. Intellectuele eigendommen, onder andere zoals in artikel 1 vermeld, maar ook handelsnamen (o.a. [bedrijf 1] ), websites, telefoonnummer(s) e.d.
d. Goodwill in de vorm van naamsbekendheid, klantenkring en dergelijke.
De volgende bedragen zijn hiervoor overeengekomen:
a. Inventarissen en inrichting € 113.500
b. Voorraden - 5.000
c. En d. tezamen (Goodwill) - 50.000

(…)

9. Geheimhoudingsverklaring

Partijen verplichten zich over en weer tot geheimhouding van de inhoud van deze overeenkomst, ook zullen partijen zich verplichten tot geheimhouding van alles waarvan partijen weet krijgen en zij redelijkerwijs kunnen bedenken dat openbaarmaking hiervan de ander kan schaden in haar bedrijfsvoering.
(…)
2.2.
De arbeidsovereenkomst die [eiser in conv] en [gedaagde in conv] hebben gesloten bevat de volgende bepalingen:

(…)
Artikel 1 - Datum indiensttreding en duur arbeidsovereenkomst
1. Werknemer treedt met ingang van 1 oktober 2023 voor bepaalde tijd in dienst van werkgever, namelijk voor de duur van 12 maanden, de arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege zonder dat daarvoor opzegging vereist is op 1 oktober 2024. De laatste dag van het dienstverband van werknemer is derhalve op 30 september 2024.
(…)
Artikel 3 - Functie en verplichtingen
(…)
10. Zonder schriftelijke machtiging is het werknemer niet toegestaan contracten of andere bindende rechtshandelingen te verrichten namens werkgever. Werknemer is aansprakelijk voor alle door werkgever te lijden schade als gevolg van overtreding van vorengenoemd verbod.
(…)
Artikel 12 - (Verbod van) nevenwerkzaamheden
Werknemer verbindt zich gedurende het dienstverband voor geen andere werkgever of opdrachtgever werkzaam te zullen zijn, noch direct, noch indirect, noch betaald, en zich te zullen onthouden van het doen van zaken voor eigen rekening, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever. Indien er bij het aangaan van het dienstverband sprake is van bestaande nevenactiviteiten doet werknemer hiervan schriftelijke opgave aan werkgever (mede i.v.m. naleving arbeidstijdenwet) en zal zij deze nevenwerkzaamheden opgeven indien daartegen redelijke bezwaren bestaan.
Het is werknemer verboden, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, om gedurende de looptijd van de overeenkomst zelf in enigerlei vorm een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct hetzij indirect, financieel of in welke vorm ook, bij een dergelijk bedrijf belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel te hebben van welke aard ook.
Bij schending van deze verplichting kan dit reden zijn voor ontslag op staande voet en verbeurt werknemer ten gunste van werkgever, in afwijzing van het bepaalde in artikel 7:650 lid 3 en 5 BW, een direct opeisbare boete van € 10.000,-, voor iedere overtreding alsmede een bedrag van € 750- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, zulks onverminderd het recht van werkgever om in plaats daarvan de werkelijk geleden schade op werknemer te verhalen.
(…)
2.3.
[eiser in conv] en [gedaagde in conv] hebben op 8 december 2023 gesproken over hoe de overname van de chocoladewinkel tot dan toe was verlopen.
2.4.
Op 28 december 2023 heeft [gedaagde in conv] [eiser in conv] een brief gestuurd met de volgende inhoud:

(…)
Uit de overnameovereenkomst blijkt niet dat Passiva (lees: schulden) zijn overgenomen.
(…)
Cliënte is van mening dat de overdracht van de onderneming niet naar behoren verloopt. Verschillende verplichtingen die voor u voortvloeien uit de Overname zijn door u niet behoorlijk nagekomen. U heeft nagelaten om (i) op een goede manier de onderneming over te dragen, (ii) de Activa tijdig over te dragen, (iii) aan de Overname gerelateerde aanvullende afspraken na te komen en (iv) toereikende financiële administratie van Cliënte te verschaffen. Dat is u bekend, want dat is reeds op 8 december 2023 met u besproken. (…)
Middels deze brief stelt Cliënte u in gebreke en sommeert Cliënte u om te voldoen aan uw verplichtingen voortvloeiend uit de Overnameovereenkomst. Cliënte schort tevens haar verplichtingen uit hoofde van de Overnameovereenkomst op (meer specifiek de betaling van de Termijnen) tot is voldaan aan voormelde verplichtingen. (…)
2.5.
Op 8 januari 2024 heeft [eiser in conv] zich ziekgemeld. Op dat moment had hij de pensioengerechtigde leeftijd al bereikt.
2.6.
[eiser in conv] heeft op 10 januari 2024 per e-mail gereageerd op de brief van [gedaagde in conv] van 28 december 2023 en onder meer aan [gedaagde in conv] verzocht om de drie termijnen van de overnameprijs binnen één week te betalen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conv] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conv] te veroordelen om aan hem te betalen:
I. € 13.500,00;
II. de wettelijke handelsrente van € 4.500,00 vanaf 1 november 2023 alsmede de wettelijke handelsrente van € 4.500,00 vanaf 1 december 2023, alsmede de wettelijke handelsrente van € 4.500,00 vanaf 1 januari 2024;
III. € 2.573,53, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2024;
IV. € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2024;
V. € 945,09;
VI. € 4.879,71;
VII. € 1.626,57, vermeerderd met de verdere wettelijke verhoging vanaf 8 april conform artikel 7:625 BW;
met veroordeling van [gedaagde in conv] in de proceskosten.
3.2.
[eiser in conv] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Op grond van art. 5 en 6 van de overnameovereenkomst, moet [gedaagde in conv] nog drie termijnen van € 4.500,00 betalen. Die verplichting komt [gedaagde in conv] niet na en daarom wordt een bedrag van € 13.500,00 gevorderd. Verder heeft [eiser in conv] na 1 oktober 2023 betalingen gedaan aan leveranciers van zaken (grondstoffen en verpakkingsmaterialen), terwijl [gedaagde in conv] die betalingen had moeten doen. Het betreft zaken die nodig waren om de chocoladewinkel te laten draaien. Deze zaken zijn deels door [eiser in conv] besteld voor 1 oktober 2023 en deels na 1 oktober 2023. [eiser in conv] vordert daarom een bedrag van € 2.573,53 op grond van ongerechtvaardigde verrijking (voor zaken die besteld zijn voor 1 oktober 2023) en zaakwaarneming (voor zaken die besteld zijn na 1 oktober 2023). [eiser in conv] heeft na 1 oktober 2023 ook een bestelling gedaan bij [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). Deze bestelling heeft [bedrijf 2] verrekend met gelden van [eiser in conv] (€ 500,00) en ook dat bedrag vordert [eiser in conv] van [gedaagde in conv] op grond van zaakwaarneming. [gedaagde in conv] is daarnaast, op grond van de arbeidsovereenkomst, loon aan [eiser in conv] verschuldigd. Vanaf januari 2024 heeft [gedaagde in conv] geen loon meer uitbetaald. Het loon komt op € 4.879,71 uit en moet nog worden vermeerderd met de wettelijke verhoging die op € 1.626,57 uitkomt. Verder vordert [eiser in conv] buitengerechtelijke incassokosten van € 945,09, omdat hij [gedaagde in conv] tevergeefs heeft moeten aanmanen. Tot slot vordert [eiser in conv] wettelijke (handels)rente, omdat [gedaagde in conv] te laat betaalt.
3.3.
[gedaagde in conv] voert verweer. [gedaagde in conv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in conv] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde in conv] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eiser in conv] te veroordelen tot betaling van € 21.556,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf het moment van het opeisbaar worden van de vordering, tot de dag der algehele voldoening;
II. [eiser in conv] te veroordelen tot betaling van € 2.801,19, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf het moment van het opeisbaar worden van de vordering, tot de dag der algehele voldoening;
III. [eiser in conv] voor wat betreft zijn verplichtingen voortvloeiende uit de overnameovereenkomst voor zover deze zien op de inventaris en de inrichting, primair te veroordelen tot nakoming van deze verplichtingen. Indien (subsidiair) nakoming niet meer mogelijk is [eiser in conv] te veroordelen tot het betalen van een vervangende schadevergoeding ter grootte van € 20.000,00, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf het moment van het opeisbaar worden van de vordering, althans vanaf het moment van het instellen van de eis in reconventie, althans berekend vanaf een in goede justitie vast te stellen datum, tot de dag der algehele voldoening;
IV. [eiser in conv] te veroordelen tot betaling van € 50.000,00, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf het moment van het opeisbaar worden van de vordering, althans vanaf het moment van het instellen van de eis in reconventie, althans berekend vanaf een in goede justitie vast te stellen datum, tot de dag der algehele voldoening;
V. te verklaren voor recht dat [eiser in conv] tekort is geschoten jegens [gedaagde in conv] voor wat betreft de op hem rustende verplichtingen uit de overnameovereenkomst;
VI. te verklaren voor recht dat er geen passiva door [eiser in conv] aan [gedaagde in conv] zijn overgedragen;
VII. de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2023, dan wel 1 januari 2024, dan wel een ander in goede justitie te bepalen moment, te ontbinden;
VIII. [eiser in conv] te veroordelen tot betaling van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [eiser in conv] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
[gedaagde in conv] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Allereerst geldt dat [eiser in conv] verplichtingen uit de overnameovereenkomst niet nakomt / niet is nagekomen. Dat geldt voor art. 1 jo. art. 7 aanhef en onder a (inventaris en inrichting), art. 2 (inspanningsverplichting overdracht), art. 7 aanhef en onder c en d (overdracht intellectuele eigendommen). Voor het eerste (inventaris en inrichting) vordert [gedaagde in conv] € 20.000,00. Voor de andere (overdracht) € 50.000,00. Hij vraagt ook in dat kader een verklaring voor recht dat [eiser in conv] is tekortgeschoten. Verder geldt, volgens [gedaagde in conv] , dat [eiser in conv] onrechtmatig jegens [gedaagde in conv] heeft gehandeld. Hij heeft contant geld uit de kassa in de chocoladewinkel gehaald (€ 990,00), hij heeft gelden die voor zijn rekening hadden moeten komen, voor rekening van [gedaagde in conv] laten komen (€ 8.971,85) en ten onrechte omzet die toebehoorde aan [gedaagde in conv] aan zichzelf doen toekomen (€ 11.594,50). In totaal betreft dit een bedrag van € 21.556,25. Ook heeft [gedaagde in conv] , zo stelt ze, schade geleden omdat [eiser in conv] haar onbevoegd heeft vertegenwoordigd. Dat gaat om een totaalbedrag van € 2.801,19. [gedaagde in conv] heeft belang bij de gevorderde verklaring voor recht dat er geen passiva door [eiser in conv] aan [gedaagde in conv] zijn overgedragen om de onrechtmatige daad en de onbevoegde vertegenwoordiging aan te (kunnen) nemen. Hiernaast vordert [gedaagde in conv] ook ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:686 BW. Zij heeft daartoe verschillende tekortkomingen gesteld van [eiser in conv] die volgens haar de ontbinding rechtvaardigen. Vervolgens wijst [gedaagde in conv] op art. 12 van de arbeidsovereenkomst. Door middel van dat artikel zijn partijen overeengekomen dat [eiser in conv] geen nevenwerkzaamheden zal uitvoeren. [eiser in conv] heeft echter wel nevenwerkzaamheden verricht, zelfs op twee manieren, aldus [gedaagde in conv] , dus is een gematigde boete van € 25.000,00 verschuldigd aan [gedaagde in conv] . Tot slot vordert [gedaagde in conv] de wettelijke rente, omdat [eiser in conv] te laat betaalt.
3.7.
[eiser in conv] voert verweer. [eiser in conv] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conv] , met veroordeling van [gedaagde in conv] in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
[gedaagde in conv] erkent dat ze de drie termijnen van in totaal € 13.500,00 op grond van de overnameovereenkomst aan [eiser in conv] moet voldoen. Ze beroept zich echter op verrekening. Ze stelt dat ze, onder meer bij brief van 28 december 2023, haar betalingsverplichtingen heeft opgeschort en haar tegenvordering (ruim) boven € 13.500,00 uitkomt. De kantonrechter ziet hierin aanleiding eerst een oordeel te geven over de afzonderlijke discussiepunten die partijen verdeeld houden. Daarbij komen ook de stellingen van [eiser in conv] omtrent zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking aan de orde. Vervolgens zal de kantonrechter de door [gedaagde in conv] gevorderde boetes behandelen. Daarna komen de arbeidsrechtelijke vorderingen en verzoeken aan de orde. Als laatste zal de kantonrechter oordelen over de verschuldigdheid van de drie termijnen.
Onduidelijk wat overeengekomen is
4.3.
In de overnameovereenkomst is in art. 1 vastgelegd dat de materiële vaste activa door [eiser in conv] aan [gedaagde in conv] zijn overgedragen per 1 oktober 2023. Er zijn dus geen passiva overgedragen. Daarover zijn partijen het eens. De verklaring voor recht dat er geen passiva door [eiser in conv] aan [gedaagde in conv] zijn overgedragen kan dus worden toegewezen.
4.4.
Concreet houdt het voorgaande in dat (eventuele) schulden die [eiser in conv] had vóór 1 oktober 2023 niet op [gedaagde in conv] zijn overgegaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter partijen voorgehouden dat de overnameovereenkomst (pas) op 6 oktober 2023 tot stand kwam en gevraagd of partijen afspraken hebben gemaakt over de periode 1 tot en met 6 oktober 2023. In die periode was de chocoladewinkel open en kwamen er dus gelden binnen en ontstonden schulden. Gebleken is dat partijen hierover geen concrete afspraken hebben gemaakt. De kantonrechter heeft partijen ook gevraagd naar afspraken over langlopende verplichtingen (zoals betaling van de telefoonrekening en betalingen voor websites). Ook hierover is door partijen niets concreets vastgelegd. Wel heeft [gedaagde in conv] erkend dat kosten die na 1 oktober 2023 gemaakt zijn voor de bedrijfsvoering, zoals gas, licht en water, voor haar rekening komen.
4.5.
Bij deze stand van zaken moet de kantonrechter achterhalen, uit de stellingen van partijen, wat tussen partijen afgesproken is. Daarvoor is het volgende relevant. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan (art. 6:217 lid 1 BW). Een aanbod en de aanvaarding daarvan zijn rechtshandelingen. Rechtshandelingen vereisen een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (art. 3:33 BW). Een verklaring kan in iedere vorm geschieden en kan in een of meer gedragingen besloten liggen (art. 3:37 lid 1 BW). Ook kan er sprake zijn van gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35 BW) waardoor geen beroep kan worden gedaan op het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil. Wat nu is overeengekomen omtrent de periode 1 tot en met 6 oktober 2023, en mogelijk nog iets erna vanwege langlopende verplichtingen, is dus afhankelijk van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid (vergelijk HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1889). Per discussiepunt zal hierna worden bekeken wat overeengekomen is en wat het gevolg daarvan is voor de vorderingen over en weer. Indien erkenningen hebben plaatsgevonden, zal de kantonrechter daarvan uitgaan.
SumUp
4.6.
Van 5 oktober tot en met 23 oktober 2023 heeft [eiser in conv] pinbetalingen ontvangen. Het betreft een bedrag van € 9.457,38. [eiser in conv] erkent dat dit bedrag aan [gedaagde in conv] toekomt omdat pinbetalingen met wat vertraging binnenkomen en deze betalingen zien op transacties die na het sluiten van de overnameovereenkomst hebben plaatsgevonden. [eiser in conv] moet dat bedrag dus aan [gedaagde in conv] overmaken.
4.7.
[gedaagde in conv] heeft echter aanspraak gemaakt op een hoger bedrag aan pinbetalingen, te weten € 11.594,50. Het verschil tussen deze twee bedragen, zo begrijpt de kantonrechter, zit in de vertraging in pinbetalingen. Als door een klant een pinbetaling in de chocoladewinkel wordt gedaan, volgt betaling door SumUp aan de chocoladewinkel enkele dagen later. [gedaagde in conv] heeft in haar optelling ook de betalingen vanaf 2 oktober 2023 meegenomen, die gedaan zijn voordat de overname plaatsvond, en waarop [eiser in conv] dus recht heeft. Daarom wordt niet € 11.594,50 toegewezen, maar € 9.457,38.
Renewi
[eiser in conv] heeft aan Renewi € 309,32 voldaan. Dit betreft afvalinzameling. Volgens opgave van [eiser in conv] is dit op 26 februari 2024 gebeurd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom [gedaagde in conv] dit bedrag aan [eiser in conv] zou moeten vergoeden. Het betreft, zo neemt de kantonrechter aan, een langlopende verplichting. Dat deze verplichting echter bijna vijf maanden na het tekenen van de overnameovereenkomst door [eiser in conv] nog niet is afgezegd, moet voor zijn rekening blijven. Dit geldt temeer daar in het door [eiser in conv] overgelegde overzicht te zien is dat een eerdere afschrijving van Renewi in november, in december gestorneerd is. De kantonrechter leidt hieruit af dat partijen niet hebben afgesproken dat [gedaagde in conv] deze verplichting op zich zou nemen, maar dat deze verplichting zou eindigen.
Ziggo
[eiser in conv] heeft in totaal € 187,56 aan Ziggo voldaan in oktober en december 2023. Hij heeft onvoldoende onderbouwd waar deze betalingen op zien. Voor zover deze betalingen te maken hebben met internet, is niet toegelicht waarom [gedaagde in conv] die betalingen van [eiser in conv] na 1 oktober 2023 had moeten overnemen. Dit bedrag krijgt [eiser in conv] dus niet vergoed.
Vitens
4.8.
Op 19 december 2023 heeft [eiser in conv] € 197,54 voldaan aan Vitens. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit om waterleveranties gaat. Omdat [gedaagde in conv] heeft erkend dat kosten voor gas, licht en water voor haar rekening komen, moet [gedaagde in conv] dit bedrag aan [eiser in conv] vergoeden.
[bedrijf 2]
4.9.
[eiser in conv] heeft gesteld dat hij [bedrijf 2] , een groothandel, in totaal € 8.727,09 heeft betaald. Het gaat om betalingen in november en december 2023. Dit betroffen bestellingen voor de chocoladewinkel, waarvan sommige al voor 1 oktober 2023 waren gedaan en daarom moet [gedaagde in conv] die voldoen, aldus [eiser in conv] .
4.10.
De vraag is wat partijen over bestellingen bij [bedrijf 2] zijn overeengekomen. [eiser in conv] stelt dat partijen overeengekomen zijn “alles blijft bij het oude” na ondertekening van de overnameovereenkomst. Hij verwijst hiervoor naar de afspraak dat hij personeel zou opleiden (art. 2 overnameovereenkomst) en geeft aan dat hij, zoals blijkt uit het gespreksverslag van 8 december 2023, verantwoordelijk werd gehouden voor omzet en resultaat. De kantonrechter begrijpt dat [eiser in conv] hiermee bedoelt dat hij, voor 1 oktober 2023 de eigenaar van de chocoladewinkel was en alle beslissingen kon nemen en ook na 1 oktober 2023 bevoegd was om, indien nodig, bestellingen te doen. [gedaagde in conv] heeft dit betwist. Volgens [gedaagde in conv] is [eiser in conv] er (herhaaldelijk) op aangesproken dat hij sinds 1 oktober 2023 werknemer is en dat bestellingen centraal moeten worden gedaan (via [gedaagde in conv] ). [gedaagde in conv] krijgt namelijk kortingen bij eigen leveranciers en werkt bewust niet met [bedrijf 2] , aldus [gedaagde in conv] . Ter onderbouwing van deze stelling heeft [gedaagde in conv] een e-mail van [naam 1] , directeur bij [gedaagde in conv] , van 31 oktober 2023 overgelegd waarin zij richting [eiser in conv] aangeeft “wil je nu stoppen met bestellen?” Ook wijst [gedaagde in conv] op art. 3 lid 10 van de arbeidsovereenkomst waarin staat dat het [eiser in conv] niet is toegestaan contracten of andere bindende rechtshandelingen te verrichten namens [gedaagde in conv] .
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat het voor [eiser in conv] duidelijk had moeten zijn geweest dat bestellingen vanaf 1 oktober 2023 via [gedaagde in conv] zouden lopen. Dat blijkt uit wat [naam 1] verklaarde en kon [eiser in conv] ook afleiden uit de gedragingen van [gedaagde in conv] , die eigen leveranciers had en ook andere chocoladewinkels, dus over voldoende ervaring beschikte. Mocht het zo zijn, zoals [eiser in conv] stelt, dat de bestellingen bij [bedrijf 2] al voor 1 oktober waren gedaan, maar later binnenkwamen, dan geldt dat [gedaagde in conv] daarvoor betaald heeft via de koopprijs van de chocoladewinkel. Deze bestellingen betreffen dan voorraden. Ook geldt dat [eiser in conv] er niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [gedaagde in conv] , na 1 oktober 2023 akkoord ging met door hem gedane bestellingen. Hij had zijn bestellingen voor 1 oktober 2023 al af moeten bouwen of in overleg moeten gaan met [gedaagde in conv] over een oplossing voor deze situatie en pas als daarover overeenstemming was bereikt, had hij kunnen blijven bestellen. Van zaakwaarneming door [eiser in conv] of ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde in conv] is in het licht van het voorgaande daarom geen sprake.
4.12.
[eiser in conv] heeft nog gesteld dat in oktober, november en december sprake is van een drukke tijd en dat bestellen via [gedaagde in conv] niet altijd vlekkeloos liep. Dat maakt het voorgaande niet anders. Het was aan [eiser in conv] om te zorgen voor een goede overdracht, maar niet om (belangrijke) beslissingen, zoals beslissingen over relaties met leveranciers, te (blijven) nemen. [gedaagde in conv] hoeft het bedrag van € 8.727,09 niet te vergoeden.
[bedrijf 3]
4.13.
[gedaagde in conv] heeft twee facturen van [bedrijf 3] overgelegd van 19 oktober 2023 van in totaal € 1.300,43. [eiser in conv] heeft hierover onbetwist gesteld dat dit bestellingen voor Sinterklaas en Kerst waren die al (ruim) voor 1 oktober 2023 waren gedaan. Deze bestellingen zijn binnengekomen na 1 oktober 2023 en hoefden (daarom) ook pas na 1 oktober 2023 betaald te worden. De kantonrechter begrijpt de uitleg van [eiser in conv] zo dat [eiser in conv] deze verplichting is aangegaan toen hij nog eigenaar van de chocoladewinkel was en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat deze bestellingen uiteindelijk aan [gedaagde in conv] ten goede zouden komen en dat [gedaagde in conv] dus met betaling van deze producten akkoord zou gaan. De kantonrechter volgt [eiser in conv] in deze stelling, omdat hij niet gemotiveerd is betwist. [gedaagde in conv] heeft de bestellingen uiteindelijk ook betaald. Het gaat om bestellingen die kennelijk lang van tevoren gedaan worden. Het moet voor [eiser in conv] in ieder geval vanaf 31 oktober 2023 duidelijk zijn geweest dat hij geen bestellingen meer mocht doen (door de e-mail van 31 oktober 2023 van [gedaagde in conv] ). Deze bestelling zit daar ruim voor. Daarom mocht hij ervan uitgaan dat / uit de gedragingen van [gedaagde in conv] (die nog niet had aangegeven dat bestellen niet meer de bedoeling was) afleiden dat [gedaagde in conv] deze factuur zou voldoen. [eiser in conv] hoeft dit bedrag dus niet aan [gedaagde in conv] (terug) te betalen.
[bedrijf 4]
4.14.
[gedaagde in conv] heeft ook een factuur van [bedrijf 4] overgelegd van € 1.270,89. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onduidelijk waarom [eiser in conv] het bedrag van deze factuur aan [gedaagde in conv] moet vergoeden. Het betreft een factuur van 19 oktober 2023 gericht aan [bedrijf 2] , met als afleveradres “ [bedrijf 1] ”. Of, aan wie en door wie deze factuur betaald is, is onduidelijk gebleven. Daarom wordt dit bedrag niet toegewezen.
Kasgeld storting
4.15.
[eiser in conv] heeft op 7 november 2023 € 990,00 uit de kas van de chocoladewinkel gehaald en op zijn bankrekening gestort. Hij stelt dat hij dat heeft gedaan om rekeningen, die [gedaagde in conv] eigenlijk had moeten betalen, te betalen. [gedaagde in conv] heeft betwist dat [eiser in conv] rekeningen voor [gedaagde in conv] heeft voldaan. [eiser in conv] had die bevoegdheid ook helemaal niet, aldus [gedaagde in conv] .
4.16.
[eiser in conv] heeft onvoldoende onderbouwd welke betalingen hij van dat kasgeld heeft gedaan. Ook heeft hij onvoldoende onderbouwd dat hij bevoegd was dat geld, om welke reden dan ook, uit de kas te halen. Daarom komt het bedrag van € 990,00 hem niet toe en moet hij dat terugbetalen.
4.17.
[gedaagde in conv] heeft nog aangevoerd dat [eiser in conv] , door het geld uit de kas te halen een onrechtmatige daad heeft begaan. [gedaagde in conv] heeft echter geen (extra) schadevergoeding gevorderd vanwege deze gestelde onrechtmatige daad, zodat in het midden kan blijven of daar daadwerkelijk sprake van was.
Overige posten
4.18.
Van de overige door [eiser in conv] in productie 2 genoemde posten geldt dat hij onvoldoende heeft onderbouwd of en zo ja waarom deze voor rekening van [gedaagde in conv] moeten komen. Daarom komt [eiser in conv] voor deze posten geen bedrag toe. De kantonrechter zal deze posten verder niet afzonderlijk behandelen. Het gaat om de posten [bedrijf 5] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 8] , [bedrijf 9] , [bedrijf 10] , [bedrijf 11] , [bedrijf 12] , [bedrijf 13] , [bedrijf 14] , [bedrijf 15] , [bedrijf 16] , [bedrijf 17] , [bedrijf 18] , [bedrijf 19] , [bedrijf 20] , [bedrijf 21] en een overboeking van € 440,00 van [eiser in conv] naar [gedaagde in conv] .
4.19.
[gedaagde in conv] heeft diverse rekeningen overgelegd van, zo stelt ze, in totaal € 2.801,19. Het gaat om facturen van [bedrijf 9] , [bedrijf 13] , [bedrijf 16] , [bedrijf 22] en [bedrijf 23] . [gedaagde in conv] stelt dat [eiser in conv] haar onbevoegd vertegenwoordigd heeft in deze gevallen. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde in conv] hiermee een beroep doet op art. 3:70 BW; [eiser in conv] moet jegens degenen die de facturen hebben gestuurd, instaan voor het bestaan en de omvang van zijn volmacht. Deze grondslag leidt er echter niet toe dat [gedaagde in conv] , die kennelijk de rechtshandelingen van [eiser in conv] heeft bekrachtigd (door de facturen te betalen en/of de geleverde producten te gebruiken), deze bedragen terug kan vorderen van [eiser in conv] . Op onbevoegde vertegenwoordiging kan een beroep worden gedaan door degenen die de facturen hebben gestuurd, niet door [gedaagde in conv] .
Samenvatting toegewezen bedragen tot nu toe
4.20.
[gedaagde in conv] komt een bedrag van (€ 9.457,38 + € 990,00 =) € 10.447,38 toe en [eiser in conv] een bedrag van € 197,54. Per saldo moet [eiser in conv] dus nog € 10.249,84 aan [gedaagde in conv] betalen op grond van het voorgaande. Dat betekent dat de vorderingen van [eiser in conv] van € 2.573,53 en € 500,00 worden afgewezen. Van de door [gedaagde in conv] gevorderde bedragen van € 21.556,25 en € 2.801,19 wordt € 10.249,84 toegewezen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke vanaf de datum van de conclusie van antwoord.
Inventaris en inrichting
4.21.
Het door [gedaagde in conv] gevorderde bedrag van € 20.000,00 met betrekking tot de overname van de inventaris en inrichting wordt deels toegewezen. [eiser in conv] heeft inventaris en inrichting aan [gedaagde in conv] overgedragen voor € 113.500,00. Dit bedrag is gebaseerd op een taxatierapport uit 2021. [gedaagde in conv] heeft gesteld dat enkele onderdelen van inventaris en inrichting niet of niet deugdelijk/gebrekkig zijn overgedragen. Het gaat om een schepijsvitrine, een muziekinstallatie, weegplateau’s, een steamer, een stofzuiger, een vloer schrobmachine, een verrijdbare schepijs presentatiekar en een elektrische markies buitengevel. [eiser in conv] heeft gemotiveerd betwist dat de zaken niet of gebrekkig zijn overgedragen.
4.22.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde in conv] , gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser in conv] , onvoldoende onderbouwd dat zij recht heeft op een bedrag van € 20.000,00. Dat er bepaalde onderdelen van inventaris en inrichting gebrekkig waren, heeft ze wel voldoende onderbouwd. De kantonrechter zal daarom de schade schatten op € 2.000,00. Dat bedrag zal [eiser in conv] aan [gedaagde in conv] moeten vergoeden.
Overdracht
4.23.
[gedaagde in conv] vordert ook € 50.000,00 omdat er geen “warme” overdracht heeft plaatsgevonden. [eiser in conv] heeft verzuimd tijdig alle IE rechten over te dragen, aldus [gedaagde in conv] . De websites www. [website1] .nl, www. [website2] .nl zijn niet (tijdig) aan [gedaagde in conv] overgedragen, het telefoonnummer en e-mailadres [mailadres] ook niet en de accounts van Facebook en Instagram evenmin, aldus nog steeds [gedaagde in conv] . De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde in conv] het hele bedrag vordert dat zij voor IE en goodwill op grond van de overnameovereenkomst heeft betaald/moest betalen.
4.24.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen zijn overeengekomen dat [eiser in conv] per 1 oktober 2023 intellectuele eigendommen, zoals handelsnamen, websites en telefoonnummer(s), maar ook goodwill in de vorm van naamsbekendheid / klantenkring aan [gedaagde in conv] over zou dragen. [gedaagde in conv] heeft voldoende gesteld om aan te nemen dat geen sprake was van een dergelijke “warme” overdracht. Zo kreeg ze geen codes om websites over te nemen, of te laat, werd het telefoonnummer niet tijdig overgedragen en kon ze niet in de accounts van de chocoladewinkel. Het moest voor [eiser in conv] wel duidelijk zijn, ook gezien de koopprijs die hiervoor betaald was, dat het zo spoedig mogelijk overdragen van telefoonnummers en accounts voor [gedaagde in conv] belangrijk was. [eiser in conv] heeft ook niet betwist dat hij laat aan overdracht toekwam. Volgens hem was het alleen erg druk in de chocoladewinkel de laatste maanden van het jaar 2023 en kwam hij er daarom niet voldoende aan toe. Dat het druk was mag zo zijn, maar maakt niet dat [eiser in conv] daarom van zijn verplichting uit de overnameovereenkomst was ontheven. Hij had, op 1 oktober 2023, of in ieder geval zo spoedig mogelijk daarna, alle IE rechten moeten overdragen. Dat wellicht per 10 of 11 januari 2024 of ergens in maart (tijdens de mondelinge behandeling was [eiser in conv] hierover niet concreet) IE rechten zijn overgedragen is te laat. [eiser in conv] heeft door onvoldoende voortvarend te handelen, zijn verplichting uit de overnameovereenkomst geschonden en is daarom gehouden om de schade die [gedaagde in conv] daardoor geleden heeft te vergoeden. De kantonrechter zal echter niet aanknopen bij het door [gedaagde in conv] genoemde schadebedrag van € 50.000,00, maar de schade schatten op € 20.000,00. Dit omdat onvoldoende door [gedaagde in conv] is onderbouwd waarom in het geheel niets meer betaald hoeft te worden voor goodwill. De naamsbekendheid en klantenkring zijn wel aan [gedaagde in conv] overgedragen/op [gedaagde in conv] overgegaan.
Nevenwerkzaamheden
4.25.
[gedaagde in conv] vordert tot slot € 25.000,00 omdat [eiser in conv] nevenwerkzaamheden heeft verricht 1) met betrekking tot het Chocolade Festival Zutphen en 2) door zelf chocolade te produceren (hij gaf workshops en stond op kerstmarkten). Deze vordering wordt afgewezen. Met deze vordering miskent [gedaagde in conv] de bijzondere manier waarop de arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Een ondernemer, [eiser in conv] , heeft zijn onderneming overgedragen en is in dienst getreden bij [gedaagde in conv] . Een goede overdracht vergde tijd, ook qua afbouw van nevenwerkzaamheden. Zoals [eiser in conv] tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht was hij al geruime tijd bestuurder van de stichting die het chocoladefestival organiseert, maar van plan dat af te bouwen. [gedaagde in conv] heeft erkent dat ze van het chocoladefestival en de betrokkenheid van [eiser in conv] wist en heeft ook deelgenomen aan het chocoladefestival. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien dat [eiser in conv] , door (nog) onbezoldigd betrokken te zijn bij het chocoladefestival, het nevenwerkzaamhedenbeding in zijn arbeidsovereenkomst heeft overtreden. Voor wat betreft de workshops en kerstmarkten geldt dat [eiser in conv] deze ook onbezoldigd deed. Ze waren al ingepland voor de overdracht, zo is onbetwist door [eiser in conv] gesteld. Sommige workshops gingen door ziekte van [eiser in conv] niet door. Hoewel het zo is dat [eiser in conv] hiervoor voorafgaande schriftelijke toestemming van [gedaagde in conv] nodig had, maakt dit in deze concrete situatie niet dat [eiser in conv] een boete moet betalen. Helemaal niet, nu de opbrengsten van kerstmarkten ook deels ten goede zijn gekomen aan [gedaagde in conv] , zo begrijpt de kantonrechter. Partijen gingen, zeker de eerste maanden na de overdracht, losjes met elkaar om, al dan niet voortvloeiend uit de omstandigheid dat partijen verzuimd hadden hun precieze afspraken schriftelijk vast te leggen. Dan is een boete van € 25.000,00 niet op zijn plaats.
Het verzoek van [gedaagde in conv] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.26.
[eiser in conv] heeft gesteld dat vanaf januari 2024 geen loon meer aan hem is uitbetaald en hij daar wel recht op heeft. [gedaagde in conv] heeft, in reconventie, ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter aan de orde gesteld dat een dergelijk verzoek via een verzoekschrift moet worden gedaan. Partijen hebben aangegeven dit verzoek graag behandeld te zien, zodat het geschil in één keer, zonder verwijzing kan worden afgedaan.
4.27.
De kantonrechter zal dit verzoek als volgt af doen. Verzocht is de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht te ontbinden. Een dergelijke ontbinding is niet mogelijk (zie art. 6:269 BW). Ontbinding vindt altijd plaats per datum vonnis of op een moment daarna. Wel is het mogelijk een ongedaanmakingsverbintenis in te stellen, zodat een ontbinding toch gevolgen kan hebben voor het verleden. [gedaagde in conv] heeft echter zo’n vordering niet ingesteld. Ze heeft (ook) geen loon terug gevorderd vanaf het moment dat [eiser in conv] volgens haar wanprestatie pleegde. Dit komt, zo begrijpt de kantonrechter, doordat [gedaagde in conv] vanaf 1 januari 2024 opgehouden is met het betalen van loon. Het verzoek om ontbinding wordt afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst hoe dan ook per 30 september 2024 van rechtswege is geëindigd en een ontbinding door de kantonrechter niet op een eerder tijdstip kan plaatsvinden.
4.28.
De vraag die nog moet worden beantwoord is hoeveel loon [eiser in conv] toekomt. Daarbij geldt dat de kantonrechter er rekening mee houdt dat [eiser in conv] ten tijde van zijn ziekmelding de pensioengerechtigde leeftijd al had bereikt. Dat betekent dat [gedaagde in conv] allereerst over de periode 1 tot en met 7 januari 2024 het gehele loon verschuldigd is en daarnaast, vanaf 8 januari 2024 gedurende zes weken 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon (art. 7:629 lid 2 aanhef en onder b jo. lid 1 BW). Dit wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging.
Verklaring voor recht, chocoladeletters, tikkies en termijnbedragen
4.29.
De door [gedaagde in conv] gevorderde verklaring voor recht dat [eiser in conv] tekort is geschoten jegens [gedaagde in conv] voor wat betreft de op hem rustende verplichtingen uit de overnameovereenkomst wordt afgewezen, wegens gebrek aan belang (art. 3:303 BW). [gedaagde in conv] heeft onvoldoende gesteld wat haar belang bij deze ruim geformuleerde vordering is. Zoals hierboven aan de orde kwam, is voor individuele geschilpunten bepaald of [eiser in conv] wel of niet aan zijn verplichtingen jegens [gedaagde in conv] heeft voldaan. Voor een ruim geformuleerde verklaring voor recht die ziet op “verplichtingen” zonder daarbij concreet te maken om welke verplichtingen het gaat, is dan geen ruimte meer.
4.30.
[gedaagde in conv] lijkt nog een bedrag van € 6.962,00 te willen verrekenen met [eiser in conv] . Dat bedrag ziet op chocoladeletters. Volgens [gedaagde in conv] heeft [eiser in conv] die aan een derde verkocht voor een te laag bedrag en heeft dat geleid tot gederfde inkomsten bij [gedaagde in conv] . [eiser in conv] heeft betwist dat hij chocoladeletters onder de prijs heeft verkocht. Nu [gedaagde in conv] deze vordering niet (nader) heeft onderbouwd, de vordering door [eiser in conv] is betwist en [gedaagde in conv] dit bedrag ook niet expliciet heeft gevorderd, wordt het niet toegewezen.
4.31.
Partijen hebben nog gedebatteerd over tikkies die [eiser in conv] gestuurd heeft (of verzuimd heeft te versturen) naar klanten. Omdat hieromtrent geen vorderingen over en weer zijn geformuleerd, zal de kantonrechter hier verder niet over oordelen.
4.32.
[eiser in conv] moet, naast de al toegewezen € 10.249,84, aanvullend, vanwege inventaris en inrichting en overdracht (€ 2.000,00 + 20.000,00 =) € 22.000,00 aan [gedaagde in conv] aan schadevergoeding betalen. In totaal moet [eiser in conv] dus een bedrag van € 32.249,84 voldoen. Omdat [eiser in conv] nog € 13.500,00 van [gedaagde in conv] moet ontvangen in het kader van de overnameovereenkomst, te weten de resterende drie termijnen, zal [eiser in conv] veroordeeld worden tot betaling van € 18.749,84 aan [gedaagde in conv] .
Buitengerechtelijke incassokosten, verrekening en proceskosten
4.33.
Voor de buitengerechtelijke incassokosten geldt dat de kantonrechter van oordeel is dat [eiser in conv] voldoende heeft aangetoond dat hij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 945,09, inclusief btw, is in overeenstemming met de gebruikelijke en redelijke tarieven en wordt daarom toegewezen. Dit bedrag wordt afgetrokken van het bedrag dat [eiser in conv] aan [gedaagde in conv] moet betalen, zodat € 17.804,75 resteert. Dat bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de conclusie van antwoord.
4.34.
De kantonrechter heeft, waar mogelijk, het beroep van [gedaagde in conv] en [eiser in conv] op verrekening gehonoreerd. De loonvordering kon niet concreet worden begroot. Daarom is daar geen verrekening toegestaan en vinden zowel in conventie als in reconventie toewijzingen plaats.
4.35.
Omdat beide partijen op enkele punten in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten zowel in conventie als in reconventie gecompenseerd in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conv] tot betaling van het loon van [eiser in conv] vanaf 1 januari 2024 tot en met 7 januari 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging (met een maximum van 50%), vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conv] tot betaling van 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon vanaf 8 januari 2024 gedurende zes weken, te vermeerderen met de wettelijke verhoging (met een maximum van 50%), vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
veroordeelt [eiser in conv] tot betaling van € 17.804,75 aan [gedaagde in conv] , te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juli 2024 tot de dag der algehele voldoening;
5.7.
verklaart voor recht dat er geen passiva door [eiser in conv] aan [gedaagde in conv] zijn overgedragen;
5.8.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
21 februari 2025.
560 / 40141