Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- het (verkort) proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 21 augustus 2024 met aangehecht de spreekaantekeningen van Aldi met producties 9 en 10 en de spreekaantekeningen van [gedaagde in conventie] .
2.De zaak en de beslissing in het kort
3.De feiten
Er zal in dat geval een doorrijd breedte zijn aan uw kant ter grootte van circa 2.16/2.26 meter (= 1.86 meter + 30 of 40 cm).’
Mij werd duidelijk dat de voorgenomen erfgrens tussen de percelen (…) op het smalste punt, niet van eerder vernomen afstanden 180 cm en later naar 186 cm, maar naar 240 cm zou worden versmald. Dat neemt niet weg dat ik al bijna 24 jaar te goeder trouw de grond in gebruik heb met 290 cm op het smalste punt. De huidige breedte is noodzakelijk (…)’
4.Het geschil in conventie en in reconventie
in conventie- samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventiedat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
niet-rechthebbende, bezitter is geworden en bedraagt twintig jaar (artikel 3:306 BW). Uit artikel 3:107 lid 1 BW in verbinding met artikel 3:108 BW volgt dat de vraag of iemand bezitter is, moet worden beantwoord naar verkeersopvatting, met inachtneming van de regels die in de daaropvolgende wetsartikelen worden gegeven en overigens op grond van uiterlijke feiten. Er geldt dus een objectieve maatstaf. De rol van de verkeersopvatting brengt mee dat de aard en de bestemming van het betrokken goed in aanmerking moeten worden genomen. Anders dan onder het recht zoals dat gold tot 1992, noemt de wet als vereisten voor bezit niet meer met zoveel woorden dat het ‘niet dubbelzinnig’ en ‘openbaar’ is. Uit de wetsgeschiedenis blijkt evenwel dat ook naar het huidig recht deze eisen gelden en dat beide eigenschappen in het wettelijk begrip ‘bezit’ besloten liggen. [8] Het criterium richt zich op uiterlijke feiten. Dit betekent dat de wil van degene die de macht uitoefent, slechts relevant is voor zover hij in zulke uiterlijke feiten tot uiting komt. De gebruiker moet op ondubbelzinnige wijze gebruik maken van het recht van erfdienstbaarheid alsof dit reeds is vastgelegd. De eigenaar van het dienende erf moet dit kunnen constateren en hiertegen kunnen optreden. Het moet gaan om inbezitneming door de niet-rechthebbende. Daaromtrent bepaalt artikel 3:113 lid 2 BW dat voor inbezitneming van een goed (in dit geval een recht van erfdienstbaarheid) dat in het bezit is van een ander, enkel op zichzelf staande machtsuitoefeningen ontoereikend zijn. Vereist is dat de machtsuitoefening zodanig is dat naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter wordt tenietgedaan. [9]
in conventiegrotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in conventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Aldi worden in conventie begroot op:
in reconventiein het ongelijk gesteld en moet daarom ook de proceskosten in reconventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Aldi worden in reconventie begroot op: