ECLI:NL:RBGEL:2025:2037

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/05/428610 / HA ZA 23-523
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over erfdienstbaarheid van weg tussen Aldi Vastgoed B.V. en [gedaagde in conventie]

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Aldi Vastgoed B.V. en een gedaagde partij over de eigendom en het gebruik van een strook grond. Aldi, eigenaar van een perceel grond waar een nieuwe supermarkt gebouwd moet worden, vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat er geen erfdienstbaarheid door verjaring was ontstaan ten gunste van de gedaagde, die al meer dan 24 jaar gebruik maakte van een pad dat deels over het perceel van Aldi liep. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde geen recht van erfdienstbaarheid had verkregen door verjaring, omdat niet was voldaan aan de vereisten voor bezit en omdat Aldi niet had ingestemd met het gebruik van de strook grond. De rechtbank verbood de gedaagde om zonder recht gebruik te maken van de strook grond en legde een dwangsom op voor elke dag dat hij in gebreke bleef. De vorderingen van de gedaagde in reconventie werden afgewezen, en Aldi werd in het gelijk gesteld in haar vorderingen in conventie.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/428610 / HA ZA 23-523 / 1011/871
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
ALDI VASTGOED B.V.,
gevestigd te Culemborg,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Aldi,
advocaat: mr. A.E. Klomp,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. D.C.F. Verwey.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2024
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het (verkort) proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 21 augustus 2024 met aangehecht de spreekaantekeningen van Aldi met producties 9 en 10 en de spreekaantekeningen van [gedaagde in conventie] .
1.2.
Na sluiting van de mondelinge behandeling is bepaald dat de zaak voor vonnis komt.

2.De zaak en de beslissing in het kort

Partijen zijn verdeeld over de eigendom en het gebruik van een (grind)pad. Het pad ligt tussen het pand van [gedaagde in conventie] en het (voormalig) pand van Aldi in. [gedaagde in conventie] gebruikt dit pad al ruim 24 jaar om vanaf de [straat] naar de garageboxen aan de achterzijde van zijn pand te komen en gaan. De meest rechter strook van het pad loopt in de lengte over het perceel van Aldi, evenwijdig aan de oorspronkelijke bebouwing. Aldi wil haar nieuwe supermarkt op de erfgrens plaatsen en wil dat [gedaagde in conventie] niet langer gebruik maakt van haar strook grond. [gedaagde in conventie] vindt dat hij door verjaring op de strook grond een erfdienstbaarheid van weg heeft verkregen dan wel dat de strook grond als noodweg moet worden aangemerkt. Hierin volgt de rechtbank [gedaagde in conventie] niet.

3.De feiten

3.1.
Aldi is in 2022 eigenaar geworden van het perceel aan [adres 1] , [kadastrale aanduiding 1] . Op dit perceel wil zij een nieuwe supermarkt bouwen. Hiervoor is het bestemmingsplan op 9 november 2021 gewijzigd vastgesteld en is aan haar op 27 januari 2022 een omgevingsvergunning verleend.
3.2.
[gedaagde in conventie] is sinds 1999 eigenaar van het naastgelegen perceel aan [adres 2] , [kadastrale aanduiding 2] . Dit perceel is op 11 mei 2006 gesplitst in twee appartementsrechten. Het eerste appartementsrecht ziet op het gebruik van de winkel/bedrijfsruimtes op de begane grond, met schuren, ondergrond en erf ( [kadastrale aanduiding 3] ). Het tweede appartementsrecht ziet op het gebruik van de bovenwoning ( [kadastrale aanduiding 4] ). [gedaagde in conventie] is eigenaar van deze twee appartementsrechten en heeft deze verhuurd. Achter het bedrijfspand met bovengelegen appartementen bevinden zich garageboxen die door een rechtsvoorganger van [gedaagde in conventie] omstreeks april 1959 zijn gebouwd. Ook deze garageboxen worden door [gedaagde in conventie] verhuurd.
3.3.
Om bij de garageboxen te kunnen komen wordt vanaf [straat] gebruik gemaakt van het pad rechts van het (bedrijfs)pand van [gedaagde in conventie] . Dit pad wordt gevormd door de ruimte tussen enerzijds het bedrijfsgebouw van [gedaagde in conventie] en anderzijds de bebouwing op het perceel van Aldi. Het pad ligt grotendeels op het perceel van [gedaagde in conventie] , maar aan de rechterkant (vanaf de openbare weg bezien) ook een klein stukje op het perceel van Aldi.
3.4.
Op onderstaande tekening is te zien dat het gaat om de smalle strook gelegen tussen de voormalige bebouwing op het (bovenste) perceel van Aldi en de evenwijdig lopende kadastrale grens met het (onderste) perceel van [gedaagde in conventie] . De voormalige bebouwing op (thans) het perceel van Aldi stond niet precies op de kadastrale grens. Het pad om bij de garageboxen van [gedaagde in conventie] te komen, liep tot de zijkant van deze voormalige bebouwing door en dus deels over het perceel van (thans) Aldi.
Afbeelding 1
3.5.
Aldi was voornemens de nieuwe supermarkt op de kadastrale grens tussen haar perceel en dat van [gedaagde in conventie] te bouwen. Daarover heeft [gedaagde in conventie] bij Aldi geklaagd. De huurders van de garageboxen zouden het pad dan niet meer kunnen gebruiken met hun auto’s (met aanhanger) en bestelwagens.
3.6.
Als minnelijke oplossing heeft Aldi bij brief van 4 september 2023 aan [gedaagde in conventie] voorgesteld om de nieuwe supermarkt 30 tot 40 cm verder op het perceel te bouwen waarbij [gedaagde in conventie] toestemming zou worden verleend voor het gebruik van het perceel van Aldi om met een auto of bestelwagen te komen en gaan naar de openbare weg. Aldi schrijft:

Er zal in dat geval een doorrijd breedte zijn aan uw kant ter grootte van circa 2.16/2.26 meter (= 1.86 meter + 30 of 40 cm).
Verder merkt Aldi in die brief op dat als [gedaagde in conventie] niet akkoord gaat, Aldi alle schade die zij lijdt als gevolg van een latere start van de bouw van de nieuwe supermarkt (waaronder omzet- en winstderving), op [gedaagde in conventie] zal verhalen.
3.7.
Op 14 september heeft tussen Aldi en [gedaagde in conventie] een gesprek plaatsgevonden. Bij brief van 15 september 2023 schrijft [gedaagde in conventie] aan Aldi:

Mij werd duidelijk dat de voorgenomen erfgrens tussen de percelen (…) op het smalste punt, niet van eerder vernomen afstanden 180 cm en later naar 186 cm, maar naar 240 cm zou worden versmald. Dat neemt niet weg dat ik al bijna 24 jaar te goeder trouw de grond in gebruik heb met 290 cm op het smalste punt. De huidige breedte is noodzakelijk (…)
Verder maakt [gedaagde in conventie] bezwaar tegen de voorgenomen verandering van de erfgrens en beroept hij zich op (verkrijgende) verjaring.
3.8.
Bij brief van 20 september 2023 sommeert Aldi [gedaagde in conventie] om het onrechtmatig gebruik van de strook grond van Aldi te staken en gestaakt te houden. Aldi zal de geleden en nog te lijden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie] op hem verhalen. Ook schrijft Aldi dat zij, om vertraging te voorkomen, haar nieuwbouwplannen heeft aangepast. Die nieuwe supermarkt zal worden gebouwd op dezelfde pek als de voormalige bebouwing.
3.9.
Partijen zijn niet tot een vergelijk gekomen.

4.Het geschil in conventie en in reconventie

4.1.
Aldi vordert
in conventie- samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
I. voor recht verklaart dat Aldi eigenaar is van het perceel grond, [kadastrale aanduiding 1] , inclusief de strook grond;
II. voor recht verklaart dat er geen erfdienstbaarheid door verjaring is ontstaan ten laste van het perceel van Aldi en ten behoeve van de appartementsrechten van [gedaagde in conventie]
III. [gedaagde in conventie] , op straffe van een dwangsom, verbiedt om een inbreuk te maken op het eigendomsrecht van Aldi door gebruik te maken van het perceel grond;
IV. [gedaagde in conventie] , op straffe van een dwangsom, veroordeelt om binnen acht dagen na het vonnis de strook grond te ontruimen en ontruimd te houden, met machtiging aan Aldi om dit, zo nodig met behulp van de sterke arm, op kosten van [gedaagde in conventie] zelf te doen uitvoeren;
V. [gedaagde in conventie] veroordeelt tot vergoeding van de schade die Aldi heeft geleden vanwege het zonder recht of titel gebruiken van het perceel van Aldi, nader op te maken bij staat;
VI een zodanige beslissing neemt in het belang van Aldi als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
VII. [gedaagde in conventie] veroordeelt in de (na)kosten van de procedure.
4.2.
Aldi legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde in conventie] zonder recht of titel gebruik maakt van (een gedeelte van) het perceel van Aldi. Daarmee maakt [gedaagde in conventie] een inbreuk op het eigendomsrecht van Aldi. Hierdoor is de bouw van de nieuwe supermarkt vertraagd en Aldi verwacht dat zij vertragingsschade lijdt en omzet misloopt omdat de nieuwe supermarkt later dan gepland in gebruik kan worden genomen. De omvang van de schade kan pas worden berekend als duidelijk is wanneer de supermarkt in gebruik kan worden genomen. Daarom vraagt Aldi om voor het bepalen van de omvang van de schade te verwijzen naar de schadestaat.
4.3.
[gedaagde in conventie] voert in conventie verweer. Hij wijst erop dat de strook grond al sinds 1959 wordt gebruikt om bij de achter het bedrijfspand gelegen garageboxen te komen. [gedaagde in conventie] stelt dat hij niet de eigenaar is geworden van (een gedeelte van) het perceel van Aldi maar meent wel dat door (bevrijdende) verjaring een erfdienstbaarheid van weg tot stand is gekomen. Hierdoor maakt hij geen inbreuk op het eigendomsrecht van Aldi en handelt hij niet onrechtmatig. Ook betwist [gedaagde in conventie] dat Aldi schade heeft geleden. Aldi had de overige grond op het perceel gereed kunnen maken voor de bouw maar heeft dit niet gedaan (causaal verband en eigen schuld). [gedaagde in conventie] concludeert in conventie tot niet-ontvankelijkheid van Aldi, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Aldi, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Aldi in de kosten van deze procedure.
4.4.
[gedaagde in conventie] vordert
in reconventiedat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. voor recht verklaart dat ten behoeve van het perceel van [gedaagde in conventie] en ten laste van het perceel van Aldi door bevrijdende verjaring een recht van erfdienstbaarheid van weg tot stand is gekomen op het gemarkeerde stuk, althans tot aan de huidige bebouwing;
2. Aldi veroordeelt medewerking te verlenen aan inschrijving van de door [gedaagde in conventie] verkregen erfdienstbaarheid van weg, waarbij de daarmee gemoeide kosten gelijkelijk verdeeld zullen worden;
3. het vonnis in de plaats stelt van de verzochte medewerking als deze niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis is verleend, bij wijze van reële executie; en
subsidiair:
- voor recht verklaart dat de weg dient te worden aangemerkt als noodweg ten behoeve van [gedaagde in conventie] ;
zowel primair als subsidiair met veroordeling van Aldi in de (na)kosten van deze procedure.
4.5.
[gedaagde in conventie] baseert zijn (spiegelbeeldige) vorderingen op de stelling dat de strook
grond sinds 1959 door (de rechtsvoorganger van) hem in gebruik is om vanaf de
[straat] bij de garageboxen achter het pand te komen. [gedaagde in conventie] wijst op een aantal
schriftelijke verklaringen van gebruikers en getuigen. Volgens [gedaagde in conventie] is door
(bevrijdende) verjaring een erfdienstbaarheid van weg ontstaan (artikel 5:72 BW) voor
zover deze is gelegen op het perceel van Aldi nu hij al minimaal 24 jaar gebruik maakt van
deze route en zich dus langer dan 20 jaar heeft gedragen alsof de erfdienstbaarheid bestond.
Aldi is niet opgetreden tegen het gebruik van de weg. Omdat [gedaagde in conventie] niet met enig
voertuig bij de garageboxen kan komen als Aldi de weg versmalt en er geen andere route is
om te komen en gaan van de openbare weg naar de garageboxen, vordert [gedaagde in conventie]
subsidiair voor recht te verklaren dat de weg wordt aangemerkt als noodweg.
4.6.
Aldi voert in reconventie verweer. Aldi concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde in conventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde in conventie] in de (na)kosten van deze procedure, vermeerderd met rente.
4.7.
Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Partijen zijn verdeeld over (het gebruik van) een strook grond dat onderdeel uitmaakt van het door [gedaagde in conventie] gebruikte pad. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze (deels spiegelbeeldige) vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
Eigendom van (de in geding zijnde strook grond op) perceel [kadastrale aanduiding 1]
5.2.
Aldi vordert onder I een verklaring voor recht dat zij eigenaar is van het perceel grond met nummer [kadastrale aanduiding 1] , inclusief de in geding zijnde strook grond. Zij baseert zich daarbij op de stelling dat zij uit de brief van [gedaagde in conventie] van 15 september 2023 heeft begrepen dat [gedaagde in conventie] stelt dat hij door onafgebroken bezit en verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van die strook grond. Uit de conclusie van antwoord van [gedaagde in conventie] blijkt echter dat hij niet (langer) betwist dat Aldi eigenaar is van perceel [kadastrale aanduiding 1] , inclusief de in geding zijnde strook grond. [1] Omdat de eigendom van de in geding zijnde strook grond op perceel [kadastrale aanduiding 1] niet (langer) wordt betwist, heeft Aldi geen belang (meer) bij haar vordering om voor recht te verklaren dat zij daarvan eigenaar is. De vordering onder I wordt dan ook afgewezen vanwege het ontbreken van voldoende belang (artikel 3:303 BW).
Erfdienstbaarheid van weg op de in geding zijnde strook grond op perceel [kadastrale aanduiding 1]
5.3.
[gedaagde in conventie] stelt dat op de strook grond van Aldi door verjaring een erfdienstbaar-heid van weg is ontstaan. Volgens [gedaagde in conventie] is de strook grond meer dan 20 jaar openbaar en ondubbelzinnig in zijn bezit. [2] Gelet op de feitelijke situatie ter plaatse zou de voormalig eigenaar van het perceel van Aldi er ook altijd van zijn uitgegaan dat de strook grond middels een mondeling overeengekomen erfdienstbaarheid van weg gebruikt werd door (de rechtsvoorganger van) [gedaagde in conventie] en derden. De voormalig eigenaar van het perceel van Aldi had het restant van dat perceel hermetisch afgesloten, zodat derden niet de indruk konden krijgen dat zij welkom zouden zijn op een ander stuk van zijn perceel, dan de strook grond. [3] [gedaagde in conventie] wijst op vier schriftelijke (getuige)verklaringen, onder andere van gebruikers van het pad. [4] Omdat [gedaagde in conventie] zich gedurende een onafgebroken periode van langer dan 20 jaar heeft gedragen alsof de erfdienstbaarheid bestond, is deze erfdienstbaarheid ontstaan (artikel 3:306 BW) [5] zeker nu Aldi of haar rechtsvoorganger nooit hebben opgetreden tegen het gebruik van dit deel van het perceel, aldus [gedaagde in conventie] .
5.4.
Aldi meent dat zowel naar oud recht als huidig recht geen erfdienstbaarheid van weg is ontstaan op grond van verkrijgende dan wel bevrijdende verjaring. Er zijn geen werken of kentekens aanwezig geweest waaruit de uitoefening van een erfdienstbaarheid blijkt. [gedaagde in conventie] heeft geen gedragingen verricht waaruit blijkt dat hij zichzelf beschouwt als rechthebbende van een heersend erf. Het enkel gebruik maken van het pad is voor bezit van een recht van erfdienstbaarheid onvoldoende, aldus Aldi.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Erfdienstbaarheden kunnen op twee manieren ontstaan: door (a) vestiging en (b) verjaring (artikel 5:72 BW). De rechtbank begrijp het standpunt van [gedaagde in conventie] [6] zo dat hij allereerst stelt dat hij op de strook grond een recht van erfdienstbaarheid heeft verkregen door (a) vestiging. [gedaagde in conventie] wijst immers op een mondelinge overeenkomst waarbij hij stelt dat de voormalig eigenaar van het perceel van Aldi dat hele perceel behalve de strook grond hermetisch had afgesloten. Dit omdat op die strook een erfdienstbaarheid rustte, althans zo begrijpt de rechtbank de stellingen van [gedaagde in conventie] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde in conventie] echter verklaart dat hij pas in 2023, toen Aldi bij de start van de bouw de inrit had versmald, wist dat hij over een stukje van het buurperceel reed en dat hij tot die tijd altijd dacht dat de gehele inrit van hem was. Ook heeft [gedaagde in conventie] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat er met de rechtsvoorganger van Aldi nooit over de inrit is gesproken. Reeds om die reden kan de rechtbank [gedaagde in conventie] niet volgen in zijn stelling dat hij op basis van een mondeling overeengekomen erfdienstbaarheid gebruik maakte van het pad. Bovendien moet voor de vestiging van een erfdienstbaarheid aan de vereisten van overdracht zijn voldaan. Die vereisten zijn een geldige titel (een overeenkomst), beschikkingsbevoegdheid en een notariële akte die in de openbare registers is ingeschreven (artikel 3:84 juncto 3:89 juncto 3:98 BW). Het is niet gesteld dat aan deze vereisten is voldaan. Dat de erfdienstbaarheid mondeling zou zijn overeengekomen, zoals [gedaagde in conventie] stelt, is daartoe onvoldoende.
5.6.
Vervolgens is de vraag of [gedaagde in conventie] door (b) verjaring een recht van erfdienstbaarheid op de strook grond heeft gekregen. [gedaagde in conventie] stelt in dat kader dat de voormalig eigenaar het restant van zijn perceel hermetisch had afgesloten zodat derden niet de indruk konden krijgen dat zij welkom zouden zijn op een ander stuk van zijn perceel dan het gedeelte van de strook grond. Daarbij stelt [gedaagde in conventie] dat hij de strook grond al meer dan 20 jaar in gebruik heeft zonder dat (de rechtsvoorganger van) Aldi daartegen heeft geprotesteerd. [gedaagde in conventie] beroept zich op de artikelen 3:105 BW en 3:306 BW [7] maar dit beroep kan niet slagen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5.7.
De bezitter van een goed (in dit geval een recht van erfdienstbaarheid) wordt rechthebbende op dat goed als door de eigenaar van het goed geen vordering tot beëindiging van het bezit meer kan worden ingesteld (artikel 3:105 BW). De termijn voor het instellen van een dergelijke vordering tot beëindiging begint te lopen op de dag waarop de
niet-rechthebbende, bezitter is geworden en bedraagt twintig jaar (artikel 3:306 BW). Uit artikel 3:107 lid 1 BW in verbinding met artikel 3:108 BW volgt dat de vraag of iemand bezitter is, moet worden beantwoord naar verkeersopvatting, met inachtneming van de regels die in de daaropvolgende wetsartikelen worden gegeven en overigens op grond van uiterlijke feiten. Er geldt dus een objectieve maatstaf. De rol van de verkeersopvatting brengt mee dat de aard en de bestemming van het betrokken goed in aanmerking moeten worden genomen. Anders dan onder het recht zoals dat gold tot 1992, noemt de wet als vereisten voor bezit niet meer met zoveel woorden dat het ‘niet dubbelzinnig’ en ‘openbaar’ is. Uit de wetsgeschiedenis blijkt evenwel dat ook naar het huidig recht deze eisen gelden en dat beide eigenschappen in het wettelijk begrip ‘bezit’ besloten liggen. [8] Het criterium richt zich op uiterlijke feiten. Dit betekent dat de wil van degene die de macht uitoefent, slechts relevant is voor zover hij in zulke uiterlijke feiten tot uiting komt. De gebruiker moet op ondubbelzinnige wijze gebruik maken van het recht van erfdienstbaarheid alsof dit reeds is vastgelegd. De eigenaar van het dienende erf moet dit kunnen constateren en hiertegen kunnen optreden. Het moet gaan om inbezitneming door de niet-rechthebbende. Daaromtrent bepaalt artikel 3:113 lid 2 BW dat voor inbezitneming van een goed (in dit geval een recht van erfdienstbaarheid) dat in het bezit is van een ander, enkel op zichzelf staande machtsuitoefeningen ontoereikend zijn. Vereist is dat de machtsuitoefening zodanig is dat naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter wordt tenietgedaan. [9]
5.8.
Met het gebruik van het pad door de (huurders van) (de rechtsopvolger van) [gedaagde in conventie] , is niet voldaan aan de hiervoor genoemde vereisten voor inbezitname van een recht van weg. Uit die handelingen op zich blijkt namelijk niet dat [gedaagde in conventie] meende dat hij het recht had om van het perceel van Aldi gebruik te maken, laat staan dat [gedaagde in conventie] meende dat hij dit recht had op grond van een erfdienstbaarheid. Verder sluit het gebruik van het pad door [gedaagde in conventie] niet uit dat ook (de rechtsvoorganger van) Aldi hiervan gebruik maakte. Dit betekent dat (de rechtsvoorganger van) Aldi uit de feitelijke omstandigheden niet kon afleiden dat [gedaagde in conventie] pretendeerde recht te hebben op een erfdienstbaarheid op de strook grond van die rechtsvoorganger, zodat van haar niet kon worden verlangd dat zij een vordering tot beëindiging daarvan zou instellen. Tot slot weegt de rechtbank in dit kader mee dat uit de verklaringen van [gedaagde in conventie] tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat hij tot de start van de bouw van de supermarkt nooit heeft geweten dat een deel van het pad niet van hem was. Dit is een contra-indicatie voor inbezitname door [gedaagde in conventie] van een recht van weg, omdat hiervoor juist is vereist dat [gedaagde in conventie] zich besefte dat een ander eigenaar was van dat deel van het pad. De conclusie is hiermee dat (de rechtsvoorganger van) [gedaagde in conventie] geen recht van weg ten aanzien van de strook grond in bezit heeft genomen, door gebruik te maken van het pad.
5.9.
Andere daden van inbezitname heeft [gedaagde in conventie] niet gesteld. Dat de rechtsvoorganger van Aldi achter zijn pand op de grens van het pad een hek had geplaatst en zijn eigen perceel hermetisch had afgesloten zodat het pad alleen door (de rechtsvoorgangers van) [gedaagde in conventie] en zijn huurders kon worden gebruikt, is geen handeling van [gedaagde in conventie] en kan daarmee ook geen bezitshandeling van hem zijn. Uit die handeling van de rechtsvoorganger van Aldi kan bovendien hooguit worden geconcludeerd dat (de rechtsvoorganger van) [gedaagde in conventie] met toestemming van de rechtsvoorganger van Aldi gebruik maakte van de strook grond, hetgeen niet een onderbouwing is van bezit door [gedaagde in conventie] .
5.10.
Op grond van het voorstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat niet is gebleken dat [gedaagde in conventie] op de in geding zijnde strook grond van Aldi een erfdienstbaarheid van weg heeft verkregen door verjaring. De reconventionele vorderingen van [gedaagde in conventie] onder 1. tot en met 3. worden dan ook afgewezen. De conventionele vordering II van Aldi wordt toegewezen.
Aanwijzing als noodweg
5.11.
Subsidiair vordert [gedaagde in conventie] een verklaring voor recht dat de strook grond tot de huidige bebouwing wordt aangemerkt als noodweg ten behoeve van hem. [gedaagde in conventie] stelt daarbij dat hij niet met enig voertuig tot de garages kan komen, mocht Aldi de weg in de toekomst nogmaals versmallen zoals zij al eerder heeft gedaan waardoor [gedaagde in conventie] geen behoorlijk toegang had tot de openbare weg. [10] Er is immers geen andere route om van de openbare weg te komen en gaan naar de garageboxen, aldus [gedaagde in conventie] .
5.12.
Aldi voert aan [11] dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een noodweg. Aldi betwist dat het voor een behoorlijke exploitatie van het perceel van [gedaagde in conventie] noodzakelijk is dat de garageboxen per auto (met aanhanger) en bestelwagen te bereiken zijn. Bovendien is het gebruik van de garageboxen ondergeschikt nu het perceel hoofdzakelijk bestaat uit het (bedrijfs)pand. Dit pand is direct aan de openbare weg gelegen en dus bereikbaar. Dat de garageboxen niet bereikbaar zijn op de door [gedaagde in conventie] voorgestane wijze, maakt dit volgens Aldi niet anders. Bovendien kunnen de auto’s (met aanhanger) en bestelwagens wel in de buurt van de garageboxen komen. Ook met voertuigen breder dan 1.80 meter is het mogelijk om tot de helft van het perceel van [gedaagde in conventie] te komen. Bovendien heeft [gedaagde in conventie] niet aangeboden de schade van Aldi (kosten aanleg weg, gederfde opbrengst grond, immateriële schade wegens overlast, kosten van onderhoud en waardevermindering van het perceel) te vergoeden. [12] Tot slot voert Aldi aan dat haar belangen om haar eigendommen op een zodanige wijze te gebruiken dat zij in staat wordt gesteld om haar investeringen terug te verdienen, zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde in conventie] om voor de garageboxen een nog bredere toegang te krijgen. [13]
5.13.
De rechtbank overweegt als volgt. [gedaagde in conventie] draagt de stelplicht en bewijslast van de in artikel 5:57 lid 1 BW omschreven noodtoestand die vereist is voor de aanwijzing van een noodweg. Niet in geschil is dat het deel van het perceel met de garageboxen van [gedaagde in conventie] ook zonder gebruikmaking van de strook grond, een verbinding heeft met de openbare weg, [straat] . Vast staat dat het pad op het smalste punt circa 1.80 tot 1.86 meter breed is. Verder is onweersproken dat [gedaagde in conventie] met auto’s breder dan 1.80 m tot de helft van zijn perceel kan komen, terwijl zijn perceel aan de voorkant bovendien grenst aan de openbare weg. De rechtbank kan [gedaagde in conventie] niet volgen in zijn stelling dat zijn erf daarmee geen behoorlijke toegang zou hebben tot de openbare weg. Naar vaste rechtspraak [14] wordt daaronder verstaan dat zich de situatie voordoet dat zonder de noodweg een behoorlijke exploitatie van het erf bij normale bestemming, gelet op de aard van dat erf, niet mogelijk is. Daarbij moet onder erf worden verstaan een exploitatie-eenheid en niet een kadastraal perceel. [gedaagde in conventie] stelt niet wat de bestemming is maar de rechtbank begrijpt dat het gaat om een gemengde bestemming van wonen en bedrijfsvoering. [gedaagde in conventie] stelt dat de garageboxen gebruikt worden voor ‘allerlei doeleinden’. [15] Uit de overgelegde schriftelijke verklaringen volgt dat deze garageboxen worden gebruikt door werknemers van de naastgelegen opticien (aan [adres 3] ), door huurders van de appartementen van [gedaagde in conventie] en door iemand die ‘gebruik mocht maken van de garageboxen voor opslag van spullen’. [16] [gedaagde in conventie] stelt echter niet dat hij de garageboxen met dat doel aan hen heeft verkocht dan wel verhuurd en daarmee dus exploiteert. Dat met een pad dat niet breder is dan 1.80 tot 1.86 meter niet (langer) achter het pand kan worden gekomen met auto’s (met aanhanger) en/of bestelwagens breder dan 1.80 meter, doet aan een behoorlijke exploitatie van het erf naar het oordeel van de rechtbank niet af en is het gevolg van de wijze waarop [gedaagde in conventie] zijn eigen perceel heeft ingericht. Dat (de gebruikers van de garageboxen van) [gedaagde in conventie] hun huidige handelwijze wellicht moeten aanpassen en dat dit voor hen onhandig is, maakt exploitatie niet onmogelijk. [gedaagde in conventie] heeft geen relevante bijkomende omstandigheden aangevoerd en daarmee onvoldoende (onderbouwd) gesteld dat een behoorlijke exploitatie met een pad van 1.80 tot 1.86 meter breed in het geheel onmogelijk is. Dat Aldi de nieuwe supermarkt inmiddels op dezelfde lijn van de oorspronkelijke bebouwing heeft geplaatst, de strook grond niet zelf gebruikt en dat Aldi geen hinder ondervindt van het gebruik van de strook grond door [gedaagde in conventie] , zoals [gedaagde in conventie] aanvoert, maakt dit niet anders.
5.14.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt niet vast te staan dat een noodweg over het perceel van Aldi moet worden aangewezen. Reeds hierom komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van hetgeen Aldi heeft aangevoerd omtrent een belangenafweging (artikel 5:57 lid 3 BW). De reconventionele subsidiaire vordering van [gedaagde in conventie] tot aanwijzing van een noodweg over het perceel van Aldi wordt afgewezen.
5.15.
Omdat [gedaagde in conventie] geen recht van erfdienstbaarheid van weg heeft op de strook grond van Aldi en een noodweg over het perceel van Aldi niet wordt aangewezen, heeft [gedaagde in conventie] geen recht of titel om gebruik te maken van de grond van Aldi. Het door Aldi onder III gevorderde verbod om zonder recht en titel inbreuk te maken op het eigendom van Aldi zal dan ook worden toegewezen in die zin dat [gedaagde in conventie] wordt verboden de strook grond van Aldi (nog langer) te gebruiken door met een auto of bestelwagen te komen van en te gaan naar de openbare weg. Deze vordering wordt toegewezen op straffe van een (gemaximeerde) dwangsom zoals hierna bepaald en met dien verstande dat de gevorderde machtiging om hulp van de politie in te roepen (sterke arm) wordt afgewezen omdat deze, gelet op artikel 2 Politiewet niet nodig is. De rechtbank volgt [gedaagde in conventie] niet in zijn stelling dat Aldi geen belang meer heeft bij dit verbod omdat Aldi door de gewijzigde bouw geen hinder zou ondervinden van gebruik van de strook grond door [gedaagde in conventie] [17] . Aldi is immers eigenaar van de strook grond en zij hoeft niet toe te staan dat iemand die grond gebruikt, ook al gebruikt zij die grond niet zelf. Omdat Aldi niet heeft gesteld, en ook niet is gebleken, dat [gedaagde in conventie] iets op haar strook grond heeft aangebracht, ontbreekt het belang voor toewijzing van het gevorderde onder IV.
Schadevergoeding
5.16.
Aldi vordert onder V dat [gedaagde in conventie] wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Aldi, nader op te maken bij staat. Zij baseert die vordering op de stelling [18] dat [gedaagde in conventie] onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van haar perceel en heeft verhinderd dat de aannemers van Aldi de geplande werkzaamheden konden uitvoeren. Hierdoor kan de supermarkt later dan gepland in gebruik worden genomen en loopt zij aanzienlijke omzet mis, aldus Aldi. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Aldi nader toegelicht dat de omzetschade bestaat uit misgelopen huur van haar (nieuwe) werkmaatschappij en dat zij andere schade heeft in verband met nieuwe (ontwerp)tekeningen en een heimachine. Ook heeft Aldi nader toegelicht dat de onrechtmatige gedraging van [gedaagde in conventie] daaruit bestaat dat hij ten onrechte meent dat hij een recht of titel heeft op gebruik van de strook grond. Als gevolg van deze onterechte aanspraken zou Aldi haar supermarkt niet op de strook grond hebben kunnen realiseren en is zij in september 2023 genoodzaakt geweest om haar plannen aan te passen en de supermarkt te realiseren op de plek waar in het verleden de voormalige bebouwing was gesitueerd.
5.17.
[gedaagde in conventie] betwist dat hij zich onrechtmatig heeft gedragen maar betwist ook dat Aldi schade heeft geleden door zijn gebruik van de strook grond. Ook betwist [gedaagde in conventie] dat de bouw vertraging heeft opgelopen. Aldi had volgens [gedaagde in conventie] de rest van het perceel al gereed kunnen maken. Verder betoogt [gedaagde in conventie] dat Aldi er zelf voor heeft gekozen om de nieuwe supermarkt te realiseren op de plek van de voormalige bebouwing (causaal verband, eigen schuld).
5.18.
De rechtbank overweegt als volgt. Vooropgesteld moet worden dat de bevoegdheid tot procederen bestaat. De vraag is of [gedaagde in conventie] van deze bevoegdheid misbruik heeft gemaakt (artikel 3:13 BW). Dat [gedaagde in conventie] zich op het standpunt heeft gesteld dat hij gebruik mocht maken van het pad inclusief de strook grond van Aldi, is op zichzelf niet onrechtmatig, ook niet als dit standpunt achteraf onjuist blijkt te zijn. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, die maken dat dit handelen van [gedaagde in conventie] jegens Aldi in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Bijkomende omstandigheden zouden kunnen zijn dat [gedaagde in conventie] met zijn vordering geen ander doel had dan Aldi te schaden of dat [gedaagde in conventie] een onverdedigbaar standpunt heeft ingenomen en dat zelf ook wist of had moeten weten. Die situaties doen zich niet voor. [gedaagde in conventie] (en zijn rechtsvoorgangers) maakten volgens zijn eigen verklaring al decennia lang gebruik van het pad in de veronderstelling dat het gehele pad van hen was. Dat [gedaagde in conventie] mogelijk recht had op gebruik van de strook grond van Aldi, is dan ook voorstelbaar. Kennelijk vond ook Aldi dit geen volledig onverdedigbaar standpunt nu zij niet is doorgegaan met de uitvoering van haar oorspronkelijke bouwplannen op de erfgrens maar heeft besloten de nieuwe supermarkt op de plek van de oorspronkelijke bebouwing te plaatsen. Misbruik van de bevoegdheid tot procederen door [gedaagde in conventie] komt dus niet vast te staan.
5.19.
Omdat Aldi verder niet heeft gesteld dat het enkele gebruik maken van haar strook grond heeft geleid tot enige schade, wordt de vordering van Aldi onder V afgewezen.
5.20.
Ook de vordering van Aldi onder VI wordt afgewezen. Aldi heeft niet onderbouwd, welke beslissing nog meer in haar belang zou zijn dan hetgeen op grond van voorstaande wordt toegewezen.
Proceskosten
5.21.
[gedaagde in conventie] is
in conventiegrotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in conventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Aldi worden in conventie begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,32
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.150,32
5.22.
[gedaagde in conventie] is
in reconventiein het ongelijk gesteld en moet daarom ook de proceskosten in reconventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Aldi worden in reconventie begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(2 punten × factor 0,5 × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
753,00
5.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in reconventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat er geen erfdienstbaarheid door verjaring is ontstaan ten laste van het perceel, [kadastrale aanduiding 1] en ten behoeve van de appartementsrechten, [kadastrale aanduiding 3] en [kadastrale aanduiding 4] ,
6.2.
verbiedt [gedaagde in conventie] om (nog langer) gebruik te maken van het gedeelte van het pad dat onderdeel uitmaakt van het perceel van Aldi [kadastrale aanduiding 1] door over dit gedeelte met een auto of bestelwagen te komen van en te gaan naar de openbare weg,
6.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan Aldi een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling onder 6.2. voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
6.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van Aldi begroot op € 2.150,32, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde in conventie] af,
6.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van Aldi begroot op € 753,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.7.
veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als bedoeld onder 6.8. als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in conventie en in reconventie
6.8.
veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde in conventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.
871

Voetnoten

1.Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie 16
2.Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie 18
3.Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie 18
4.Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie 19
5.Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie 56
6.Zie rov. 5.3.
7.Spreekaantekeningen [gedaagde in conventie] 15
8.HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309
9.Vgl. HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2743
10.Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie 59
11.Conclusie van antwoord in reconventie 29-32
12.Conclusie van antwoord in reconventie 35
13.Conclusie van antwoord in reconventie 38+39
14.HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2554
15.Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie 3
16.Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, productie 3
17.Conclusie van antwoord tevens eis in reconventie 24
18.Dagvaarding 27-35