ECLI:NL:RBGEL:2025:196

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
ARN 24/358
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over verzoek tot weigering gemachtigde in belastingzaak

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 15 januari 2025, wordt een verzoek van de heffingsambtenaar om de gemachtigde van belanghebbende te weigeren behandeld. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van onroerende zaken vastgesteld en de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 22 november 2024 heeft de heffingsambtenaar ernstige bezwaren geuit tegen de gemachtigde, die volgens hem in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) handelt door ongeanonimiseerde gegevens van andere betrokkenen te gebruiken in zijn procesvoering. De rechtbank overweegt dat artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid biedt om een gemachtigde te weigeren, maar dat dit niet van toepassing is op advocaten. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de gemachtigde ernstige schade kan toebrengen aan de rechtsbedeling. De rechtbank wijst het verzoek om de gemachtigde te weigeren af, omdat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het handelen van de gemachtigde de belangen van belanghebbende of de rechtsbedeling in gevaar brengt. De beslissing is genomen door rechter R.A. Eskes, in aanwezigheid van griffier H. van Huigenbos.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/358 en 24/4916

beslissing van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen

[belanghebbende], in [vestigingsplaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van Tribuut, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 25 januari 2023.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaken [adres 1] en [adres 2] per 1 januari 2020 vastgesteld op respectievelijk € 2.850.000 en € 94.000. Met deze waardevaststelling zijn aan belanghebbende ook de aanslagen onroerendezaakbelasting van de gemeente Lochem voor het jaar 2021 opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. Hij heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde en, namens de heffingsambtenaar, [naam 1] en [naam 2] deelgenomen.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting verzocht de gemachtigde te weigeren vanwege ernstige bezwaren. De gemachtigde is in de gelegenheid gesteld hierop nader schriftelijk te reageren. Hij heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt bij brief van 7 januari 2025.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 10 december 2024 zijn standpunt verder toegelicht en nadere stukken ingediend. De rechtbank heeft deze niet betrokken bij de onderhavige beslissing.

Overwegingen

1. De rechtbank zal hierna beslissen op het verzoek van de heffingsambtenaar om de gemachtigde te weigeren.
2. Op grond van artikel 8:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren. Deze bepaling is niet van toepassing op advocaten.
3. De rechtbank zal eerst nader toelichten waarom zij de brief van de heffingsambtenaar van 10 december 2024 en de daarbij overgelegde stukken niet in haar oordeel betrekt. Wanneer een partij van mening is dat er ernstige bezwaren tegen een persoon bestaan, mag ervan worden uitgegaan dat die partij alle relevante informatie hierover direct in het geding brengt en haar standpunt volledig kan onderbouwen. De conclusie dat er sprake is van ernstige bezwaren volgt immers uit bepaalde gedragingen van de desbetreffende persoon. Welke gedragingen zouden moeten leiden tot de weigering dient aan het verzoek tot weigering ten grondslag te worden gelegd. Deze motivering kan niet later worden aangevuld, tenzij sprake is van latere gedragingen of gedragingen die de partij pas later bekend worden en die extra reden zouden kunnen vormen een persoon te weigeren. Daarvan is niet gebleken in de brief van 10 december 2024. Overigens heeft de heffingsambtenaar tijdens de zitting ook niet verzocht om een mogelijkheid om het verzoek later aan te vullen.
4. De heffingsambtenaar heeft voor alle zaken die geagendeerd stonden op de zitting van 22 november 2024 waarin de gemachtigde optreedt en waarin de heffingsambtenaar van Tribuut de wederpartij is hetzelfde verzoek gedaan. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat bij de pinpointbrieven van de gemachtigde ongeanonimiseerde stukken uit andere zaken zijn gevoegd. Dit betreft deels eigen klanten van de gemachtigde, maar daarnaast ook stukken van andere organisaties, zoals gemeenten. Hierin zijn namen van medewerkers niet geanonimiseerd. Volgens de heffingsambtenaar handelt de gemachtigde hiermee in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) [1] , omdat hij hiervoor geen toestemming heeft gevraagd. Volgens de heffingsambtenaar hanteert de gemachtigde een dergelijke procesvoering structureel en systematisch. Hij heeft het vermoeden dat dit ook met gegevens van Tribuut gebeurt.
5. De gemachtigde heeft ter zitting verklaard dat zijn cliënten instemmen met het gebruik van hun gegevens in andere procedures. Hij is van mening dat hij de AVG niet heeft geschonden door het niet anonimiseren van de namen van professioneel betrokkenen van andere gemeenten. In zijn schriftelijke reactie heeft hij nog gewezen op de beslissing van de Hoge Raad van 29 januari 2021 [2] waaruit volgt dat voor elke zaak afzonderlijk beslist moet worden of er gronden zijn voor weigering en dat een algemene weigering niet mogelijk is.
6. De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 6 november 2020 [3] de kaders geschetst voor het kunnen weigeren van een gemachtigde op grond van ernstige bezwaren. Kort gezegd komen de overwegingen van de Hoge Raad op het volgende neer.
Artikel 8:25 van de Awb is bedoeld als uiterste maatregel tegen gemachtigden of bijstandsverleners van wie moet worden aangenomen dat hun optreden ernstige schade kan toebrengen. Dit criterium is daarbij niet beperkt tot gedrag waardoor de gemachtigde of bijstandverlener schade toebrengt aan concrete individuele belangen van zijn cliënt. Die ernstige bezwaren kunnen ook ontstaan door gedrag van de gemachtigde of bijstandverlener waardoor een behoorlijke rechtsbedeling in gevaar wordt gebracht. De aard van de regeling brengt mee dat het rechtsgevolg ervan beperkt moet blijven tot die zaak, en tot de instantie waarin de beslissing is genomen. De rechter moet de reden tot weigering in beginsel ontlenen aan de gedragingen van de gemachtigde of bijstandverlener in zijn instantie. Het staat de rechter daarbij vrij in de waardering van die gedragingen te betrekken wat hem overigens bekend is over het gedrag van die gemachtigde of bijstandverlener.
7. In de hiervoor genoemde beslissing van 29 januari 2021 heeft de Hoge Raad herhaald dat het rechtsgevolg van een weigering beperkt blijft tot de zaak en de instantie waarin de beslissing is genomen en dat artikel 8:25 van de Awb de rechter geen grondslag biedt voor een beslissing dat een persoon in alle aanhangige of nog aanhangig te maken zaken niet als gemachtigde of bijstandverlener mag optreden.
8. De rechtbank zal er veronderstellenderwijs van uitgaan dat de verwerking van persoonsgegevens door een gemachtigde in een belastingprocedure onder de reikwijdte van de AVG valt. De gemachtigde heeft dit ook niet bestreden. Uit artikel 4 van de AVG volgt verder dat het doorzenden, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen van gegevens een vorm van verwerking is.
9. De rechtbank zal ervan uitgaan dat de gemachtigde zijn eigen klanten in kennis heeft gesteld van het feit dat hij hun gegevens inbrengt in andere procedures. Mocht dat niet het geval zijn, dan is dat primair een zaak tussen de gemachtigde en zijn klanten. Dat ook gegevens van belanghebbende mogelijk later gebruikt worden in andere zaken, staat niet op voorhand vast, omdat dit er mede van afhangt of de onderhavige zaak relevante jurisprudentie oplevert. Ook staat niet vast dat belanghebbende het hiermee oneens zal zijn. Dit aspect kan de rechtbank dus niet meewegen in haar oordeel.
10. Uit de reacties van de gemachtigde leidt de rechtbank af dat hij de betrokkenen die bij andere gemeentes werken niet om toestemming heeft gevraagd voor verwerking van hun persoonsgegevens. Het gaat overigens in dit geval alleen om hun namen. [4] De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het zonder toestemming verspreiden van de namen van deze betrokkenen [5] zodanig ernstig is dat dit rechtvaardigt dat de gemachtigde in deze zaken wordt geweigerd. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
11. De AVG beoogt de bescherming van de natuurlijke personen van wie gegevens worden verwerkt. De heffingsambtenaar is hierbij geen betrokkene. Dat namen van betrokkenen die werken bij andere gemeentes niet zijn geanonimiseerd geeft de heffingsambtenaar dus niet de mogelijkheid daartegen op te komen. Voor zover de gemachtigde in andere zaken gegevens van de heffingsambtenaar of medewerkers van Tribuut ongeanonimiseerd overlegt, kan dat niet rechtstreeks leiden tot de conclusie dat sprake is van ernstige bezwaren van de gemachtigde in deze zaken. De rechter mag dit - gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 6 november 2020 - wel bij zijn beoordeling betrekken, maar doorslaggevend kan dit naar het oordeel van de rechtbank niet zijn. Het niet pseudonimiseren [6] van de stukken die in deze procedure zijn overgelegd brengt geen schade toe aan concrete individuele belangen van belanghebbende. Dat als gevolg van het handelen van de gemachtigde een behoorlijke rechtsbedeling in gevaar wordt gebracht, valt evenmin in te zien. Andere gronden die moeten leiden tot het oordeel dat sprake is van ernstige bezwaren zijn evenmin gebleken.
12. De rechtbank kan zich niet helemaal aan de indruk onttrekken dat de heffingsambtenaar met name vreest voor de mogelijkheid dat gegevens van medewerkers van Tribuut worden gebruikt in andere zaken. Dit leidt zij af uit de opmerking ter zitting van de heffingsambtenaar dat hij de indruk heeft dat dit ook met gegevens van Tribuut gebeurt. Voor zover daarvan sprake zou zijn, kunnen betrokkenen in die gevallen de instrumenten uit de AVG benutten om dit tegen te gaan. Tot weigering van de gemachtigde in deze zaken kan dat niet leiden.
13. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om de gemachtigde te weigeren af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van H. van Huigenbos, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan partijen op:
Tegen deze beslissing staat geen afzonderlijk rechtsmiddel open. Tegen deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
4.Dat de naam een persoonsgegeven is, volgt uit artikel 4, aanhef en onder 1, van de AVG.
5.Terminologie conform de AVG.
6.Terminologie conform artikel 4, aanhef en onder 5, van de AVG.