In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) waarbij zijn recht op kinderbijslag voor zijn twee kinderen is herzien met ingang van het tweede kwartaal van 2019. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. De SVB heeft niet voldoende aangetoond dat eiser niet heeft voldaan aan zijn onderhoudsplicht voor zijn kinderen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de SVB op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de SVB veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser en wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt de immateriële schade van eiser vast op € 500, en de proceskosten op € 453,50. De SVB moet het door eiser betaalde griffierecht vergoeden en de rechtbank geeft de SVB zes weken om een nieuwe beslissing te nemen.