ECLI:NL:RBGEL:2025:1782

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
AWB- 25_298
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting en psychische kwetsbaarheid van verzoekers

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt beslist over de handhaving van een voorlopige voorziening met betrekking tot de sluiting van een woning. De zaak betreft verzoekers die psychisch kwetsbaar zijn en geconfronteerd worden met een woningsluiting door de burgemeester van Arnhem. De voorzieningenrechter had eerder op 30 januari 2025 een besluit van de burgemeester geschorst en partijen de gelegenheid gegeven om aanvullende informatie in te brengen over de psychische gesteldheid van verzoekster en de gevolgen van de sluiting voor de huur van de woning. Na het inbrengen van deze informatie door beide partijen, heeft de voorzieningenrechter op 6 maart 2025 geoordeeld dat de sluiting van de woning niet evenwichtig is. De voorzieningenrechter concludeert dat de gevolgen van de sluiting voor verzoekster onevenredig zijn, gezien haar psychische problematiek en de noodzaak van een stabiele woonomgeving voor haar behandeling. De burgemeester had eerder gesteld dat de sluiting niet onevenredig was, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden van verzoekster, waaronder haar kwetsbaarheid en de impact van de sluiting op haar behandeling, zwaarder wegen. De voorzieningenrechter handhaaft daarom de voorlopige voorziening, wat betekent dat de burgemeester de woning niet mag sluiten en dat verzoekers recht hebben op vergoeding van proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 25/298

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker en [verzoekster] , verzoekster, uit Arnhem,

(gemachtigde: mr. M.W.G.J. IJsseldijk),
en

de burgemeester van Arnhem

(gemachtigden: mr. L.R. van Damme en E. Mensink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter of hij de getroffen voorlopige voorziening, zoals bepaald in de uitspraak van 30 januari 2025, zal opheffen of wijzigen.
2. Voor het procesverloop tot aan de uitspraak van 30 januari 2025 [1] verwijst de voorzieningenrechter naar die uitspraak.
2.1.
Met de uitspraak van 30 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en het besluit van 14 januari 2025 geschorst. Hij heeft partijen in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie in te brengen over de psychische gesteldheid en draagkracht van verzoekster en de gevolgen van de woningsluiting voor de huur van de woning door verzoekers.
2.2.
Verzoekers hebben op 14 februari 2025 aanvullende informatie ingebracht. De burgemeester heeft op 24 februari 2025 aanvullende informatie ingebracht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 februari 2025 op een nadere zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter handhaaft de getroffen voorziening. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
In de uitspraak van 30 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter al geoordeeld dat de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten, dat hij in overeenstemming met zijn beleid heeft gehandeld en dat de sluiting geschikt en noodzakelijk is. Er is geen reden om daar nu anders over te denken. In deze uitspraak geeft de voorzieningenrechter daarom alleen nog een (voorlopig) oordeel over de vraag of de sluiting evenwichtig is.
Is sluiting van de woning evenwichtig?
4. De burgemeester acht de sluiting van het pand niet onevenredig. Verzoekers zijn als bewoners verantwoordelijk voor wat er in de woning gebeurt. De gevolgen van de sluiting, zoals dakloosheid, komen voor eigen rekening en risico van verzoekers. Aan verzoekers is aangeboden dat zij voor hulp terecht kunnen bij de wijkcoach. Verzoekers hebben hier tot heden geen gebruik van gemaakt en zijn niet op komen dagen op de geplande afspraken van [datum] en [datum] januari 2025. De burgemeester betwist niet dat verzoekster kwetsbaar is door haar psychische problematiek, maar het is niet gebleken dat sprake is van een bijzondere binding aan de woning. De burgemeester ziet niet in waarom verzoekster ten gevolge van haar medische situatie in de woning moet verblijven en haar behandeling niet vanaf een ander verblijf kan voortzetten. Op de zitting heeft de burgemeester verwezen naar een uitspraak van de voorzieningenrechter. [2] De burgemeester vindt dat het algemeen belang en het belang van derden, waaronder omwonenden, zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van verzoekers.
4.1.1.
Verzoekers stellen dat een sluiting leidt tot zware, onomkeerbare gevolgen. Verzoeker is al lange tijd verslaafd aan cocaïne en heroïne en probeert een normaal leven op te bouwen. Hij vreest dat zijn problematiek weer verergerd als hij dakloos wordt. Verzoeker heeft een brief van [datum] april 2023 van de verslavingszorg Noord Nederland ingebracht. Verzoekster gebruikt cocaïne door haar psychische problematiek. Zij staat onder behandeling voor deze problematiek en in het kader daarvan is het zeer onwenselijk als zij op straat komt te staan. Verzoekster heeft een overzicht van haar medicatie, een bericht van [datum] januari 2024 van de huisarts-in-opleiding, een beschikking van de rechtbank voor een zorgmachtiging verplichte zorg tot en met 13 mei 2025 en een brief van haar behandelaren van [datum] januari 2025 ingebracht.
4.1.2.
Verzoekers vrezen dat ten gevolge van de sluiting de huurovereenkomst zal worden ontbonden, terwijl zij niet in staat zijn andere, geschikte woonruimte te regelen. De woningbouwvereniging heeft het kort geding ten behoeve van ontruiming van de woning ingetrokken. Uit een bericht van [datum] februari 2025 van de verhuurder aan de burgemeester volgt dat er een ‘zero tolerance’ beleid wordt gehanteerd, maar dat afwijking in bijzondere omstandigheden mogelijk is. Het is nog niet bekend welk besluit de verhuurder zal nemen.
4.2.
De voorzieningenrechter acht de sluiting van de woning niet evenwichtig.
4.2.1.
In de persoonlijke omstandigheden van verzoeker ziet de voorzieningenrechter geen reden om aan te nemen dat de sluiting leidt tot onevenredige gevolgen. Dat verzoeker de woning bij sluiting moet verlaten is een inherent gevolg. Uit dat wat verzoeker aanvoert en de brief van de verslavingszorg kan niet worden afgeleid dat de problematiek van verzoeker maakt dat hij gebonden is aan de woning of bijzonder kwetsbaar is. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende (actuele) onderbouwing voor de vrees van verzoeker dat zijn verslavingsproblematiek verergerd bij sluiting van de woning.
4.2.2.
In de persoonlijke omstandigheden van verzoekster ziet de voorzieningenrechter echter wel reden om aan te nemen dat de sluiting van de woning voor haar zal leiden tot onevenredige gevolgen. Uit de brief van de behandelaren van [datum] februari 2025 leidt de voorzieningenrechter af dat verzoekster door haar psychische problematiek niet de draagkracht heeft om om te kunnen gaan met de gevolgen van de sluiting van de woning. Hij acht hiervoor van belang dat de behandelaren stellen dat sprake is van een wankel evenwicht en dat het gebruik van medicatie iets bijdraagt aan het evenwicht. De stress door dreiging van de mogelijke sluiting van de woning draagt bij aan een mogelijke nieuwe ontregeling. De behandelaren hebben al geadviseerd de dosis medicatie te verdubbelen. De behandelaren verklaren dat sluiting van de woning niet bij zal dragen aan het tot stand komen van afspraken en monitoren van het toestandsbeeld. Op de zitting heeft verzoekster toegelicht dat zij na de zitting van 23 januari 2025 nog een week opgenomen is geweest. Er is dus geen sprake van een stabiele situatie en de behandelaren hebben moeite om afspraken te maken met verzoekster. Dit verergert mogelijk door de sluiting. Dit leidt tot het voorlopig oordeel dat de gevolgen voor verzoekster niet in verhouding staan tot de met het besluit te dienen doelen.
4.2.3.
De door de burgemeester genoemde uitspraak van de voorzieningenrechter leidt niet tot een ander oordeel. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter (kort samengevat) overwogen dat de betrokkene een bipolaire stoornis had, maar dat dit niet maakte dat sprake was van bijzondere binding met de woning. Net als betrokkene heeft verzoekster ook een bipolaire stoornis, maar niet is gebleken dat de psychische gesteldheid en kwetsbaarheid verder in grote mate vergelijkbaar is. De voorzieningenrechter hecht in het geval van verzoekster in het bijzonder waarde aan het gegeven dat zij een zorgmachtiging voor verplichte zorg heeft en de stelling van de behandelaar dat een uithuiszetting niet zal bijdragen aan verzoekster haar behandeling, die al moeizaam verloopt. Verzoekster is niet vanuit de aard van haar psychische problematiek gebonden aan de woning, maar het huidige toestandsbeeld en de dreiging van verergering van de situatie door sluiting van de woning maken dat de sluiting onevenredige gevolgen voor verzoekster meebrengt.
4.3.
Het besluit is daarom naar voorlopig oordeel niet evenwichtig en het bezwaar heeft een redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter laat zich niet uit over de gevolgen van de mogelijkheid van de verhuurder om de huur te ontbinden. Op de zitting hebben verzoekers gezegd dat het nog onduidelijk is of de verhuurder vervolgstappen neemt en zo ja, welke. Verdere ontwikkelingen kunnen bij de behandeling van het bezwaar worden meegenomen.
5. De voorzieningenrechter handhaaft de getroffen voorziening. Dit betekent dat het besluit van 14 januari 2025 geschorst blijft en de burgemeester de woning niet mag sluiten.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter handhaaft de getroffen voorziening. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek handhaaft, moet het college het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Daarnaast krijgen verzoekers ook een vergoeding van de proceskosten. De hoogte van de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bedraagt € € 2.267,50 (een punt voor het verzoekschrift, een punt voor het verschijnen ter zitting en een half punt voor het verschijnen op de nadere zitting).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- handhaaft de getroffen voorziening en de schorsing van het besluit van 14 januari 2025;
- bepaalt dat de voorziening zes weken na de beslissing op bezwaar vervalt;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling aan verzoekers van de door hen gemaakte proceskosten ter hoogte van € 2.267,50;
- bepaalt dat de burgemeester aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht van € 194,-vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorzieningenrechter rechtbank Gelderland 30 januari 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:669.
2.Voorzieningenrechter rechtbank Gelderland 11 juni 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:3576.