ECLI:NL:RBGEL:2025:1704

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
ARN 23/3956
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor verbouwen woning en tijdelijke bewoning schuur in afwijking van bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor het verbouwen en vergroten van een woning en het verbouwen van een schuur voor tijdelijke bewoning behandeld. De zaak betreft een vergunning die op 27 oktober 2022 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten is verleend aan vergunninghouders, die tijdelijk in de schuur willen wonen tijdens de verbouwing van hun woning. Eisers, de directe buren van vergunninghouders, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft hun bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 7 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college en de vergunninghouders aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft verleend. De rechtbank stelt vast dat de vergunning voldoet aan de wettelijke eisen en dat de tijdelijkheid van de bewoning in de schuur voldoende is geborgd in de vergunningsvoorschriften. De rechtbank wijst erop dat de bezwaren van eisers, waaronder zorgen over geluidsoverlast en de uitvoering van de verbouwing, niet voldoende zijn om de vergunning te weigeren. De rechtbank concludeert dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft, en verklaart het beroep van eisers ongegrond. Dit betekent dat vergunninghouders hun woning kunnen verbouwen en tijdelijk in de schuur kunnen wonen, en dat eisers geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/3956

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. C.A. Boeve),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten , het college

(gemachtigde: mr. G.J. Vooren).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:
[derde-partij] en [derde-partij]uit [woonplaats] , vergunninghouders.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor het verbouwen en vergroten van de woning en het verbouwen van de schuur voor tijdelijke bewoning aan de [locatie] in [woonplaats] .
1.1.
Met het bestreden besluit van 31 mei 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eisers en hun gemachtigde, de gemachtigde van het college en vergunninghouders.

Waar gaat deze zaak over?

2. Het college heeft op 27 oktober 2022 een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghouders voor het verbouwen en vergroten van de woning en het verbouwen van de schuur voor tijdelijke bewoning aan de [locatie] in [woonplaats] . Het college heeft de omgevingsvergunning verleend in afwijking van het bestemmingsplan omdat er tijdelijk twee woningen zullen zijn op het perceel. [1] Vergunninghouders willen hun woning verbouwen en gaan daarom tijdelijk maximaal drie jaar in de daartoe aangepaste schuur wonen. Eisers zijn de directe buren van vergunninghouders en hun woningen vormen samen een twee-onder-een-kap. Bij beslissing op bezwaar van 31 mei 2023 heeft het college de verleende omgevingsvergunning gehandhaafd en de bezwaren van eisers tegen de omgevingsvergunning ongegrond verklaard. Eisers zijn daartegen in beroep gegaan.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden de verleende omgevingsvergunning in stand heeft gelaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had het college eisers moeten betrekken bij de aanvraag?
5. Eisers betogen dat er geen overleg is gevoerd voorafgaand aan de aanvraag. Eisers vinden dat niet correct, ook omdat tegen een buitenmuur van eisers woning wordt gebouwd.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat het college de juiste wettelijke voorbereidingsprocedure heeft gevolgd, te weten de zogenoemde ‘reguliere voorbereidingsprocedure’. Bij de reguliere voorbereidingsprocedure is het mogelijk voor belanghebbenden om nadat het besluit is genomen bezwaar in te dienen en dat hebben eisers ook gedaan. De rechtbank kan zich voorstellen dat eisers in een eerder stadium over een ontwikkeling in hun leefomgeving betrokken hadden willen zijn maar het college is daartoe wettelijk niet verplicht. Het had eerder op de weg van vergunninghouders gelegen om in gesprek te gaan met eisers over hun verbouwplannen maar ook dat is geen formele verplichting. De beroepsgrond slaagt niet.
Planologisch kader
6. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Krachtighuizen 2013’. Het perceel van vergunninghouders heeft de bestemming ‘Wonen’ met dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’. Volgens de planregels is er per bouwvlak maar één woning mogelijk. Vaststaat dat de helft van de twee-onder-een-kap van vergunninghouders volgens het bestemmingsplan de woning is binnen het bouwvlak. Vaststaat dat de vergroting van deze woning valt binnen het bouwvlak en voldoet aan de bestemmingsplanvoorschriften. [2] De verleende omgevingsvergunning wijkt enkel van het bestemmingsplan af voor zover er tijdelijk een tweede woning buiten het bouwvlak op het perceel van vergunninghouders wordt toegestaan.
Heeft het college een omgevingsvergunning kunnen verlenen voor het verbouwen en vergroten van de woning?
7. Eisers betogen dat vergunninghouders een grote woning willen bouwen en vrezen overlast. Er zal gedeeltelijk tegen de woning van eisers worden gebouwd zonder dat de kadastrale grenzen duidelijk zijn. Verder hebben eisers moeite met het doorzichtig glas binnen twee meter van de erfgrens, een warmtepomp dicht bij de erfgrens en de plek van de hoofdingang, de wc en overkapping. Weliswaar beseffen eisers dat een deel van hun argumenten een privaatrechtelijk karakter hebben, maar zij vinden wel dat deze een rol dienen te spelen bij de afweging om wel of niet een omgevingsvergunning te verlenen.
7.1.
De gronden voor weigering van een omgevingsvergunning voor het vergroten en verbouwen van de woning van vergunninghouders zijn limitatief en imperatief opgesomd in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
Het limitatief-imperatieve stelsel houdt in dat als de bouwaanvraag voldoet aan deze regels het college verplicht is een omgevingsvergunning te verlenen.
Eisers hebben niet gesteld dat het vergroten en verbouwen van de woning in strijd is met het Bouwbesluit, de bouwverordening of de redelijke eisen van welstand. Verder staat vast dat het verbouwen en vergroten van de woning van vergunninghouders past binnen de regels van het bestemmingsplan. Dan is er geen ruimte voor een belangenafweging. Bij de procedure voor de vaststelling van het bestemmingsplan is deze belangenafweging namelijk al gemaakt. Dat betekent dat het college in dit geval toestemming moet verlenen voor het vergroten en verbouwen van de woning van vergunninghouders. De gronden die eisers aanvoeren zijn geen gronden om de omgevingsvergunning voor deze activiteit te weigeren. Voor zover eisers hebben willen betogen dat er sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering overweegt de rechtbank dat een eventuele privaatrechtelijke belemmering ook geen grond vormt om de omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen’ te weigeren. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft het college een vergunning kunnen verlenen voor het verbouwen en bewonen van de schuur als tijdelijke bewoning?
8. Eisers betogen dat het bewonen van de schuur voor een periode van drie jaar overlast kan geven voor eisers. Een bijgebouw is over het algemeen minder geïsoleerd qua geluid. Eisers kunnen daardoor geluidsoverlast krijgen met name als zij in hun achtertuin zitten. Verder is drie jaar een lange periode en dan kan niet meer worden gesproken van een tijdelijke situatie.
8.1.
Omdat het bewonen van de schuur betekent dat wordt afgeweken van het bestemmingsplan heeft het college onderzocht of een tijdelijke tweede woning op het perceel toegestaan kan worden. In het Besluit omgevingsrecht [3] is de mogelijkheid opgenomen om een tijdelijke vergunning te verlenen waarbij het college dient te beoordelen of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [4] De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de bewoning in de schuur een tijdelijk karakter heeft. In de vergunning is voorgeschreven dat het bewonen van de schuur maximaal drie jaar kan duren en dat als het hoofdgebouw eerder gereed is de woonvoorzieningen in de schuur binnen een maand verwijderd moeten zijn, zodat bewoning van de schuur niet meer mogelijk is. Dat eisers drie jaar niet als tijdelijk ervaren maakt het niet anders. De tijdelijkheid van de bewoning in de schuur is voldoende geborgd in de vergunning. Qua duur van de tijdelijkheid staat artikel 4 aanhef en onder 11 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht immers een periode tot tien jaar toe.
Voor zover eisers stellen geluidsoverlast te ervaren door de tijdelijke bewoning van de schuur, beperkt die overlast zich tot de momenten dat eisers in de achtertuin zitten en vergunninghouders thuis zijn. Eisers hebben de door hen gestelde geluidhinder verder niet nader geconcretiseerd. Het college heeft daarom de conclusie kunnen trekken dat deze mogelijke overlast niet zodanig is dat geen tijdelijke vergunning verleend kan worden. Vanwege het borgen van de tijdelijkheid in de vergunning en de beperkte invloed van het geluid heeft het college in redelijkheid tot vergunningverlening kunnen overgaan. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Uitvoering en overlast van de verbouwing
9. Verder maken eisers zich zorgen over de uitvoering van de verbouwing. Eisers vrezen overlast door de bouwwerkzaamheden gedurende drie jaar. Voor zover eisers vrezen dat vergunninghouders de bouwwerkzaamheden zelf gaan uitvoeren, vrezen zij overlast in de avonduren en de weekenden.
9.1.
De rechtbank kan geen oordeel vormen over de uitvoering van de werkzaamheden. Vergunninghouders dienen de verbouwing uit te (laten) voeren zoals in de vergunning staat en het college kan toezicht houden op de naleving van de vergunningsvoorwaarden. Verder is eventuele burenoverlast een privaatrechtelijke kwestie waarover de bestuursrechter niet beslist.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Vergunninghouders kunnen hun woning verbouwen en tijdelijk gedurende maximaal drie jaar in de schuur wonen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bestemmingsplan Krachtighuizen 2013

Artikel 16 Wonen

16.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, met dien verstande dat het aantal woningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1;
aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning;
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', een winkel uitsluitend op de begane grondlaag;
bijbehorende bebouwing, tuinen en erven.
16.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
2. hoofdgebouwen dienen met kap te worden gebouwd;
3. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
4. een hoofdgebouw mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3 m;
5. de inhoud van een woning mag niet meer dan 660 m³ bedragen;
6. (…);
7. (…).

Voetnoten

1.Op basis van artikel 2.10, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 2.12 lid 1 onder a en onder 2° van de Wabo en in samenhang met artikel 4 aanhef en onder 11 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
2.Zie de bijlage voor de bouwregels binnen de bestemming wonen van het bestemmingsplan Krachtighuizen 2013.
3.Artikel 4 lid aanhef en onder 11 van bijlage II Besluit omgevingsrecht.
4.Artikel 2.12 lid 1 onder a en onder 2° van de Wabo.