ECLI:NL:RBGEL:2025:1697
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling met verzoek om eerdere ingangsdatum
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die een verzoekschrift met bijlagen had ingediend, is gehoord tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift voldoet aan de eisen van artikel 288 van de Faillissementswet, waardoor het verzoek werd toegewezen. Verzoekster vroeg om de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling te bepalen op 1 januari 2024, omdat zij vanaf die datum op basis van een door een schuldeiser gelegd loonbeslag had afgelost. Tijdens de zitting bleek dat het minnelijk traject in december 2023 was gestart en dat de schuldhulpverlener meerdere keren de beslaglegger had aangeschreven, maar geen reactie had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het niet aan verzoekster toe te rekenen was dat er loonbeslag was gelegd, en dat de ongelijkheid tussen de schuldeisers niet voor haar rekening zou moeten komen. De rechtbank benadrukte dat de schuldhulpverlener in het belang van de gezamenlijke schuldeisers had moeten handelen en het minnelijk traject zo kort mogelijk had moeten houden. De rechtbank bepaalde dat een termijn van zes maanden redelijk was voor de schuldhulpverlener om opheffing van het beslag te vragen en een volledig verzoekschrift in te dienen. De ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling werd vastgesteld op 20 augustus 2024, en de termijn van de schuldsaneringsregeling werd vastgesteld op achttien maanden. De rechtbank benoemde mr. O. Nijhuis tot rechter-commissaris en gaf de bewindvoerder de opdracht om aan de schuldenaar gerichte brieven te openen gedurende dertien maanden. De schuldenaar heeft het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.