In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 3 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen RIBW Overijssel en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. RIBW verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding en dat de werknemer niet naar behoren functioneerde. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er een opzegverbod gold in verband met de ziekte van de werknemer. De rechter oordeelde dat de omstandigheden die RIBW aan het ontbindingsverzoek ten grondslag legde, niet los konden worden gezien van de ziekte van de werknemer. Bovendien was er geen bewijs dat de verstoorde arbeidsverhouding vóór de ziekmelding was ontstaan. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van disfunctioneren en dat de werknemer niet de kans had gekregen om zijn functioneren te verbeteren. De proceskosten werden toegewezen aan RIBW, omdat deze ongelijk kreeg in het verzoek.