ECLI:NL:RBGEL:2025:1664

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
ARN 24_1555
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep op WOZ-waarde en afwijzing verzoek proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 177.000 per 1 januari 2021 en een aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2022 opgelegd. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend en er geen machtiging van de belanghebbende was overgelegd. Tijdens de zitting op 24 januari 2025 heeft de gemachtigde het beroep ingetrokken. De heffingsambtenaar heeft vervolgens verzocht om vergoeding van proceskosten, stellende dat er sprake was van een nutteloze procedure. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, oordelend dat er geen sprake was van onredelijk gebruik van procesrecht door de eiser. De rechtbank concludeerde dat de gemachtigde niet onredelijk heeft gehandeld en dat er geen wettelijke grondslag was om de gemachtigde in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/1555

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van Tribuut, de heffingsambtenaar.

Inleiding

De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres] in [plaats 1] per 1 januari 2021 vastgesteld op € 177.000. Met deze waardevaststelling is ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [plaats 1] voor het jaar 2022 opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft beroep op 24 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde en, namens de heffingsambtenaar, [naam 1] deelgenomen.

Feiten

1. Met dagtekening 25 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar de WOZ-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelasting bekendgemaakt. Deze beschikking en aanslag staan op naam van [naam 2] in [plaats 2].
2. De gemachtigde heeft bezwaar gemaakt bij brief van 22 februari 2023. Hierin is voor zover van belang de volgende tekst opgenomen:
“Hierdoor wordt namens opdrachtgever c.q. belanghebbende de iure tijdig bezwaar (desnoods aanvullend) aangetekend tegen het in kopie bijgevoegde (aanslag-/beschikkings)biljet met het nummer [aanslagnummer] ten name van [naam 2].”
3. Bij het bezwaarschrift bevond zich geen machtiging. Bij brief van 11 maart 2023 heeft de heffingsambtenaar verzocht deze alsnog binnen twee weken in te dienen. Met dagtekening 24 maart 2023 heeft de gemachtigde een machtiging overgelegd van eiser.
4. De heffingsambtenaar heeft vervolgens om een machtiging op naam van [naam 2] gevraagd. Deze heeft de gemachtigde niet verstrekt.

Beoordeling door de rechtbank

5. In de uitspraak van 14 september 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ter zake van de WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelasting van [adres] in [plaats 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is en er geen machtiging van [naam 2] is ingediend.
6. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde het beroep ingetrokken.
7. De heffingsambtenaar heeft verzocht om een vergoeding van zijn proceskosten op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat sprake is geweest van een nutteloze procedure, die hem veel tijd heeft gekost. Hij heeft verzocht om een vergoeding van € 600, te weten 5 uur à € 120 voor de tijd die hij heeft besteed aan het lezen van de stukken, het voorbereiden van de zitting en het uitzoeken hoe een en ander in elkaar zit. Daarbij heeft ook meegespeeld dat de rechtbank ten onrechte een vergelijkbaar beroep over 2023 gegrond heeft verklaard. [1]
8. De gemachtigde voert verweer namens eiser. Volgens hem is geen sprake van onredelijk gebruik van procesrecht en heeft de heffingsambtenaar zelf onduidelijkheid in de hand gewerkt door uitspraak op bezwaar te doen zonder vermelding van een naam.
9. Op grond van artikel 8:75 van de Awb is de bestuursrechter bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter heeft moeten maken. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
10. De rechtbank wijst het verzoek af. De ergernis van de heffingsambtenaar [2] over het procesgedrag van de gemachtigde kan er niet toe leiden dat eiser in de proceskosten wordt veroordeeld. De rechtbank is van oordeel dat de reikwijdte van de machtiging van eiser aan de gemachtigde niet zover strekt dat eiser ermee heeft ingestemd dat hij bezwaar maakt tegen WOZ-waarden waarbij hij geen belanghebbende is. Daarmee heeft eiser geen onredelijk gebruik gemaakt van het procesrecht. In hoeverre dat van de gemachtigde gezegd zou kunnen worden, laat de rechtbank in het midden, omdat er geen wettelijke grondslag bestaat om een gemachtigde te veroordelen in de proceskosten van een partij.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek van de heffingsambtenaar af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van H. van Huigenbos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rechtbank Gelderland 10 september 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:6182.
2.De formulering in de inleiding “namens de heffingsambtenaar” suggereert wellicht dat de heffingsambtenaar niet zelf ter zitting is verschenen; gelet op artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit belastingbevoegdheden Tribuut 2024 is de heer [naam 1], die naar de rechtbank begrijpt juridisch beleidsadviseur als bedoeld in het eerste lid, maar korter in dienst dan de heer [naam 3], formeel niet de heffingsambtenaar. Voor deze zaak ziet de rechtbank aanleiding de heer [naam 1] wel aan te merken als de heffingsambtenaar omdat hij materieel wel die functie vervult.