Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de akte van [eiser in conv.] van 27 november 2024 met productie 23;
- de akte van [gedaagde in conv.] van 22 januari 2025 met producties 1 tot en met 4.
2.De verdere beoordeling
- i) een bedrag van € 40.160,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2000 tot de dag van algehele betaling;
- ii) een bedrag van € 150.000,00 te vermeerderen met enkelvoudige rente van 12 % per jaar vanaf 1 april 2007 tot en met maart 2010, en te vermeerderen met enkelvoudige rente van 6 % per jaar over de restanthoofdsom vanaf 1 april 2010 tot en met de dag van algehele betaling; en
- iii) een bedrag van € 52.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (restant)hoofdsom vanaf 9 maart 2010 tot en met de dag van algehele betaling.
- i) ter zake van de eerste geldlening een hoofdsom van € 40.160,00, te vermeerderen met een bedrag van € 13.364,16 voor vervallen, maar nog niet betaalde rente;
- ii) ter zake van de tweede geldlening een hoofdsom van € 90.960,65, te vermeerderen met een bedrag van € 11.309,66 voor vervallen, maar nog niet betaalde rente; en
- iii) ter zake van de derde geldlening een hoofdsom van € 52.000,00, te vermeerderen met een bedrag van € 22.241,56 voor vervallen, maar nog niet betaalde rente.